Column | Géén smartlappen

Gemma Venhuizen

Zaterdag speelde ik, mogelijk voor de laatste keer in mijn leven, accordeon. Zeventien jaar had ik les gehad, van mijn zevende tot mijn vierentwintigste, een groot deel van die tijd had ik ook in een orkest gespeeld. Tango’s, Bach, balkanmuziek. „Géén smartlappen”, voegde ik er steevast aan toe. Zeker als puber schaamde ik me voor het straatmuziekimago. De dertien jaar na mijn vertrek uit het orkest had ik mijn instrument nauwelijks aangeraakt; de koffer verstofte bij mijn ouders op zolder. Nieuwe interesses, te weinig tijd. Maar elke keer dat mijn moeder opperde de accordeon te verkopen zei ik stellig: nu niet. Wie weet dat ik ooit nog…

Nu had ze het, in een vlaag van opruimwoede, dan toch gedaan. Vrijdag, in een appje: „Je accordeon verkocht op Marktplaats. Morgen wordt hij opgehaald door iemand uit België.”

Goed beschouwd was het hun geld en hun zolder. Toch stond ik zaterdagochtend op hoge poten op de stoep. Melodramatisch stampte ik de trap op. „Ik ga nú spelen.” Nog één uur en tien minuten voor de koper er zou zijn.

Al bij het openen van de kist de vertrouwde geur van de leren schouderbanden. Bij het omdoen vonden mijn vingers op de tast hun weg naar het klavier en de bassen. Astor Piazzolla’s ‘Libertango’. ‘Adagio in G Minor’ van Thomas Albinoni. Zoveel herinneringen. De talloze keren op de fiets naar de muziekschool, hopend dat niemand uit mijn klas me met die overmaatse rugtas zag. Reizen met orkest naar Osnabrück en Innsbruck, het geluksgevoel dat opwelde tijdens het samenspelen. De keer dat ik mijn liefdesverdriet had verwerkt door te spelen, en mijn leraar verbaasd zei: „Ineens lukt het je om er emotie in te leggen!”

Ik was vergeten hoe muziek gevoelens kan losweken waar je brein geen grip op krijgt, als een badje soda bij een splinter.

Mijn moeder stond in de deuropening, vertwijfeld: „Moeten we het dan níét doen?” Maar de man zou er over twintig minuten zijn, aan de telefoon had hij verteld dat hij in Italië naast de fabriek had gewoond waar mijn accordeon vandaan kwam, zelf gaf hij wekelijks concerten en nu wilde hij samen met zijn zoon optreden. Als ik echt om mijn accordeon gaf, gunde ik hem dit tweede leven.

Ons afscheid was als een scheiding, juist door het loslaten waren de mooie kanten weer zichtbaar. Krampachtig vasthouden zou getuigen van angst, niet van liefde.

Net voor de man kwam, nam ik de trein terug naar Amsterdam. Ik liep over het Museumplein, langs de bloeiende linden naar het fietstunneltje onder het Rijksmuseum, waar net een Oekraïens duo begon te spelen. In de akoestiek van het gewelf klonken hun accordeons als orgelpijpen, overweldigend en intiem. Hun gezichten verrieden geen emotie, maar wat wist ik vergeleken met deze mannen nu van gemis, van loslaten? Steeds meer mensen verzamelden zich om hen heen, het was alsof de muziek een tijdelijk thuis creëerde. „Mooi, die straatmuziek”, zei een passant. Voor het eerst kon ik trots en instemmend knikken.

Gemma Venhuizen is biologieredacteur bij NRC en schrijft elke woensdag een column op deze plek.