In oude aantekeningen vind je soms jaren na dato nog waardevol materiaal. In dit geval: notities uit juli 1994, over een verblijf bij Nederlandse soldaten van de VN-vredesmacht Unprofor in Bosnië, die illustreren hoe desastreus het Amerikaanse besluit is om de NAVO geen rol te geven in een naoorlogse vredesmacht in Oekraïne.
De Britten en Fransen deden in Bosnië het militaire werk. Ze reden in tanks, schoten af en toe. De Nederlanders waren vooral ‘verbindelaars’: ze zorgden voor de communicatie en gaven zaaizaad aan burgers. Britten en Fransen werden in Bosnië ‘Gunprofor’ genoemd, Nigerianen (die weleens slapend langs de weg werden aangetroffen) ‘Sunprofor’ en Nederlanders ‘Funprofor’. In ‘hotel Nunspeet’, het Nederlandse onderkomen, vertelde men dat er bij ‘Britbat’ een keer was ingebroken. In het notitieblok staat: „De dief werd doodgeschoten toen hij over het hek wilde klimmen en ze hebben hem expres twee dagen laten hangen. Bij Dutchbat werd ook eens ingebroken. De jongen wiens spullen gestolen waren, heeft de dief gezien. Maar schieten kwam niet in hem op. ‘Ik begrijp het wel, onze luxe maakt mensen jaloers’, zegt hij.”
Dit was een incident natuurlijk. Maar het hele notitieblok staat vol met dit soort schattige opmerkingen. Als je dit nu leest, vraag je je ernstig af of je met zo’n mentaliteit de Russen kunt stoppen. Want het is een mentaliteit die in Europa na tachtig jaar vrede totaal dominant is geworden.
Zonder maximale veiligheidsgaranties wordt Oekraïne alsnog ingelijfd
De oorlog in Oekraïne is Europa’s oorlog. Daarom moet Europa, als Donald Trump een wapenstilstand forceert tussen Rusland en Oekraïne, alles doen om te zorgen dat Rusland de tijd niet gebruikt om zijn leger te versterken en later met hernieuwde kracht opnieuw toeslaat. Oekraïne heeft maximale veiligheidsgaranties nodig voor ná de oorlog. Anders wordt het alsnog ingelijfd in het Russische rijk – waarna Moskou de Baltische staten kan opslobberen. Afgaande op uitspraken van president Poetin en diens medewerkers houden NAVO-landen er ernstig rekening mee dat dit vanaf 2030 gebeurt.
De vraag is: kan een Europese troepenmacht dit voorkomen? Kunnen Europeanen, van wie de meesten amper nog weten wat oorlog is, een blijvende dam opwerpen tegen Poetins meedogenloze imperiale oorlogsmachine? Waarschijnlijk niet. Europese legers zijn kleiner en slechter uitgerust dan in de jaren negentig. Dat is geen reden om geen troepen te sturen – nogmaals, dit raakt Europa’s veiligheid direct. Maar die troepenmacht moet supergroot zijn én, belangrijker, zou keihard gedekt moeten worden door de NAVO en dus de Amerikanen.
Ook Ruslandkenner Stephen Sestanovich, senior fellow bij de Amerikaanse Council on Foreign Relations, heeft oude Bosnische aantekeningen opgeduikeld. In Foreign Policy trekt hij dezelfde conclusie: in Bosnië waren de Europeanen machteloze toeschouwers van de meest afgrijselijke oorlogsmisdaden – zie Srebrenica. Ze kregen, met alle goede bedoelingen, niks voor elkaar. Het waren de Amerikanen die de oorlog stopten.
De parallellen druipen eraf, schrijft Sestanovich. Opnieuw hebben we hier te maken met een desintegrerende staat waarvan de rancuneuze romp wordt bestuurd door een ultra-nationalistische dictator die zijn oude rijk weer probeert op te tuigen. Poetin lijkt op Slobodan Milosevic. Ook de andere spelers zijn vergelijkbaar. De Bosniërs/Oekraïeners zijn dappere underdogs, die dringend vrede nodig hebben. Europese landen zijn verdeeld en klagen continu dat ze gepasseerd worden, zodat Trump hen even links laat liggen als president Clinton destijds.
Het Dayton-vredesakkoord (1995) voor Bosnië kwam er doordat onderhandelaar Richard Holbrooke twee dingen deed. Een: hij dreigde Milosevic met keiharde straf als die bleef doorvechten. Twee: hij beloofde Bosniërs (en Kroaten) militaire versterking én nauwe samenwerking met Amerika op veiligheidsgebied. „Het sturen van NAVO-peacekeepers na de oorlog,” schrijft Sestanovich, „toonde iedereen dat Amerikaanse belangen op de Balkan niet zouden verslappen.” NAVO-troepen waren, kortom, de cruciale bijdrage voor succes.
Oekraïne is Bosnië in het kwadraat. Minister van Defensie Hegseth zei het categorisch: no American boots on the ground. Europa mag zijn borst natmaken. Europese defensie is deze week eindelijk geboren.
Afzichtelijk en corrupt. Financial Times-columnist Martin Wolf had een maand geleden maar twee woorden nodig om het komende bewind-Trump te typeren, tijdens een publiek interview in Amsterdam. Het wordt ugly, zei hij, en corrupt. En Wolf is niet bepaald van de lunatic Left, hij is eerder een klassiek-liberale marktdenker.
Krijgt hij gelijk? Over het lelijke kunnen we kort zijn: iedereen heeft de brute behandeling kunnen zien die Zelensky, president in oorlogstijd, in het Witte Huis ten deel viel. Ostentatieve wreedheid is het handelsmerk van Trumps nieuwe elite van bullebakken en halfgoden.
Maar hoe zit het met de corruptie? Het valt misschien minder op omdat Trump zo ‘wild om zich heen slaat’, maar zijn ontmanteling van het staatsapparaat heeft een politiek en zakelijk doel. Dat is niet een kleinere of ‘efficiëntere overheid’, een traditionele Republikeinse wens. Integendeel: de huidige anti-bureaucratische kaalslag tast de efficiëntie en competentie van de overheid juist aan – en dat is de opzet. Ambtelijke, formele structuren worden gesloopt en vervangen door loyaliteit en eigenbelang.
In de Amerikaanse Senaat zette de Democraat Christopher Murphy onlangs op een rijtje wat de „verbijsterende rooftocht” tot nu toe heeft opgeleverd. Hij zag een „normaliseren” van corruptie op klaarlichte dag, die lijkt op het plunderen van de staatsruif door Poetin en zijn oligarchen. De staat als persoonlijk eigendom.
Vergezocht? Afgelopen week veranderde Trump voor zijn vriend Elon Musk het grasveld van het Witte Huis even in een Tesla-showroom door er vijf modellen tentoon te stellen, live uitgezonden op X: „Ik wil er zelf ook één.”
Kort voor zijn aantreden lanceerde Trump zijn eigen meme coin – een financiële route waarlangs iedereen met genoeg geld goodwill kan kopen bij de machtigste man ter wereld. Direct na zijn inauguratie nam hij maatregelen ten gunste van de olie-industrie, die ruimhartig bijdroeg aan zijn campagne.
De golf massa-ontslagen die sindsdien door de federale overheid rolt, treft niet toevallig allerlei toezichthoudende instanties. Inspecteurs-generaal die corruptie bestrijden, de National Labor Relations Board, die werknemersbelangen dient (en een klacht in behandeling heeft over een bedrijf van Musk), de directeur van de CFPB, een federale instantie die consumentenzaken behartigt, de Food and Drugs Administration, die onder meer nieuwe medische apparatuur beoordeelt (Musk heeft er een aanvraag lopen).
Grofste voorbeeld
Een aantal van die ingrepen is nu onder de rechter, maar het patroon is duidelijk. En het gaat door: het ministerie van Justitie heeft een reeks aanklachten moeten laten vallen die Trump niet aanstaan, een flagrante politisering van justitie. Grofste voorbeeld is het stilleggen van de strafzaak tegen de van corruptie verdachte burgemeester van New York, die in ruil trouw moet zweren aan Trumps uitzettingsbeleid.
Kleiner grut: Trump ontving bakkeleiende golfbonden om hun conflict uit te praten – een geschil waar hij, als gastheer van golftoernooien, zakelijk belang bij heeft.
Precedenten? Ja, Richard Nixon (president van 1968 tot 1974) was een crook, al ontkende hij het, en zei hij dat „als de president iets doet, het niet onwettig is” – een voorbode van de absolute macht die Trump nu voor zich opeist. Maar Nixon trad af. De vrijwel vergeten president Warren G. Harding (1921-1923) liet een roofzuchtige kliek zijn gang gaan maar was volgens zijn biograaf zelf vooral een sukkel.
Trump is uit ander hout gesneden – eerder dat van keizer Nero. Zijn corruptie komt niet voort uit onmacht (Harding) of politieke paranoia (Nixon), het is een geloofsartikel. Trump maakt van het presidentschap zijn bezit, een merk – het ideale verdienmodel.
Lees ook
Trump verandert het Witte Huis in een Tesla-showroom, al heeft Musk hem ‘nog nooit om een gunst gevraagd’
„Je wil vast weten of het zijn laatste collectie is, hè?” vraagt de pr-medewerker die NRC welkom heet in het voormalige woonhuis van Karl Lagerfeld, waar de nieuwe collectie van Loewe gepresenteerd wordt. Bij de ingang poseert Fifty Shades of Grey-acteur Jamie Dornan voor een metershoge pompoen van kunstenaar Anthea Hamilton die te zien was in een Loewe-campagne uit 2022. „Ik zeg het maar meteen: we weten het niet.”
Al maanden gaat het gerucht dat Jonathan Anderson, sinds 2013 creatief directeur bij het modehuis uit Madrid, gaat stoppen. Eén dag voor deze presentatie deelde hij op Instagram een video met een terugblik op de afgelopen twaalf jaar bij Loewe. Dat werd door het modepubliek in Parijs, waar modehuizen afgelopen week hun najaarscollecties presenteerden, opgevat als een bevestiging van zijn vertrek. Dat zorgde voor een bedrukte stemming bij de presentatie van zijn juist zo vrolijke collectie (kleurrijke jassen geïnspireerd op het werk van textielkunstenaar Anni Albers, tassen gebaseerd op de schilderijen van haar man Josef Albers).
Het Loewe van Jonathan Anderson was nogal geliefd. Hij weet vooruitstrevende collecties te ontwerpen die op die van niemand anders lijken en vaak lijnrecht indruisen tegen de heersende schoonheidsidealen (in de nieuwste collectie zitten veterschoenen met een verlengde neus waardoor de draagster minstens maat 45 lijkt te hebben), maar óók enorme commerciële successen zijn.
Het is een verademing tussen de vele brave, veilige collecties die zijn concurrenten de afgelopen seizoenen lieten zien. Op een enkeling na kampen grote modehuizen met teruglopende inkomsten, waardoor ze eindeloos op vroegere successen voortborduren en ongeïnspireerde logoproducten uitbrengen. Voor experiment, risico en lol moet je bij jonge, onafhankelijke ontwerpers zijn, bij wie nog geen ceo’s in de nek hijgen.
De Nederlandse ontwerper Duran Lantink maakte indruk in Parijs met zijn collectie. Foto Duran Lantink
Bijvoorbeeld bij Duran Lantink, de Nederlander die in Parijs een van de beste collecties van de week liet zien. Het is jammer dat na afloop de laatste look – een mannelijk model met op en neer stuiterende voorbindborsten – viral ging, waardoor zijn kleren niet de aandacht kregen die ze verdienen. De opgeblazen silhouetten waar Lantink inmiddels om bekendstaat, heeft hij tot in de puntjes weten te verfijnen. Een top met luipaardprint was zo opgerekt dat de halslijn tot de oren van het model reikte, een trenchcoat zo geconstrueerd dat-ie open bleef staan en de voering met slangenprint zichtbaar werd. De vele dierenprints waren het startpunt van de collectie, die Duranimal heet. Er was een gebreide trui met een ooievaar die verwees naar het wapen van zijn geboorteplaats Den Haag.
De modellen liepen langs office cubicles vol hoge stapels papieren, post-its en ‘I love Duran’-mokken. Vanuit die hokjes lieten leden van het operakoor van de Parijse universiteit Sorbonne live gezang horen. Het zou wel eens Lantinks laatste collectie onder eigen naam kunnen zijn, want hij schijnt de nieuwe creatief directeur van Jean Paul Gaultier te worden.
Kantoor op de catwalk
De kantoorsetting was vaker te zien in Parijs. ‘Corporate core’ wordt het genoemd op TikTok: het festisjeren van het kantoorleven. Bij onder meer Balenciaga en Stella McCartney leverde het mannenpakken, powerschouders en veel grijs op. Nu steeds meer mensen thuis of in koffietenten zzp’en is de kantoortuin een bijzondere plek geworden, lijkt de gedachte erachter. Of misschien hebben de ontwerpers gewoon series als Severance en Industry gebinged.
De derde collectie van Julie Kegels, een ander hoogtepunt deze week, past ook bij die trend. De 26-jarige ontwerpster uit Antwerpen raakte geïnspireerd door een boek dat ze op een rommelmarkt in Los Angeles gevonden had: Executive Style: Achieving Success Through Good Taste and Design, vol interieurtips die je bedrijf tot een succes zouden maken. Op pantalons, rokken en cardigans plakte ze logootjes met de tekst ‘J.K. Finance Inc.’. En ze liet mode en interieur samensmelten: van het leer van een oude bank maakte ze een rok, leren kussens werden oversized handtassen en een fraai mantelpak gaf ze een print van hout. Een conceptuele collectie die uitblonk in inventiviteit, eigenzinnigheid én draagbaarheid.
Sinds de Antwerp Six – onder anderen Dries Van Noten en Ann Demeulemeester – zijn er niet meer zoveel succesvolle Belgen in de modewereld geweest
Kegels is onderdeel van wat gerust een Belgische renaissance genoemd kan worden. Sinds de Antwerp Six – zes jonge ontwerpers, onder wie Dries Van Noten en Ann Demeulemeester, die eind jaren tachtig samen optrokken en wereldberoemd werden – zijn er niet meer zoveel succesvolle Belgen in de modewereld geweest. Naast Kegels zijn er nog twee jonge vrouwelijke ontwerpers die onder hun eigen naam shows geven. Marie Adam-Leenaerdt hangt met haar slimme, ronduit coole en vaak multifunctionele kledingstukken al in de mooiste warenhuizen ter wereld. Meryll Rogge, die jaren bij Dries Van Noten werkte, stond voor het eerst op het officiële schema van de Franse modeweek.
De Belgische Julie Kegels bekleedde een mantelpak met een print van hout. Rick Owens werkt samen met jonge ontwerpers en weet met zijn collecties altijd te verrassen.
Daarnaast zijn er een hoop succesvolle Belgen die niet onder hun eigen naam werken. Pieter Mullier bijvoorbeeld, creatief directeur bij Alaïa (samen met The Row het meest gedragen modemerk onder bezoekers van de fashion week), Glenn Martens is net aangesteld bij het van oorsprong Belgische Maison Margiela en in het najaar laat de Frans-Belgische Matthieu Blazy zijn eerste collectie zien als hoofdontwerper van Chanel. Opvallend is dat deze generatie niet meer vanzelfsprekend van de beroemde Antwerpse modeacademie komt. Matthieu Blazy, Marie Adam-Leenaerdt en Julian Klausner studeerden aan kunstacademie La Cambre in Brussel.
Naar de show van Klausner, de opvolger van Dries Van Noten, die vorig jaar na 38 jaar met pensioen ging, werd misschien wel het meest uitgekeken in Parijs. Zijn debuutcollectie ontwierp hij met de showlocatie in gedachten: operagebouw Palais Garnier, met plafonds vol gouden ornamenten, glimmende kroonluchters en gordijndraperieën. Dat leidde tot maximalistische ontwerpen van rijke stoffen als fluweel, satijn en jacquard, uitgevoerd in edelsteentinten. Erg geslaagd waren de speelse kledingstukken gemaakt van gordijnkwasten in verschillende maten en kleuren. De collectie had absoluut het vertrouwde Dries-gevoel, al miste het moderne randje dat Van Noten zelf aanbracht door zijn romantischer ontwerpen te combineren met bijvoorbeeld een spijkerbroek, sweater of bomberjack.
Meer bont
Nu grote Amerikaanse bedrijven als Meta en Amazon hun diversiteitsprogramma’s afbouwen, lijkt ook de modewereld weer als vanouds niks te geven om het laten zien van verschillend soorten vrouwenlichamen. Ontwerpers zijn massaal terug bij hun favoriete kledingmaat: 32, of hooguit 34. Zou het iets te maken hebben met de populariteit van Ozempic? Of is de Trumpiaanse aversie tegen ‘politiek correcte’ keuzes naar de modewereld overgeslagen?
De ouftits van Marie Adam-Leenaerdt hangen al in de mooiste warenhuizen ter wereld. De show van Chloé zat tjokvol (nep)bont, net als sommige andere collecties.
Foto Alessandro Garofalo, Foto Chloé
Er zijn meer verworvenheden verloren gegaan. Na een decennium met weinig bont op de catwalk barstte het er dit seizoen van. Veel was nep, maar toch voelde het als een stap terug in de tijd, juist nu er al zo weinig progressiefs gebeurt in de mode. Het oogt gedateerd en nepbont is gemaakt van synthetische vezels die voortkomen uit chemische processen en amper biologisch afbreekbaar zijn.
De collectie van Chloé, waar ontwerper Chemena Kamali al drie seizoenen bohémienne seventiesvrouwen de catwalk op stuurt, zat tjokvol (nep)bont. Ook de roze ruchesjurk waarmee hiphop-ster Doechii – op blote voeten – op de eerste rij zat was versierd met nepbontpluimen. Want dat is niet veranderd: de alomtegenwoordigheid van supersterren. Sinds Doechii vorige maand haar Grammy voor het beste rapalbum kwam ophalen in vier verschillende, avant-gardistische Thom Browne-outfits heeft de modewereld haar omarmd. Ze zat tijdens de modeweek ook bij Schiaparelli, Tom Ford en Acne Studios.
Ook de show van Dior was, zoals altijd, met celebrities overladen. Voor de deur van de speciaal opgetuigde tent in stadspark de Tuilerieën stonden honderden fans hun idolen (veelal Koreaanse popsterren) toe te juichen. Creatief directeur Maria Grazia Chiuri ontwierp, geïnspireerd door Orlando van Virginia Woolf, een collectie met historische referenties naar een veelvoud aan tijdperken: fluwelen capes, korsetten met ritsen, blouses vol ruches, jasjes met koninklijk (nep)hermelijn, avondjurken met molensteenkragen.
Creatief directeur Maria Grazia Chiuri van Dior ontwierp een collectie met vele historische referenties. Julian Klausner ontwierp bij Dries Van Noten een maximalistische debuutcollectie.
Foto Dior, Foto Gorunway
Ook over Chiuri wordt volop gespeculeerd: ze schijnt binnenkort vervangen te worden door Jonathan Anderson, van Loewe. Als dat onzin blijkt, zijn er alsnog ongelooflijk veel wissels in aantocht: bij grote, invloedrijke modehuizen als Chanel, Gucci, Dior Men, Jil Sander, Bottega Veneta, Céline en Maison Margiela gaan de komende tijd nieuwe ontwerpers debuteren. Over pakweg een jaar zal het modelandschap er dus heel anders uitzien.
Een ontwerper die nooit in zijn 31-jarige carrière een brave collectie heeft getoond is de Amerikaan Rick Owens. Bij hem weet je wat je krijgt: lange, dramatische silhouetten, capes, plateaulaarzen, veel zwart en leer. Maar door jonge ontwerpers aan zijn collecties te laten meewerken, blijven ze fris. Dit keer werkten er vijf mee, onder wie Tanja Vidic, die complexe, lange jurken breide, en Matisse Di Maggio, die tops maakte van honderden smalle reepjes rubber. Als soundtrack koos Owens het nummer dat 23 jaar geleden bij zijn eerste show in New York ook door de zaal schalde: Mass Production van Iggy Pop. Een nummer dat Owens doet verlangen naar „the weird and wonderful”. Iets waar de modewereld op het moment wel wat meer van kan gebruiken.
Lees ook
De ‘onemanshow’ van Rick Owens: ‘Ik kan doen en zeggen wat ik wil. Welke ontwerper kan dat nog?’
De klant moet het je gunnen, zegt Wim van de Geest (44), die voor zijn zaak de ene na de andere voorbijganger begroet – „Hai!” „Lekker weertje hè!”„Heerlijk!”. De klant kiest voor jouw winkel en niet die van een ander en dat moet je verdienen. Zeker in een hechte gemeenschap als Bunschoten-Spakenburg. „Persoonlijk contact, dat is de essentie.”
„Bedankt voor het gunnen”, zegt Van de Geest daarom standaard tegen de klant na elke transactie. Heeft-ie zelfs op de gevel gezet: ‘Fijn dat u voor de Bruna heeft gekozen’.
En zoiets lijkt vanzelfsprekend, maar hij ziet het de jonge stagiairs niet meer doen. Die moet hij inmiddels echt léren om de klant gedag te zeggen. „Vanwege” – hij kijkt naar beneden, naar z’n opengevouwen hand.
Dus die eerste stageweek draait vooral om de omgangsvormen. En de kassa. Terug van 12,45 euro? „Snappen ze niks van.” En als de klant dan ook nog een briefje van 20 neerlegt én 3 euro erbij „slaat de paniek toe”. Betalen doe je toch online? Of via de zelfscan? Of met je telefoon? Pinpas, desnoods. „Winkeltje spelen, dat kennen ze niet meer.”
‘Zijn’ Spakenburg, het vissersdorp aan de voormalige Zuiderzee, heeft in het verleden best wat bedreigingen gekend. Kerkscheuringen. De strijd met het water. En in de Tweede Wereldoorlog dreigde de Duitse bezetter het dorp plat te branden vanwege smeulend verzet onder vissers.
Maar de grootste bedreiging nu is een digitale. Althans, voor een winkelier als Wim van de Geest, die als telg van een Spakenburgse ondernemersfamilie sinds 2010 de lokale Bruna bestiert. Broer Freek is eigenaar van De Smid Spakenburg, nicht Esther doet de Blokker en nicht Astrid tot voor kort de Intertoys. En allemaal moeten ze nu opboksen tegen virtuele grootmachten als bol.com en Alibaba.
Af en toe een actie om weer even „bekende Spakenburger” te worden, dat helpt. Zoals toen Van de Geest in 2016 Nijntje had laten vertalen in dialect. Groòf en oòtje pluûs – Opa en oma Pluis.
En sinds vorige week staat in zijn zaak een automaat om muntgeld op te nemen, voor de lokale ondernemers. Naast een muntgeld-stort-automaat én een reguliere geldautomaat, want met 250 handelaren in vis en koek die in het hele land op markten staan, is Bunschoten-Spakenburg hét epicentrum van de cash. Zo is in zijn Bruna nog altijd 40 procent van alle betalingen contant – landelijk 20 procent. En veel van zijn klanten zijn zelf ook ondernemer. Die komen bij hém een online besteld boek ophalen. Of hun centen wisselen. En allemaal komen ze elkaar tegen op de tribunes van de lokale voetbaltrots, SV Spakenburg.
‘Koop in den vreemde niet wat je eigen dorp je biedt.’ Dat is hoe deze hechte gemeenschap weerstand biedt.
Alleen, ze moeten het je wel gúnnen. „Hai!”, zegt Van de Geest zwaaiend naar de oud-burgemeester die met een boodschappentrolley naar de supermarkt loopt. Had-ie laatst een krantje voor bewaard, toen hij op vakantie was.
Freek Schravesande doet elke donderdag ergens vanuit Nederland verslag.