Zoals de Duitse en Geallieerde legers in de Tweede Wereldoorlog elkaars kolenmijnen bombardeerden, zo ook hebben Rusland en Oekraïne het vandaag op alle vormen van elkaars energie-infrastructuur gemunt.
Aanvallen op waterkrachtcentrales in de Dnjepr, gevechten om en nabij de Zaporizja-kerncentrale, Russische droneaanvallen op Oekraïnes elektriciteitsnetwerk, de in september 2022 mysterieus opgeblazen gaspijpleidingen in de Baltische Zee: geen middel blijft onbeproefd.
In dit beeld passen ook Oekraïense droneaanvallen vorige maand op olieraffinaderijen en oliedepots tot diep in Russisch grondgebied. Tot Kyivs verbijstering echter vroegen de Amerikanen hun hiermee te stoppen, onthulde de Financial Times.
De VS vrezen dat Russische represailles westerse oliebelangen zullen raken. Maar vooral is het Witte Huis bezorgd om de olieprijs. „Niets jaagt een zittende Amerikaanse president meer schrikt aan dan hogere prijzen aan de pomp in een verkiezingsjaar”, citeert de FT een voormalig presidentieel energie-adviseur.
In deze olie-schermutselingen tussen Moskou, Kyiv en ook Washington liggen voor de Europeanen serieuze lessen besloten.
Allereerst is het zaak niet weer in te dommelen wat betreft energiezekerheid. In 2022, met de Russische invasie, werd de EU wakker geschud. Gasafhankelijkheid van Moskou bleek een ernstige strategische zwakte, moesten ook Berlijn en Den Haag erkennen. Noodmaatregelen vingen de gasschok op – LNG-importen uit de VS en Qatar, energiesubsidies voor huishoudens en bedrijven, verplichte gasopslag. Kortstondig heerste onder Europese politici en beleidsmakers een stemming van ‘oorlogseconomie’ inzake energie.
Dat was een grote mentaliteitsomslag. Decennia vertrouwde Europa voor leveringszekerheid op de markt en export van EU-marktregels naar buren en energiepartners. Ook het Russische Gazprom werd beschouwd als normaal energiebedrijf, dat door Brusselse mededingingsjuristen werd verzocht te splitsen.
De oorlog maakte in één klap duidelijk dat de markt, ook goed gereguleerd, het niet alleen kan. De staat moet inspringen bij bescherming van infrastructuur en zekerstelling van energie-importen. Daarmee behoort ‘energiediplomatie’ weer tot elke buitenlandpolitieke en veiligheidsstrategie, aldus een vorige week verschenen studie van het Brussels Institute for Geopolitics (waaraan ik meeschreef). Energie is raison d’état.
De Russische oorlog in Oekraïne is een van drie ontwikkelingen die de urgentie van een strategische blik op energie onderstrepen. De groene transitie is de tweede. Gunstig is hoe deze de behoefte aan fossiele importen uit bijvoorbeeld het Midden-Oosten vermindert. Duurzame energie is thuis op te wekken. De zon schijnt ook in Europa, de wind waait volop.
Tegelijk brengt de omslag naar duurzame energie nieuwe afhankelijkheden, zoals voor productie van batterijen, windturbines en zonnepanelen. Zeker China staat sterk in deze waardenketens. De EU werkt aan een respons, in Portugal, Zweden, Frankrijk en Polen gaan mijnen open, maar het kost allemaal veel tijd.
Ten derde zijn de VS, zelf verwikkeld in een groene-technologierace met China, voor Europa een industriële concurrent. De schalie-revolutie maakte de VS na 2010 weer tot grootexporteur van olie en gas. Energieprijzen in Europa liggen vandaag drie à vijf maal hoger dan in Amerika (ook nu ze weer tot pre-2022 niveau zijn gezakt). Dit is funest voor onze energie-intensieve industrie. Europese bedrijven overwegen te vertrekken. Daarbij komen nog de massale subsidies die Bidens Inflation Reduction Act toekent aan vergroenende productie.
Europa had voor het laatst geografisch geluk met energie in het tijdperk van kolen. Sinds de wereld op olie draait, is energie onze strategische achilleshiel. Vandaag halen de 27 EU-lidstaten ruim de helft van de totale energiebehoefte uit het buitenland. Groene energie kan dit verminderen, maar zonder importen lukt het ook toekomstig niet.
In de mondiale slag om fossiele én groene energiebronnen moeten Europese landen de focus en daadkracht uit de gascrisis van 2022-23 vasthouden. Met diplomatie op zoek naar nieuwe energiepartners. Met sterkere bescherming van energie-infrastructuur, nabij en ver weg. En met besluitvorming die tot strategische keuzes in staat is.
Want wat je inhoudelijk ook vindt van Amerika’s berisping van Oekraïnes oliedepot-aanvallen, in Washington kunnen ze wel iets knaps: informatie uit zeer diverse departementen en bronnen samenbrengen – krijgskansen op het slagveld, het gemoed van het Kremlin, mondiale oliemarktbewegingen, verkiezingspeilingen – in één risico-analyse. En dan een besluit, een koers. Voor Europa is het hoogst dringend om zulk strategisch vernuft en slagkracht te ontwikkelen.
Luuk van Middelaar is politiek filosoof en historicus.