Zoals de Duitse en Geallieerde legers in de Tweede Wereldoorlog elkaars kolenmijnen bombardeerden, zo ook hebben Rusland en Oekraïne het vandaag op alle vormen van elkaars energie-infrastructuur gemunt.
Aanvallen op waterkrachtcentrales in de Dnjepr, gevechten om en nabij de Zaporizja-kerncentrale, Russische droneaanvallen op Oekraïnes elektriciteitsnetwerk, de in september 2022 mysterieus opgeblazen gaspijpleidingen in de Baltische Zee: geen middel blijft onbeproefd.
In dit beeld passen ook Oekraïense droneaanvallen vorige maand op olieraffinaderijen en oliedepots tot diep in Russisch grondgebied. Tot Kyivs verbijstering echter vroegen de Amerikanen hun hiermee te stoppen, onthulde de Financial Times.
De VS vrezen dat Russische represailles westerse oliebelangen zullen raken. Maar vooral is het Witte Huis bezorgd om de olieprijs. „Niets jaagt een zittende Amerikaanse president meer schrikt aan dan hogere prijzen aan de pomp in een verkiezingsjaar”, citeert de FT een voormalig presidentieel energie-adviseur.
In deze olie-schermutselingen tussen Moskou, Kyiv en ook Washington liggen voor de Europeanen serieuze lessen besloten.
Allereerst is het zaak niet weer in te dommelen wat betreft energiezekerheid. In 2022, met de Russische invasie, werd de EU wakker geschud. Gasafhankelijkheid van Moskou bleek een ernstige strategische zwakte, moesten ook Berlijn en Den Haag erkennen. Noodmaatregelen vingen de gasschok op – LNG-importen uit de VS en Qatar, energiesubsidies voor huishoudens en bedrijven, verplichte gasopslag. Kortstondig heerste onder Europese politici en beleidsmakers een stemming van ‘oorlogseconomie’ inzake energie.
Dat was een grote mentaliteitsomslag. Decennia vertrouwde Europa voor leveringszekerheid op de markt en export van EU-marktregels naar buren en energiepartners. Ook het Russische Gazprom werd beschouwd als normaal energiebedrijf, dat door Brusselse mededingingsjuristen werd verzocht te splitsen.
De oorlog maakte in één klap duidelijk dat de markt, ook goed gereguleerd, het niet alleen kan. De staat moet inspringen bij bescherming van infrastructuur en zekerstelling van energie-importen. Daarmee behoort ‘energiediplomatie’ weer tot elke buitenlandpolitieke en veiligheidsstrategie, aldus een vorige week verschenen studie van het Brussels Institute for Geopolitics (waaraan ik meeschreef). Energie is raison d’état.
De Russische oorlog in Oekraïne is een van drie ontwikkelingen die de urgentie van een strategische blik op energie onderstrepen. De groene transitie is de tweede. Gunstig is hoe deze de behoefte aan fossiele importen uit bijvoorbeeld het Midden-Oosten vermindert. Duurzame energie is thuis op te wekken. De zon schijnt ook in Europa, de wind waait volop.
Tegelijk brengt de omslag naar duurzame energie nieuwe afhankelijkheden, zoals voor productie van batterijen, windturbines en zonnepanelen. Zeker China staat sterk in deze waardenketens. De EU werkt aan een respons, in Portugal, Zweden, Frankrijk en Polen gaan mijnen open, maar het kost allemaal veel tijd.
Ten derde zijn de VS, zelf verwikkeld in een groene-technologierace met China, voor Europa een industriële concurrent. De schalie-revolutie maakte de VS na 2010 weer tot grootexporteur van olie en gas. Energieprijzen in Europa liggen vandaag drie à vijf maal hoger dan in Amerika (ook nu ze weer tot pre-2022 niveau zijn gezakt). Dit is funest voor onze energie-intensieve industrie. Europese bedrijven overwegen te vertrekken. Daarbij komen nog de massale subsidies die Bidens Inflation Reduction Act toekent aan vergroenende productie.
Europa had voor het laatst geografisch geluk met energie in het tijdperk van kolen. Sinds de wereld op olie draait, is energie onze strategische achilleshiel. Vandaag halen de 27 EU-lidstaten ruim de helft van de totale energiebehoefte uit het buitenland. Groene energie kan dit verminderen, maar zonder importen lukt het ook toekomstig niet.
In de mondiale slag om fossiele én groene energiebronnen moeten Europese landen de focus en daadkracht uit de gascrisis van 2022-23 vasthouden. Met diplomatie op zoek naar nieuwe energiepartners. Met sterkere bescherming van energie-infrastructuur, nabij en ver weg. En met besluitvorming die tot strategische keuzes in staat is.
Want wat je inhoudelijk ook vindt van Amerika’s berisping van Oekraïnes oliedepot-aanvallen, in Washington kunnen ze wel iets knaps: informatie uit zeer diverse departementen en bronnen samenbrengen – krijgskansen op het slagveld, het gemoed van het Kremlin, mondiale oliemarktbewegingen, verkiezingspeilingen – in één risico-analyse. En dan een besluit, een koers. Voor Europa is het hoogst dringend om zulk strategisch vernuft en slagkracht te ontwikkelen.
Luuk van Middelaar is politiek filosoof en historicus.
‘Dit lokaal ziet er misschien wat anders uit dan de klaslokalen waar jullie aan gewend zijn”, vertelt schoolhoofd Kenichi Umetsu, terwijl hij een rondleiding geeft aan de nieuwe bestuursleden van Nemunoki Gakuen in de stad Kakegawa, ongeveer twee uur rijden van de hoofdstad Tokio. Deze instelling beidt woonruimte en opleidingsmogelijkheden voor mensen met een beperking. „Wij hanteren hier een open leeromgeving”, vervolgt Umetsu. In een grote zaal zitten leerlingen op de grond en aan tafels van verschillende hoogtes, of rennen van de ene kant van het lokaal naar de andere op zoek naar glitters, verf en potloden. Allemaal zijn ze bezig met hun eigen kunstprojecten. De docenten kijken met een glimlach toe terwijl ze in rustig tempo door de zaal bewegen. „Dus de kinderen zijn vrij om te gaan en staan waar ze willen.”
Precies twintig jaar geleden voerde Japan de Wet op ondersteuning voor mensen met een beperking in. Die markeerde een breuk met decennialang beleid waarin uitsluiting en institutionalisering de norm waren. Kinderen met een beperking belandden vaak in afgelegen instellingen, ver buiten de bewoonde wereld, of werden door hun families uit schaamte binnenshuis gehouden. Door de wet werden lokale overheden verplicht individuele steun aan te bieden, variërend van onderwijs tot toegang tot werk, voor iedereen met een erkende beperking. Zo werd vastgelegd dat ook mensen met een beperking recht hebben op deelname aan de maatschappij.
Door het klaslokaal van Nemunoki Gakuen rijdt een jonge vrouw zwaaiend in een elektrische rolstoel langs haar klasgenoten. Twee andere leerlingen schuiven lage bureautjes en zitkussens over de vloer waarna ze zichzelf installeren met verf, kwasten en papier. „Wij leren hier onze gevoelens te uiten door te tekenen en schilderen”, vertelt Tsutomu Homme. Hij wil zijn leeftijd niet vertellen maar woont al tientallen jaren in de faciliteit. „Moeder Mariko vertelde ons dat het belangrijk is om onszelf op een creatieve manier te ontdekken.”
Tsutomu Homme woont al tientallen jaren in de faciliteit.
In het midden van een archieffoto in de ruimte van Nemunoki is een jonge Tsutomu Homme te zien.
Foto’s Ko Sasaki
Het Dorp
Nemunoki Gakuen werd in 1968 opgericht door de populaire actrice en zangeres Mariko Miyagi. Ze wilde dat ook kinderen met een beperking toegang kregen tot onderwijs. Haar aanpak was bijzonder voor Japan, vertelt schoolhoofd Umetsu, een van haar directe opvolgers. „Vanaf het begin droomde ze van een dorp. Een plek waar mensen met een beperking zelfstandig konden wonen, met passende ondersteuning”, vertelt hij. „Dat was ongekend hier. Maar niet onmogelijk. We hadden in Nederland al gezien dat het kon. Het huidige Nemunoki was direct geïnspireerd op Het Dorp.”
Het Dorp in Arnhem, opgericht in 1962, was de eerste gemeenschap in Nederland waar mensen met een lichamelijke beperking zelfstandig konden wonen. Het was een doorbraak in de emancipatie van mensen met een beperking. Met eigen woningen, aangepaste voorzieningen en een dorpsplein bood Het Dorp een alternatief voor de institutionele zorg die destijds in zowel Nederland als Japan de norm was.
Schoolhoofd Kenichi Umetsu vindt dat Japan „op de goede weg” is wat betreft de positie van mensen met een beperking.
Een foto van Mariko Miyagi in het Nemunoki Kindermuseum voor Kunst. De oprichtster van Nemunoki Gakuen wijdde haar leven aan kunstonderwijs voor kinderen met een beperking.
Foto’s Ko Sasaki
„Het is hier een bijzondere plek geworden”, zegt Mikio Kumagai trots. Hij is directeur van de zorginstelling die deel uitmaakt van Nemunoki Gakuen. „In een tijd waarin kinderen met een lichamelijke beperking nog geen recht op onderwijs hadden, wist Mariko Miyagi de allereerste instelling van zijn soort in Japan op te richten.”
Miyagi wist destijds met veel moeite genoeg steun te verzamelen om Nemunoki Gakuen op te richten. Ze wilde meer dan alleen onderwijs bieden, haar nadruk lag op kunst en cultuur als vorm van zelfontwikkeling. Muziek, schilderkunst en dans vormen nog steeds een integraal onderdeel van het lesprogramma. „Toen ik begon wist ik niet wat het nut was. Maar schilderen vergt veel concentratie en precisie. En met dansen leerde ik mijn eigen lichaam kennen. Dat heeft heel erg geholpen met mijn zelfstandigheid”, vertelt bewoner Homme.
Meerdere musea
Sinds 1974 bezocht oprichtster Miyagi Het Dorp meermaals om van de ervaringen daar te leren, en ze nam regelmatig werknemers en scholieren mee op sleeptouw. „Ik begreep toen ik klein was niet zo goed wat moeder Mariko bedoelde toen ze het over een eigen dorp bouwen had”, vertelt Homme, die op jonge leeftijd mee ging naar Nederland. „Maar toen ik het met mijn eigen ogen zag, begreep ik eindelijk waar ze over droomde. Ik zag mensen met beperkingen vrij rondrijden in rolstoelen, samen met mensen die normaal konden lopen. Dat had ik nog nooit gezien”, vervolgt hij, nog steeds met verbijstering in zijn stem. „Het overviel me.”
Het bezoek aan Het Dorp inspireerde Miyagi om de instelling verder uit te breiden. Inmiddels bestaat die uit meer dan tachtig hectare aan faciliteiten. Het publiek was niet onverdeeld positief. Door de buitenwereld werd ze ervan beschuldigd het initiatief te gebruiken als publiciteit voor haar carrière als zangeres en actrice. De kritiek weerspiegelde de destijds diepgewortelde maatschappelijke opvattingen over mensen met een beperking.
Tekenend voor dit stigma was de eugeneticawet, die van 1948 tot 1996 van kracht was. 25.000 mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking werden op grond hiervan gedwongen gesteriliseerd. In het overgrote deel van de gevallen waren de slachtoffers niet bewust van de procedures die ze ondergingen, terwijl ingrepen veelal onder dwang en op onveilige manier werden uitgevoerd.
De wet, gemodelleerd naar nazi-Duits voorbeeld, illustreerde dat mensen met een handicap als een last werden gezien voor de samenleving – een visie die decennialang het overheidsbeleid bepaalde. Hoewel Nemunoki Gakuen bij de oprichting in 1968 al als welzijnsinstelling werd erkend, zou het nog elf jaar duren voordat Miyagi een particuliere school kon oprichten die aansloot bij haar visie op inclusief onderwijs. Pas in 2024 kregen de slachtoffers van de sterilisatiewet excuses van de overheid.
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-description="Leerlingen tekenen in een klasje van Nemnuoki Gakuen.
Foto Ko Sasaki
” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Leerlingen tekenen in een klasje van Nemnuoki Gakuen.
Verfmaterialen en orthopedische schoenen tonen de balans tussen kunstzinnige expressie en praktische zorg op de Nemunoki Gakuen.
foto’s ko sasaki
Japan is sinds het begin van deze eeuw zichtbaar veranderd, ziet schoolhoofd Kenichi Umetsu. „Het idee dat mensen met een beperking op eigen kracht kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven is meer geaccepteerd. Vooral de fysieke omgeving is verbeterd: gebouwen, wegen, voorzieningen. Alles is toegankelijker geworden.”
Ook de houding van mensen verandert volgens hem langzaam. „Als iemand in een rolstoel zit of met een wandelstok loopt, wordt dat steeds minder als bijzonder gezien.”
Schoolhoofd Umetsu luistert aandachtig mee. „Vroeger werden mensen met een beperking vaak uit het zicht gehouden, maar dat verandert,” voegt hij toe. „Hier krijgen ze de ruimte om zichzelf te laten zien via films, concerten en kunstprojecten.” Volgens Umetsu is Japan op de goede weg, al vindt hij dat de vooruitgang wel wat sneller mag. „Mensen met een beperking worden nog steeds veel gezien als ontvangers van zorg, maar via kunst kunnen ze juist iets teruggeven: ontroering, betekenis”, vervolgt hij. „En daarmee kunnen ze laten zien dat ze, net als ieder ander, mens zijn.”
Het langzame afbrokkelen van het stigma is ook zichtbaar in het overheidsbeleid. In 2016 werd de Wet ter voorkoming van discriminatie van mensen met een beperking ingevoerd. Hiermee zette Japan een duidelijke stap richting een inclusievere samenleving. De wet verbiedt niet alleen directe discriminatie, maar verplicht lokale overheden ook om redelijke aanpassingen te maken om volwaardige maatschappelijke deelname mogelijk te maken. Sinds april 2024 gelden dezelfde regels voor bedrijven
Paralympische Spelen in Tokio
„De aandacht voor mensen met een beperking is duidelijk toegenomen”, vertelt directeur Kumagai. „Denk bijvoorbeeld aan de Paralympische Spelen in Tokio een paar jaar geleden. Ineens zien mensen op televisie of in de krant sporters zonder armen die zwemmen, of slechtzienden die marathons lopen. Dit soort beelden hebben het bewustzijn van Japanners wezenlijk veranderd.”
Langs de beboste berghellingen strekt zich een terrein uit met schoolgebouwen, groepswoningen, een bibliotheek, diverse musea en een gastenverblijf, verbonden door kronkelende wegen.
Foto Ko Sasaki
Inmiddels is Nemunoki Gakuen uitgegroeid tot een heel dorp. Tussen de beboste bergen slingeren de wegen zich langs een uitgestrekt terrein met schoolgebouwen, groepswoningen, een bibliotheek, meerdere musea en een gastenverblijf. In 2024 telde het complex 67 bewoners, van wie 27 ook als leerling aan de school verbonden zijn. Ongeveer 86 medewerkers zijn dagelijks betrokken bij de zorg en het onderwijs. Deze faciliteiten zijn ingebed tussen de huizen van reguliere bewoners en omringd door weelderige natuur.
Waar er in de beginjaren nog afstand was met de omgeving, is Nemunoki Gakuen nu nauw verweven met de gemeenschap. Omwonenden zijn actief betrokken bij de activiteiten, en bezoekers van buiten het dorp worden aangemoedigd om een kijkje te komen nemen.
De schilderijen van de leerlingen hangen daarom prominent in de gangen en kamers van elk gebouw. Ook die van Tsutomu Homme. „Het is vijf jaar geleden dat moeder Mariko is overleden, maar ik begrijp eindelijk waar ze zo hard voor vocht”, zegt hij met tranen in zijn ogen. Homme aait zijn eigen schoot terwijl hij de kalmte probeert te vinden. Hij kijkt aandachtig naar de foto van Miyagi die aan de muur hangt, met daaronder een kleine gedenkplaat voor de oprichtster. „Moeder zei altijd dat een beperking niets is om je voor te schamen. God heeft je dat gegeven omdat jij het aankunt, zei ze dan. Dus verstop je niet.”
Leerlingen verlaten het lokaal na een schilderles op Nemunoki Gakuen. De Japanse school biedt onderwijs aan mensen met een beperking, met nadruk op kunstzinnige expressie.
‘David, jij bent een van de minst roofzuchtige en meest lieftallige mensen die ik ken. Wat is jouw geheim?”, vroeg Arnon Grunberg in de visagie voor Het Filosofisch Kwintet (NPO 2) aan David Van Reybrouck. „Je kent me niet goed Arnon, dat is het probleem”, antwoordde de Denker der Nederlanden met een ondeugend lachje. „Ik ben ongelooflijk roofzuchtig, net als elk exemplaar van de soort.”
Filosoof René ten Bos, ook te gast, was het daar niet mee eens. We leven als mens inderdaad van een ander leven, maar we zijn eerder parasitair. Gespreksleider Grunberg destilleerde: „De parasiet heeft er belang bij dat zijn gastheer blijft leven, het roofdier eet zijn gastheer met huid en haar op.”
Angela de Jong stopt na vijftien jaar met haar tv-column in het AD. Ze is moegestreden. Er is geen opvolger gevonden, vertelde ze aan tafel bij Renze op Zondag (RTL 4), aan een stomverbaasde presentator: „Jij denkt dat er heel veel mensen zijn die zes avonden per week tot half 3 ’s nachts televisie willen kijken en voor de rest zichzelf zo vastleggen dat je niet naar theater kan, niet naar de bioscoop, niet uit eten, niks?” Maar er is een keerzijde: het is heel eervol om je plekje in de krant te hebben, aldus De Jong. Gelukkig gaat De Jong iedere dag algemene columns schrijven op pagina 2 van het AD.
Bij het verder nogal taaie Kwintet (dat weer een kwartet was), ging het nog veel over het einde der tijden. Volgens filosoof Jasmijn Leeuwenkamp moeten we ons afvragen waar de ethische grenzen van roofzuchtigheid liggen. Aan tafel kreeg ze daar geen bevredigend antwoord op. De kijker wel: later die dag op dezelfde zender.
Dalai lama
Zondag 6 juli was namelijk ook de dag waarop Tenzin Gyatso, de veertiende dalai lama, negentig jaar oud werd. Alhoewel Gyatso voorspelt dat hij 130 zal worden, maken Tibetanen zich grote zorgen over zijn opvolging, bleek uit twee documentaires van De Boeddistische Blik (NPO 2).
Toen China in 1950 Tibet binnenviel, was dat het begin van een decennialange bezetting. Na een mislukte opstand tegen het Chinese gezag in 1959 vluchtte de dalai lama door de bergen naar Noord-India, waar hij sindsdien een regering in ballingschap leidt. Dat veel Tibetanen, maar ook veel mensen in het westen een diepe verbondenheid met Gyatso voelen, was te zien in de DIY-documentaire My Religion is Kindness, van kunstenaar en filmmaker Babeth M. VanLoo, en de ontroerend sterke documentaire Inside China: The Battle for Tibet.
Die laatste vertelt het verhaal van de verdwijning van de panchen lama, de op een na belangrijkste spiritueel leider van Tibet, die dertig jaar geleden werd ontvoerd door de Chinese autoriteiten. Gendün Chökyi Nyima was toen zes jaar oud, er is nooit meer wat van hem vernomen. De Chinezen hebben in 1995 wel een eigen panchen lama aangewezen: Gyaltsen Norbu, zoon van twee leden van de Communistische Partij. Volgens Tibetaans gebruik bepaalt de panchen lama de opvolger van de dalai lama.
Undercover journalist Chang trekt de ‘Tibetaanse Autonome Regio’ in, een van de strengst bewaakte gebieden ter wereld. Door zijn verborgen cameraatje zijn op iedere kruising politieposten te zien, gebouwen vol camera’s en taxichauffeurs die niet over de dalai lama durven praten. Naar schatting zitten er inmiddels een miljoen Tibetaanse kinderen op Chinese kostscholen, waar ze Mandarijn leren en overspoeld worden met Chinese propaganda. Velen spreken amper nog Tibetaans. „Als die scholen nog vijftien à twintig jaar bestaan, is de hele Tibetaanse cultuur vernietigd”, aldus onderwijssocioloog Gyal Lo, die onderzoek deed naar de kostscholen.
In Tibet weten ze dus precies waar de ethische grenzen van roofzuchtigheid liggen. Met de negentigste verjaardag van de dalai lama komt deze 4.700 jaar oude, unieke cultuur, een stap dichter bij zijn einde. Dat borreltalkshow Renze op Zondag hier welgeteld nul seconden aandacht aan besteedde, is onbegrijpelijk. Maar de dagelijkse column van Angela de Jong is nu eenmaal groter nieuws.
In Apeldoorn zijn jonge asielzoekers weggehaald uit een opvanggezin na signalen dat zij werden uitgebuit. Gemeente en school trokken eind vorig jaar aan de bel met het vermoeden dat de asieljongeren door hun opvangouders aan het werk werden gezet. Dat bevestigen bronnen aan NRC. De jongeren moesten eigenlijk naar school.
Medewerkers van justitie en politie vrezen dat het misbruik breder speelt en onderzoeken dat nu. Zo loopt in Midden-Nederland een onderzoek naar een verdachte mensensmokkelaar die stond geregistreerd als opvangouder voor jonge asielzoekers. In dat onderzoek zijn onlangs twee aanhoudingen verricht.
Daarnaast is het RIEC, een samenwerkingsverband tegen georganiseerde misdaad, in Oost-Nederland bezig signalen te verzamelen over uitbuiting van asielzoekers door opvangouders. „We proberen uit te zoeken of we met een nieuw fenomeen te maken hebben”, zegt een woordvoerder van het RIEC.
De opvangouders vallen onder het Nidos, voogd van alle 11.000 minderjarige asielzoekers die zonder ouders naar Nederland zijn gekomen. De voogdij- en opvangorganisatie ontvangt volgens de ‘Jaarverantwoording 2024’ jaarlijks 275 miljoen euro subsidie van het ministerie van Asiel en Migratie om de „alleenstaande minderjarige vreemdelingen” op te vangen en voor hen te zorgen. Een deel van de jongeren brengt Nidos onder bij opvanggezinnen; bij voorkeur met dezelfde migratieachtergrond. Ouders die zich hiervoor aanmelden krijgen een maandelijkse vergoeding van meestal zo’n 900 euro per kind dat ze in huis nemen.
Er zijn echter twijfels of Nidos haar taak als beschermer van asieljongeren kan waarmaken. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) publiceerde dinsdag een rapport waarin zij concludeert dat Nidos de veiligheid van de minderjarigen onvoldoende in beeld heeft. Een deel van de problemen doet zich voor in opvanggezinnen. Als de jongeren eenmaal geplaatst zijn in een gezin, heeft Nidos te weinig oog voor hen, stelt de inspectie. Voogden houden onvoldoende in de gaten hoe het met de jongeren gaat, met wie ze omgaan en hoe de situatie in het opvanggezin is. En bij een deel van de opvanggezinnen wonen, aldus de gemeente Apeldoorn, veel jongeren bij elkaar in „kleine woningen” – soms wel drie tot zeven jongeren, stelt de inspectie. De inspectie schrijft nergens hoeveel kinderen een gezin maximaal zou mogen opvangen.
Drugs rondbrengen
Scholen hebben „meerdere malen zorgen geuit” over de situatie in opvanggezinnen, schrijft de inspectie. De Internationale Schakel Klas (ISK) voor buitenlandse leerlingen die net naar Nederland zijn gekomen, merkt dat de alleenstaande asieljongeren vaak afwezig zijn en betwijfelt of de opvangouders dit in de gaten houden. De school meldt het altijd bij het opvanggezin als het kind niet op school is, zegt Jan Podt, directeur van de Internationale Schakel Klas in Apeldoorn, omdat ze hiertoe verplicht is. De jongeren zijn dan soms aan het werk. Ook hoorde de schooldirecteur van de politie over minderjarige asielzoekers die ervan verdacht worden drugs te hebben rondgebracht voor criminelen. Podt benadrukt dat dit bij autochtone kinderen ook voorkomt.
De kans dat alleenstaande asieljongeren zelf naar de politie stappen is klein, zegt Maarten Noordzij, landelijk officier mensenhandel. Uit angst en schaamte zullen ze niet snel hulp zoeken. „Deze jongeren leven veel meer dan Nederlandse jongeren in een isolement, ze hebben nauwelijks een netwerk. Niemand bekommert zich om ze, dat maakt ze kwetsbaar”, zegt Noordzij.
Deze jongeren leven veel meer dan Nederlandse jongeren in een isolement. Niemand bekommert zich om ze, dat maakt ze kwetsbaar
In een breder onderzoek naar de smokkel van minderjarige asielzoekers – met name Syriërs en Eritreeërs – van het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel duiken opvangouders ook op, volgens een betrokkene. Deze ‘operationele analyse’ is gedeeld met het Openbaar Ministerie. Een eerder strafrechtelijk onderzoek tegen een opvangouder die een jonge asielzoeker voor zijn eigen bedrijf liet werken, liep op niets uit. De jongen vertelde dat hij niet naar school kon gaan omdat hij moest werken voor de opvangouder. Door de asieladvocaat werd aangifte gedaan bij de Nederlandse arbeidsinspectie. Onder leiding van het Functioneel Parket werd een strafrechtelijk onderzoek gestart naar arbeidsuitbuiting, maar dat kon niet worden bewezen. De rechtbank in Zwolle sprak de pleegvader vrij.
Onvoldoende screening
Gevraagd naar de onderzoeken naar opvanggezinnen, zegt Nidos van niets te weten. „Bij verdenking van mensenhandel stoppen we direct met de opvang van de desbetreffende ouder”, aldus de organisatie.
In een intern document van eerder dit jaar, ingezien door NRC, erkent Nidos echter dat er problemen zijn bij de voogdijfamilies. „Door de enorme druk op de opvang heeft Nidos de afgelopen jaren moeilijke keuzes moeten maken”, schrijft de organisatie in het stuk aan haar medewerkers. Jongeren zijn „sneller dan gebruikelijk” in opvanggezinnen geplaatst. „Bij deze gezinnen had op het moment van plaatsing alleen nog een fysieke veiligheidscheck plaatsgevonden”, een controle of de woning veilig is om de jongere op te vangen. De screening had binnen drie maanden na plaatsing alsnog moeten gebeuren, maar ook die termijn werd een tijd lang „niet gehaald”. De screening heeft tot doel de „thuissituatie, motivatie, opvoedstijl en culturele sensitiviteit” van het opvanggezin in beeld te brengen. De achterstanden zijn nu ingelopen.
In het inspectierapport van de IGJ wordt de screening van opvanggezinnen als voldoende beoordeeld, maar wordt ook gewezen op tekortkomingen. Doordat de screening te lang op zich liet wachten, zijn er kinderen geplaatst in gezinnen waar „veiligheidsissues spelen”, schrijft de inspectie.
De Arnhemse burgemeester Ahmed Marcouch, tevens voorzitter van het RIEC Oost-Nederland dat de signalen over uitbuiting verzamelt, hoopt dat Nidos haar taken beter op orde krijgt. „Ze hebben nog steeds onvoldoende capaciteit om goed voor deze moeilijke doelgroep te zorgen. Als je ze aan hun lot overlaat, worden deze jongeren een makkelijke prooi voor dit soort praktijken.”
Lees ook
Gemeenten slaan alarm: jonge asielzoekers uit Syrië glijden af naar de criminaliteit