Dankzij een boek uit 1949 zag ik afgelopen week opnieuw de ware aard van het Poetin-regime. Dat boek, dat ik zo nu en dan herlees, raad ik dan ook iedereen aan. Om de situatie in een ver land te kunnen begrijpen moet je nu eenmaal ter plaatse zien wat daar gebeurt. En als Fitzroy Maclean, de schrijver van dat boek, íets doet, dan is het dat wel. Lees daarom zijn Eastern Approaches, dat na 75 jaar eindelijk weer in vertaling beschikbaar is met als titel Oostwaarts. Een avontuurlijke reis achter vijandelijke linies.
Maclean (1911-1996) is in 1934 diplomaat in Parijs. Maar hij heeft het wel gehad met al die etentjes, recepties, flirts met mooie vrouwen, feesten in nachtclubs en politieke prietpraat, een leven dat, zoals hij schrijft, ‘ongetwijfeld zou leiden tot een chronische levercirrose’. Hij wil daarom naar het Oosten en vraagt overplaatsing naar Moskou aan. Iedereen raadt hem dat af. Een post op de ambassade in de Sovjet-hoofdstad zou een doodlopend spoor in zijn diplomatieke carrière zijn. Het sterkt Maclean alleen maar in zijn voornemen.
In de Sovjet-Unie van Stalin maakt hij de tijd van zijn leven mee. Hij reist dwars door Rusland, van Siberië naar de Kaukasus, en loopt als enige westerling rond in Tbilisi, Vladikavkaz, Bakoe, Tasjkent, Alma-Ata en Samarkand. Tegen de agenten van Stalins geheime politie die hem permanent volgen, zet hij een grote bek op, waarna ze meteen aftaaien.
Het meest onthullende deel van Oostwaarts gaat over de showprocessen van 1938 in Moskou tegen zo ongeveer de hele in ongenade gevallen top van de Communistische Partij. Als waarnemer woont Maclean die permanent bij. Daardoor beseft hij algauw dat de beklaagden na slaap- en voedselonthouding en dreigementen met de arrestatie van hun gezin valse verklaringen hebben ondertekend over hun deelname aan een trotskistische samenzwering. Dat blijkt vooral als Genrich Jagoda, een van Stalins fanatiekste beulen die nu zelf in de beklaagdenbank zit, ineens ontkent wat hij eerder heeft bekend. Als aanklager Vysjinski hem vraagt waarom hij dan heeft gelogen, wil Jagoda dat niet zeggen. Vysjinski onderbreekt de zitting daarop en Jagoda wordt afgevoerd. Als hij een paar uur later weer in het beklaagdenbankje verschijnt, oogt hij tien jaar ouder en bekent hij weer schuld, alsof er niets aan de hand is geweest. Wat er in de tussentijd gebeurd is, laat zich raden.
Alleen partij-ideoloog Nikolaj Boecharin gaat tijdens zijn proces het intellectuele gevecht met Vysjinski aan. Omdat hij toch al weet dat hij net als de anderen de kogel zal krijgen, breekt hij alle beschuldigingen aan zijn adres tot op de graat af.
In Macleans ogen verklaart Boecharin waarom de anderen zo zorgvuldig beredeneerd ‘schuld’ bekennen. Zo schrijft hij: ‘Het was in de eerste plaats een kwestie van een ideologisch, psychologisch klimaat. Zoiets was alleen mogelijk in de Sovjet-Unie, had hij gezegd.’ Maclean doelt daarmee op het door de bolsjewieken geschapen systeem van onwezenlijkheid, onderdrukking en achterdocht, dat iedereen in zijn greep houdt. Als hij concludeert dat als gevolg daarvan velen soms moeite hebben met het onderscheiden van het werkelijke en het denkbeeldige, legt hij onbewust een bruggetje naar 2024. Het werd me duidelijk toen deze week Poetin voor de vijfde keer als president van Rusland werd geïnaugureerd en miljoenen landgenoten hem toejuichten.