In januari 2020 hield de Amerikaanse president Donald Trump op het World Economic Forum een brave toespraak over de Amerikaanse economie. Daarna had hij nog een ontmoeting met de voorzitter van de Europese Commissie, Ursula von der Leyen, waar ook Eurocommissaris Thierry Breton aanschoof.
„Je moet één ding begrijpen”, zei Trump tegen Von der Leyen, „als Europa wordt aangevallen zullen we je in geen geval komen helpen en je niet ondersteunen”. Bovendien, vervolgde hij: „De NAVO is dood en wij zullen vertrekken, we zullen de NAVO opzeggen.” Trump claimde ook dat Von der Leyen nog 400 miljard dollar bij hem in het krijt stond omdat „jullie Duitsers” niet genoeg aan defensie hadden gespendeerd.
Breton vertelde de anekdote deze week op een partijbijeenkomst in het Europees Parlement. De ambitieuze Fransman deed dat niet alleen uit snoeverij: hij gebruikte Trump in zijn poging een Europees industriebeleid voor defensie van de grond te tillen, waartoe ook een fonds van maar liefst 100 miljard euro moet gaan behoren. Met Trump zijn we op ons zelf aangewezen, meende Breton.
De Amerikaanse verkiezingsstrijd is nog maar net begonnen en op weg naar het Witte Huis moet Trump nog tig rechtszaken overleven, de nominatie binnenslepen én Joe Biden verslaan, maar in Brussel spookt hij al rond. Alleen al de dreiging van een Trump-comeback is een politiek fenomeen.
Vlak voordat Breton uit de school klapte, had hij overigens de Duitse minister van Defensie, Boris Pistorius, nog even onder de bus gegooid – zonder diens naam te noemen. Pistorius zei eind vorig jaar dat de EU niet in staat is om Oekraïne zoals beloofd binnen een jaar één miljoen 155 millimeter-granaten te leveren. Breton hield staande dat de EU straks, mede dankzij zijn inspanningen, in staat zal zijn ruim één miljoen granaten per jaar te produceren. En overigens was het niet behulpzaam om als minister van Defensie te verkondigen dat de EU vitale ammunitie niet zou kunnen leveren: „Dat zeg je niet als er oorlog woedt op je continent.”
Breton, formeel belast met de Interne Markt, bestiert in de Commissie een groot imperium – van vaccins, AI, ruimtevaart tot defensie. Hij is niet wars van ingrijpen in de markt en Breton trekt graag aandacht, al was het maar om Breton vooruit te helpen – hij zou zinnen op een nóg belangrijkere EU-job na de Europese verkiezingen, komende juni.
Maar dat Europa nu eindelijk serieus werk moet maken van zijn eigen defensie, daarin heeft de hoekige Fransman met zijn theatrale haar gelijk. Breton vindt dat Europa zich moet wapenen tegen dreigingen van buiten. Europa moet een serieus antwoord hebben op Poetin en zich indekken tegen het risico dat de VS vroeg of laat hun aandacht naar elders kunnen verleggen. Overigens zou Breton ook eens even zijn eigen president onder handen moeten nemen: Frankrijk leverde tot nu toe maar een vijfde van de militaire steun aan Oekraïne die Nederland leverde.
Het was vier jaar terug in Davos niet de eerste keer dat Trump dreigde de NAVO vaarwel te zeggen. Tijdens NAVO-toppen, kort na zijn aantreden in 2017, dreigde hij al de Europeanen aan hun lot over te laten als ze niet snel hun defensie-uitgaven zouden opschroeven. Het bleef bij dreigen, maar de schrik zat er goed in. Zonder de VS kan Europa zich simpelweg niet verdedigen.
Zou een herkozen Trump wel uit de NAVO stappen? Hij zou wel gek zijn, eigenlijk. Iemand moet hem duidelijk kunnen maken dat de VS mede zo machtig zijn omdat het machtige bondgenoten heeft. Het is een van de machtsfactoren waarop de VS beter scoren dan China. Een aantal Europese landen – Polen, Finland, Denemarken – heeft onlangs nog bilaterale defensie-overeenkomsten gesloten met de VS. Bovendien levert de NAVO geld op: veel lidstaten kopen Amerikaanse wapens.
Gezond verstand zegt: niet doen, Donald.
Maar Trump kan ook voor chaos zorgen zonder daadwerkelijk op te stappen: de dreiging alleen is al genoeg. De kern van de NAVO is Artikel 5: allen voor één. De verplichting tot onderlinge bijstand is niet concreet omschreven en nog nooit serieus op de proef gesteld, maar de NAVO is sterk zolang de belofte elkaar bij nood te helpen geloofwaardig is. De informele leider hoeft maar twijfel te laten ontstaan over zijn betrouwbaarheid als partner en het hele bouwwerk begint te wankelen. Een mooier geschenk voor Poetin is natuurlijk niet denkbaar. Openlijk speculeren over de solidariteit in het Atlantisch Bondgenootschap is nu véél gevaarlijker dan voorheen.
Redacteur geopolitiek Michel Kerres schrijft hier om de week over de kantelende wereldorde.
Wat wil Israël met zijn Gaza-oorlog? Of liever gezegd, wat willen premier Netanyahu en zijn medestanders, want er zijn er genoeg in Israël die klaar zijn met de oorlog. Ja, Hamas vernietigen om een volgend 7 oktober te voorkomen, en de gijzelaars vrij. Maar na ruim een jaar van genadeloze bombardementen is Hamas nog enigszins in leven, bestaat nauwelijks tot geen hoop dat gijzelaars levend vrijkomen en lijkt oorlog nog het enige oorlogsdoel. Een plan voor na de oorlog is er niet, of misschien wel maar goed verborgen.
Een apocalyptische woestenij, schreef EU-buitenlandchef Josep Borrell vorige week vrijdag op zijn blog. Ik zie het op de beelden uit de Gazastrook. Hij is lang de enige niet die in dergelijke termen of zwaardere spreekt over de toestand van het Palestijnse gebied. „In Gaza is een genocide gaande”, zei de Jeruzalemse Holocausthoogleraar Amos Goldberg in deze krant. Op een webinar zag ik zijn collega (Brown University) Omer Bartov vorige week hetzelfde betogen. Niet zozeer om de tienduizenden doden maar om de „systematische verwoesting” die aan de gang is, „niet alleen van huizen en van plaatsen waar Hamas kan zijn geweest maar universiteiten, scholen, moskeeën, musea, en woningen en infrastructuur”. Met de opzet het gebied onbewoonbaar te maken, het de Palestijnen onmogelijk te maken er nog te leven als een groep, een karakteristiek van genocide.
Voor het eerst gebruikte vorige week ook een VN-commissie de term genocide voor de oorlog in Gaza. Israëls oorlogvoering „is in overeenstemming met de karakteristieken van genocide”; Israël „gebruikt uithongering als oorlogsmethode en legt het Palestijnse volk collectieve bestraffing op”, aldus het rapport van de Speciale Commissie die sinds 1968 de Israëlische praktijken in bezet gebied onderzoekt.
Nog een rapport, 154 bladzijden vol ellende, van Human Rights Watch, Hopeless, Starving and Besieged: Israel’s Forced Displacement of Palestinians in Gaza. Geen genocide in dit rapport maar oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid. HRW wijst onder veel andere op de massale verplaatsingen van bijna de hele bevolking op bevel van het Israëlische leger.
Ik zie niet hoe iemand de Gaza-oorlog vandaag nog kan verdedigen. Maar wie doet er ook iets aan? Of probeert tenminste iets te doen?
In elk geval niet het land dat het meeste verschil zou kunnen maken, beste bondgenoot/wapenleverancier Amerika. De dertig dagen die Washington Israël half oktober gaf om in de eerste plaats meer humanitaire hulp te geven, waren vorige week voorbij zonder enige beweging van Israëlische kant, constateerden hulporganisaties. Niettemin maakte Washington bekend geen consequenties te verbinden aan wat er met zijn wapens wordt aangericht.
Niet de Arabische en islamitische vrienden van de Palestijnen. Hun top in Riad onderstreepte tien dagen geleden de noodzaak van een duurzame vrede en riep de internationale gemeenschap op actie te ondernemen.
En vast ook niet de verdeelde Europese Unie. EU-buitenlandchef Borrell pleit er wél voor: een invoerverbod voor producten uit de illegale Israëlische nederzettingen in bezet gebied, opschorting van de politieke dialoog met Israël. Ik zou zeggen, trek uw conclusies uit de antwoorden van de Nederlandse ministers van Buitenlandse Zaken en van Ontwikkelingshulp op vragen van GroenLinks-PvdA over „recente ontwikkelingen in Israël-Palestina”. In mijn (zonder twijfel vooringenomen) superkorte samenvatting: de situatie is zorgelijk, en we dringen er bij de Israëlische regering op aan zich aan het internationaal recht te houden.
Nou, dat zal wel helpen. Arme Gazanen, daar in die apocalyptische woestenij. De oorlog gaat door om God weet wat te bereiken. Het wordt winter. Zoek het maar uit. De wereld gaat niets doen voor jullie.
„Moeders, dochters, wij zijn de toekomst.” Een Afghaans protestlied klinkt dinsdag door de Grote Kerk in Amsterdam, waar de zeventienjarige Afghaanse activist Nila Ibrahimi de Internationale Kindervredesprijs in ontvangst neemt. De stichting KidsRights reikte de prijs eerder uit aan onder meer de Pakistaanse vrouwenrechtenactivist Malala Yousafzai en de Zweedse klimaatactivist Greta Thunberg.
Ibrahimi was dertien jaar oud toen de toenmalige Afghaanse regering in maart 2021 meisjes en vrouwen verbood in het openbaar te zingen, op het moment dat de Taliban steeds verder oprukten. Nadat vrouwen zich op grote schaal online tegen de wet verzetten, trok de regering de wet weer in. Een filmpje waarin Ibrahimi een lied zingt over meisjes die naar school willen, ging de wereld over.
Die zomer viel Kabul, en Ibrahimi vluchtte met haar familie naar het buitenland. Ondanks progressieve beloftes geldt het bewind van de Taliban als een van de meest onvrije ter wereld voor vrouwen. Vanuit Canada werkt Ibrahimi nu aan verschillende initiatieven om Afghaanse vrouwen een stem te geven.
Ibrahimi vertelt de dag voor de uitreiking het kantoor van de Oude Kerk aan NRC over haar deelname aan de ‘zangbeweging’ en over hoe ze vanuit het buitenland opkomt voor vrouwen in Afghanistan. „Online activisme helpt, het houdt de hoop in leven.”
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="De 17-jarige Nila Ibrahimi ontving dinsdag de Internationale Kindervredesprijs.
Foto Hedayatullah Amid
” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="De 17-jarige Nila Ibrahimi ontving dinsdag de Internationale Kindervredesprijs.
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Nila Ibrahimi werd bekend toen een video waarin ze een protestlied zingt de wereld over ging.
Foto Hedayatullah Amid
” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Nila Ibrahimi werd bekend toen een video waarin ze een protestlied zingt de wereld over ging.
Wat betekende die anti-zangwet voor jou persoonlijk?
„Zingen was een groot deel van mijn leven, mijn identiteit. Ik ging naar een school die veel met muziek deed. Zo kwam ik in een muziekgroep terecht, de Sound of Afghanistan. Toen dat van me afgepakt werd, was ik bang dat dat zou leiden tot nog strengere wetgeving, als het toegelaten zou worden. Dus ik moest wel in opstand komen.”
Ibrahimi stond niet alleen. Er ontstond een online beweging onder de hashtag #IAmMySong, waarbij vrouwelijke influencers, muzikanten, journalisten en scholieren filmpjes plaatsten op sociale media waarin ze uit protest hun lievelingsliederen zongen. Ibrahimi besloot ook een zangvideo online te zetten op Twitter (nu X).
„Mijn broer plaatste de video, ik had toen nog geen sociale media. De nacht dat we het maakten, voelde het wel riskant, gevaarlijk zelfs. Het voelde alsof ik iets heel groots oppakte voor mijn leeftijd. Maar ik was blij verrast om te zien dat het werkte. Het kreeg internationale aandacht. Dat voelde heel goed: als onze overheid niet voor ons opkomt, dan de internationale gemeenschap ten minste wel.
„Het was bovendien een moment waarop ik ontdekte dat ik me kon uitspreken. Dat mijn standpunt geaccepteerd en gerespecteerd kan worden. Dat gold denk ik wel voor veel Afghaanse meisjes.”
De overheid zag af van het verbod, maar de Taliban heeft na de overname alsnog verregaande regels ingevoerd tegen vrouwen in de openbare ruimte.
Wat kunnen activisten in het buitenland doen om vrouwen in Afghanistan te helpen?
„Ik denk dat je met online activisme veel mensen kan bereiken, maar het voelt soms alsof je in de leegte praat. Je kan organisaties helpen die scholing voor vrouwen in Afghanistan via omwegen toch mogelijk willen maken. Of bellen met vrouwen die daar zijn – degenen die toegang hebben tot het internet – om de hoop levend te houden. Zo hebben meisjes thuis niet het gevoel dat ze door de wereld vergeten worden.”
Dat doet Ibrahimi onder meer met het platform HerStory, waar ze ervaringen van Afghaanse vrouwen deelt met de wereld, maar ook met vrouwen in Afghanistan zelf.
Wat willen je met het platform HerStory bereiken?
„We willen mensen van buiten Afghanistan dingen leren over Afghaanse vrouwen. En we willen vrouwen een kans geven om zelf hun verhaal te vertellen. De wereld zet ze vaak alleen maar neer als onderdrukt.
„We hebben contact met vrouwen binnen en buiten Afghanistan. Dat eerste is lastig, want weinig Afghanen buiten de steden hebben toegang tot het internet. Maar we focussen ook op internationale bewustwording. Ik hoop dat daardoor meer hulp komt voor programma’s rond educatie voor vrouwen, en dat het door die hulpwegen ook makkelijker wordt om vrouwen te bereiken.
Lees ook
Kabul is een stad zonder vrouwen geworden
Tijdens de uitreiking zing je het lied uit jouw video nogmaals. Dit keer wordt het internationaal uitgezonden op schermen in grote steden, deels vertaald in het Engels. Wat betekent het lied voor jou?
„Toen we de video maakten, vonden we dit een geschikt protestlied omdat de tekst meisjes aanmoedigt om naar school te gaan. Toen ik het voor het eerst zong, gingen meisjes nog naar school, het paste bij die situatie. Maar deze keer brengt het ook verdriet naar boven. Nu zingen we het alleen maar in de hoop dat het ooit weer gebeurt. Dus het is wel emotioneel voor me, het raakt aan alles waar ik voor sta.”
Nadat de Taliban afgelopen augustus strenge moraliteitswetten invoerden, gebruikten Afghaanse vrouwen zangvideos opnieuw als online protestmiddel. Denk je dat het deze keer ook helpt om wetten te bestrijden?
„Ik denk dat het helpt, omdat het meiden in Afghanistan helpt de hoop in leven te houden. Want zodra meisjes denken dat de hele wereld hen vergeten is, zullen ze zichzelf vergeten en hun dromen opgeven. En dat is precies wat de Taliban willen bereiken, zodat vrouwen doen wat ze hen opdragen. Het gevoel van ‘we staan achter je’ en ‘je bent niet alleen’ overbrengen, is denk ik ook de belangrijkste drijfveer voor mijn activisme.
Toen pro-Palestijnse demonstranten vorig jaar de Klimaatmars in Amsterdam kaapten, waren veel andere activisten ontstemd: wat had de genocide in Gaza nu met het klimaat te maken? Nu krijgen ze antwoord van Tom Middendorp, oud-commandant der strijdkrachten. In de driedelige reisserie Missie Middendorp (NPO 2) bezoekt hij conflictgebieden om de invloed te tonen van gevaarlijke klimaatverandering op politieke instabiliteit.
Zo ontmoet hij Somalische piraten, en Bengalen die tegen het water strijden. De eerste aflevering brengt de klimaatgeneraal naar Irak. Structurele droogte drijft werkloze jonge boeren in de handen van IS, of drijft ze naar grote steden die dat niet aankunnen. Diverse betrokkenen die de generaal spreekt vrezen dat Irak door de droogte op den duur weer in chaos zal wegzinken. Middendorp gaat naar de Mosul-dam. Het waterpeil is gevaarlijk gedaald. Vrijwel heel Irak is van de dam afhankelijk voor water. In 2014 dreigden IS-strijders de dam door te steken – water als machtsmiddel. Ook gaat hij naar de sloppenwijken van Mosul waar grote wanhoop heerst.
De sympathieke generaal is helaas niet de gedroomd verteller. Hij is wat stijfjes, praat vlak. De mensen die hij spreekt blijven ook wat op afstand, niet in de laatste plaats omdat hij met een Iraakse legereenheid reist, denk ik. Maar het blijft een bijzondere, verhelderende serie met een verrassende invalshoek.
Om te laten zien dat dit probleem ook Nederland aangaat, wijst Middendorp op de invloed van droogte op de aanwas van vluchtelingen en terroristen. Hierbij toont hij beelden van terroristische aanslagen in Europa – hoofdzakelijk gepleegd door Europeanen dus niet heel relevant, zou je denken. Verder wil Middendorp de tv-kijkers niet in mineur achterlaten, dus komt er ook een uitvinder aan het woord die een apparaat ontwierp dat condenswater opvangt. Verder toont de generaal een irrigatieproject in Irak van de Nederlandse overheid.
Dunbekwulp
Middendorps optimisme wordt tenietgedaan door het Achtuurjournaal (NPO 1), dat officieel meldde dat de dunbekwulp is uitgestorven. Meer soorten zullen volgen. In een schokkerig filmpje uit 1994 zien we de vogel nog vrolijk fluitend rondscharrelen. De verslaggever vindt „uitgestorven” wel heel definitief, dus hengelt ze naar een sprankje hoop. Pepijn Kamminga, die in Naturalis over de opgezette dieren waakt, geeft haar „misschien 4 procent” kans dat ze toch nog ergens een dunbekwulp spot. „Zeker melden.” Deze reportage was trouwens bedoeld als luchtige uitsmijter van het journaal.
Verder had het journaal een reportage over de klimaattop in Bakoe. Die loopt niet helemaal lekker en dat ligt wederom deels aan de locatie: gastland Azerbeidzjan leeft van olie en gas. In de reportage zien we een man in een bad met ruwe olie liggen. Je kunt er niet alleen je auto op laten rijden, in Bakoe menen ze dat olie ook geneeskrachtig is. „Je krijgt het warm en de poriën openen zich”, zegt de badende man. Volgens de dermatoloog van de kliniek helpen oliebaden tegen huidziekten, hersenaandoeningen en onvruchtbaarheid.
De plaatselijke dictator noemde op de conferentie olie „het geschenk van God”. Het ziet er dus somber uit, dat weet generaal Middendorp ook wel. Maar alle hoop laten varen is ook weer geen optie. Moedig voorwaarts!