‘Inderdaad, de aarde is rond; het is een domein, een eiland in de ruimte. (…) Op dit beperkte grondgebied wonen alsmaar meer mensen. Het aanbod is beperkt, de vraag ónbeperkt. Volgens de wet van vraag en aanbod stijgt de prijs van een meter grond op dit kleine hemellichaampje, als ik het zo mag noemen, zienderogen. Groepen mensen zullen elkaar naar het leven staan om grondgebied, een plek onder de zon.”
Elon Musk had dit gezegd kunnen hebben, met zijn koortsige ambities om de wereld aan zich te onderwerpen voor een ander het doet. Maar dit citaat komt uit een stuk uit 1906, waarin de Franse hoogleraar filosofie Jean Izoulet zijn tijdgeest beschreef. Een tijdgeest die lijkt op de onze. Izoulet (1854-1920) leefde, net als wij nu, in een tijd waarin het liberale kapitalisme op zijn eind was gelopen en was overgegaan in roofkapitalisme. Liberaal kapitalisme draait om competitie, uitwisseling, dingen maken die je uitruilt of verkoopt. Plek genoeg, ruimte te over. Het idee is – in theorie – dat iedereen een graantje mee kan pikken. Roofkapitalisme is het stadium dat erop volgt. Althans, dat is tweemaal eerder in de geschiedenis gebeurd en het lijkt zich nu te herhalen, schrijft de Franse econoom Arnaud Orain in Le monde confisqué; Essay sur le capitalisme de la finitude (XVI-XXIe siècle).
Dit opmerkelijke boek, net verschenen, werpt een historisch licht op de verkiezing van Donald Trump en plaatst die in een bredere context – van Trumps territoriale claims en zijn pathologische MAGA-gebully, totaan de miljardairs-op-steroïden die hem aan de macht hebben geholpen en nu met hem en ’s werelds machtigste staat iedereen plat willen walsen. Volgens Orain is óns liberale kapitalisme zo’n tien jaar geleden via het neo-liberalisme (de tussenfase, waarin regels werden afgebroken of genegeerd) overgegaan in het ‘kapitalisme van de eindigheid’. Daarbij zijn alle deelnemers, machtige imperia, ervan overtuigd dat er op aarde niet genoeg is voor iedereen. Ze beginnen een moordende rivaliteit waarbij bestaande regels en gedragscodes aan de kant worden geschoven om zich waterwegen, land, grondstoffen en arbeid toe te eigenen.
In de jacht op ’s werelds rijkdommen had de VOC carte blanche
Dit is een zero sum game: als jij iets niet krijgt, gaat een ander ermee vandoor. Orain is geen marxist. Hij laat zich inspireren door de historicus Fernand Braudel, die betoogde dat je tijdens het liberale kapitalisme een ‘economie’ hebt, maar dat er tijdens het roofkapitalisme alleen nog ‘monopolies’ zijn. Alles is politiek. Land, zeeën en grondstoffen worden ingepikt, de vrije markt is uitgeschakeld, multinationals dienen als lange arm van de staat.
Zo bezien lijkt de functie van Musks imperium voor Trump (of die van scheepsbouwer Cosco voor China) op wat de Vereenigde Oostindische Compagnie in de zeventiende/achttiende eeuw was voor de Zeven Provinciën. De VOC kreeg een enorm handelsmonopolie van de staat. Ze kon forten veroveren, handelsakkoorden sluiten, oorlog voeren. Wat tijdens de ‘gematigde’, liberaal-kapitalistische fase was begonnen met handelsposten her en der liep uit op keiharde bezetting, onderdrukking en diefstal. In de jacht op ’s werelds rijkdommen had de VOC carte blanche. Twee eeuwen later, na een periode van mild kapitalisme midden negentiende eeuw, escaleerde het opnieuw. Er ontstond een moordende wedloop tussen Europese grootmachten om land, waterwegen, grondstoffen en menselijk kapitaal. Ze troefden elkaar af en gebruikten bedrijven om anderen uit te schakelen. In zo’n periode is de wereld onveilig voor iedereen. Wat je ook doet, anderen zien het als een affront.
Het rottige van deze analyse voor Europa is, dat het liberale, begrensde kapitalisme waarin het tot bloei kwam compleet heeft afgedaan. Moeilijk om je zo staande te houden, als anderen – Amerika, China – all-out gaan. Tegelijk: dit is een tijd voor imperia en Europa is zelf een imperium. Een softe grootmacht die, precies op terreinen waar dit gevecht zich afspeelt (handel, maritieme zaken, landbouw) met één stem spreekt. Als Europa ook nog leert om zich te verdedigen, kan het dit overleven.
Het is één keer gebeurd dat Museum Belvédère in Oranjewoud (Friesland) géén werk van Jan Mankes op zaal had. Daar kwam zoveel commentaar op dat het nooit meer is voorgevallen. Jan Mankes (1889-1920) – in de kunstgeschiedenis wordt hij gerekend tot de realisten, maar zijn werk is vooral eigenzinnig – is een bijzonder gewaardeerde kunstenaar. Vorig jaar nog stond zijn Sneeuwlandschap met sloot (1913) op de lidmaatschapskaart van de Vereniging Rembrandt. Het met hulp van de vereniging aangekochte schilderij van deze lange tijd zo goed als vergeten kunstenaar, was in een grote stemactie gekozen tot meest geliefde aankoop ooit. Sneeuwlandschap met sloot passeerde in de verkiezing een Rembrandt, een Matisse, een Monet en een Vermeer.
Sneeuwlandschap met sloot hangt bijna altijd op zaal sinds de opening van Museum Belvédère in 2004. Je ziet een door sneeuw bedekt vergezicht met twee molens, een paar boerderijen, een kleine zwerm vogels en, langs een brede sloot, wat hoopjes kreupelhout. Zeker is het niet, maar het zou kunnen dat dit het uitzicht was dat je toen had op de plek waar nu het museum staat. Jan Mankes woonde van 1909 tot 1915 in het dorpje De Knipe. Van daaruit wandelde hij graag naar Oranjewoud. Dat deed hij langs de Woudsterweg, waarlangs een smal kanaal loopt, de Prinsewyk. Dat zou de sloot op het schilderij kunnen zijn.
In Museum Belvédère hangen bij dat sneeuwlandschap sinds dit weekend óók schilderijen van de Woudsterweg, van Mankes’ vrouw Annie terwijl zij achter het huis kippen en ganzen voert, van het landschap gezien vanuit het huis waar hij woonde, en dat huis gezien als je ervoor staat (het is later afgebroken). Er valt nog veel meer te bewonderen, een stuk of veertig prachtige werken bij elkaar zijn het.
Geloof
Jan Mankes. Uiting geven aan geestelijk leven is de titel van de tentoonstelling – of eigenlijk zijn het er twee: een gelijktijdige tentoonstelling in Museum Arnhem heet Jan Mankes. Verstilling en strijd. De in nauwe samenwerking samengestelde tentoonstellingen vullen elkaar aan, maar zijn elk apart ook een geheel op zich. In Museum Arnhem hangen ruim vijftig schilderijen van Mankes, naast werk van voorlopers, tijdgenoten (Piet Mondriaan, Jan Toorop, Theo van Hoytema) en hedendaagse kunstenaars.
De tentoonstellingstitel ‘uiting geven aan geestelijk leven’ verklaart meteen waaróm Jan Mankes zo geliefd is. „Kunst is uiting geven aan geestelijk leven”, schreef hij in 1913. „Aangezien het zuiver geestelijke, het onnoembare, niet te noemen is, neemt men stoffelijke dingen te baat als middel.” Dat klinkt misschien een beetje hoogdravend, maar bovenal refereert het aan het vrijzinnig-christelijk geloof van hem en zijn vrouw – Mankes’ echtgenote Annie Mankes-Zernike was de eerste vrouwelijke dominee van Nederland.
De schilderijen van Jan Mankes geven je het gevoel een schemergebied tussen werkelijkheid en verbeelding te betreden
In de praktijk mondde deze opvatting over kunst uit in intieme, kwetsbare schilderijen, ze geven je het gevoel een schemergebied tussen werkelijkheid en verbeelding te betreden. Schilderijen van dieren, mensen en landschappen: in hun bijna-perfectie lijken ze elke keer nét buiten de realiteit beland. Voor even waan je je in een andere, verstilde en harmonieuze wereld.
Je ziet het goed op de drie schilderijen die in Museum Belvédère het centrum van de tentoonstelling vormen: Woudsterweg bij Oranjewoud (1912), Avondschemering (Woudsterweg) (1914) en Bomenrij (1915). De bomen langs de weg zijn echte bomen, maar toch ook weer niet: hun stammen zijn onmogelijk lang en rank. En ja, twee schilderijen zijn vernoemd naar de weg waarlangs hij graag wandelde, bij voorkeur aan het einde van de dag, wanneer de schemering inviel. Daar stonden van oudsher eiken, maar wat dit zijn?
En net als bij het schilderij van het sneeuwlandschap, „ontbreken ook hier directe aanknopingspunten met de historische werkelijkheid”, schreef inhoudelijk directeur Han Steenbruggen van Museum Belvédère eerder in een artikel over Mankes’ landschappen. Al dat soort elementen zijn weggelaten, gestileerd of simpelweg verzonnen, „[zodat de kunstenaar] door een realistische voorstelling te larderen met irreële accenten, een vervreemdende dubbelzinnigheid creëert”. Het verklaart allemaal de weemoedige, bijna mystieke sfeer die je ervaart als je voor zijn schilderijen staat.
De drie schilderijen van de langgerekte weg met zijn onmogelijk hoge bomen hangen voor het eerst samen in het museum. Het zijn bruiklenen van Museum Arnhem en Museum MORE, die met Museum Belvédère de grootste Mankes-collecties van Nederland hebben. Museum MORE organiseerde in 2020 een tentoonstelling met alle werken van Jan Mankes uit de eigen collectie, aangevuld met enkele bruiklenen.
Voor Jan Mankes. Uiting geven aan geestelijk leven ligt in Oranjewoud de nadruk op Mankes’ Friese jaren: de omgeving, veel landschappen, veel dieren uit dat landschap. Op zijn beurt heeft Museum Belvédère aan Arnhem pronkstukken in bruikleen afgestaan als Parelhoen (1917) en Theeschenkster (Annie Mankes-Zernike) (1915). Theeschenkster is het eerste portret dat Jan Mankes schilderde van Annie, met wie hij trouwde in 1915. Een speciaal aan haar gewijd hoofdstuk in de catalogus wijst erop dat je haar mogelijk ook ziet op Bomenrij uit datzelfde jaar. „Ditmaal geen eenzame figuur in een mistig landschap, maar een koppel, samen op weg, langs hoog opgaande bomen. Het huwelijk was aanstaande.”
Dieren
Jan Mankes werd geboren in Meppel, groeide op in Delft en verhuisde in 1909 met zijn ouders naar De Knipe. Zijn vader was met pensioen gegaan en hield er kippen, konijnen, ganzen en geiten. Mankes had een klein atelier aan de achterkant van het ouderlijk huis, dieren vormden zijn belangrijkste onderwerp vond hij zelf. Hij schilderde dieren rond het huis, dieren die hij tegenkwam tijdens zijn wandelingen, maar ook dieren die hij toegestuurd kreeg van zijn mecenas, de Haagse kunstverzamelaar Aloysius Pauwels: uilen, kraaien, een witte haan. Je ziet Mankes’ in een speciale kooi gehouden uil op Zelfportret met uil uit 1911: het kenmerkend bleke, magere gezicht van de jonge kunstenaar met de grote ogen, de vogel rustend op zijn hand.
Annie Zernike ontmoette hij toen zij dominee werd in De Knipe. Na hun huwelijk verhuisden ze naar Den Haag en daarna om gezondheidsredenen – Mankes kreeg tuberculose – naar Eerbeek op de Veluwe. Daar overleed Jan Mankes in 1920, 30 jaar oud. Zijn in 1918 geboren zoon Beint heeft hij nooit kunnen schilderen, toen was hij al bedlegerig. De tere kinderportretjes op de tentoonstellingen zijn van andere kinderen: een onbekend meisje met lijster, een meisje met een witte bloem, Aloysius Pauwels’ zoon Johan.
Jan Mankes liet een oeuvre na van zo’n 180 (vaak kleine) schilderijen, 200 tekeningen en 30 houtdrukken en etsen. In zijn eigen, roerige tijd viel dat werk al uit de toon als ingetogen, maar hij had wel degelijk succes en verkocht goed. Later verdween hij uit het publieke gezichtsveld: de kunstgeschiedenis besteedde vooral aandacht aan de vernieuwers uit die tijd. Museaal verzameld werden zijn werken pas vanaf de jaren vijftig (toen nog door één museum, Museum Arnhem).
„Je kent de teedere kant van mijn werk”, schreef Mankes een half jaar voor zijn dood aan Annie. „Die kant heeft me steeds overheerscht. Ik voel de blijdschap om dat teedere het sterkst, als ik aan een vinkennest denk, met spinrag en korstmos op een mei-ochtend.”
En Annie Mankes-Zernike? Zij verhuisde met Beint naar Rotterdam, waar ze als dominee haar gemeenteraadsleden meenam naar musea. Want, schreef ze in 1932 in Onze spiegel der schoonheid. Beschouwingen over ’t schoone door Vrijzinnige Protestanten: „De gang naar een museum [kan] voor wie ontvankelijk [is], een soortgelijke waarde hebben als de kerkgang heeft voor wie gaarne rechtstreeks wordt aangesproken door het woord: het leven [kan] hem er dieper en schooner door worden geopenbaard.”
De stoelen van de juryleden draaien niet. In plaats daarvan gaat het podium omhoog of omlaag, wanneer de stemmen voor of tegen zijn. Maar verder lijkt de nieuwe talentenjacht The Headliner (vrijdag, RTL 4) sprekend op The Voice. Sinds The Voice in 2022 van de televisie verdween wegens seksueel grensoverschrijdend gedrag, zoekt producent John de Mol naarstig naar een vervanger. Hij heeft er nu twee grote lopen: The Headliner vrijdags op RTL 4 en The Tribute zaterdags op eigen zender SBS6.
Om misstanden als bij The Voice te voorkomen zijn er bij The Headliner protocollen, vertrouwenspersonen en moet iedereen op de cursus Respectvol Samenwerken. Knuffels geeft de jury alleen met expliciete toestemming ruim vooraf. Jim Bakkum presenteert en ontvangt de familie achter de schermen – voor de ontroering en het persoonlijke verhaal. De artiesten Nick Schilder, Typhoon, Jacqueline Govaert (Krezip) en Kraantje Pappie vormen de geestdriftige jury. De stemmingsprocedure is onduidelijk. De juryleden kiezen zelf de artiesten in een voorronde en moeten dan nóg een keertje op ze stemmen. Het publiek stemt mee, maar dat is niet meer dan een consultatief referendum.
Ook The Headliner zal het succes van The Voice niet benaderen, het is niet zo origineel. Maar het heeft wel bepaalde charmes die The Voice niet had. Hier wordt niet zozeer gezocht naar een goede zanger als wel naar een opzwepende podiumact, waardoor de kans op verrassingen en originaliteit wat groter is. De muziek is steviger – al blijft het een soort showvariant op echte popmuziek.
Zo trad in de eerste aflevering Sann!e & Friends op: een tennisleraar met twee lange dunne vlechten en drie achtergrondzangeressen. „Ik ben anders”, rapte hij. En dat was ook zo. Uitschieter was Jorieke, een Zwolse boerenrocker die iedereen inpakte met de aanstekelijke meezinger ‘Vette Boeren’ („Ik hou van hele vette boeren”). De BBB heeft er een nieuw lijflied bij. Oplettende kijkertjes herkenden in het lied overigens de vertaling van de Alpenlandse stamper ‘Ich steh auf Bergbauernbuam’.
De originele Voice komt overigens ook terug, begin 2026.
Hollandse meesters
In Gezonken meesters (zondag, NPO 1) proberen zondagsschilders een verloren gegaan schilderij van een Hollandse meester tot leven te wekken. De schilderwedstrijd is een vervolg op De nieuwe Vermeer uit 2023, maar hij zit nogal ingewikkeld in elkaar.
In 1771 zonk het schip de Vrouw Maria in de Oostzee, met aan boord 27 schilderijen van Hollandse meesters voor de Russische keizerin Catharina de Grote. Acht van deze schilderijen dienen nu ter inspiratie voor Gezonken meesters. Je hebt dus het verhaal van het schip, de pogingen om de lading te bergen, het verhaal over de techniek van de schilder, de schilderwedstrijd, een aparte competitie voor twee ‘meesterschilders’, en nog wat museumpromotie van de sponsor. Het is wat veel.
Beter had het programma zich helemaal op die schilderwedstrijd kunnen richten. En het liefst volgende keer ook wat meer privéverhalen van de zondagsschilders erbij: een overwonnen ziekte, een pijnlijke scheiding die je van je af moet schilderen – het komt nu slechts mondjesmaat voorbij.
In de tweede aflevering gaat het om De kraamkamer, het verloren topstuk van Gerard Dou, wat tot veel uitbeeldingen leidt van het eigen moederschap. De meesten gebruiken gewoon olieverf of acryl, maar sommigen zijn creatief met wol, knipsels, geborduurd glanskatoen, paintbrush op wattenstof. Een man met een knotje gaat met strijkkralen aan de slag. Ik vermoed dat achter de strijkkralen ook een scheidingsdrama zit. Op het schilderij staat de man alleen. Hij geeft een baby de fles. Zijn vrouw kijkt toe vanuit de deuropening, armen over elkaar. Jouw beurt.
Grommend duikt het voertuig op uit het druipende bos, deinend als een schip in de kniediepe modder. Iets later staan er meer dan twintig op de open plek; op wielen en rupsbanden, onder camouflagenetten en modder. Mannen met groene verf op hun gezicht stappen grijnzend af, en uit.
Het zijn eenheden van 13 Lichte Brigade die oefenen op de Weerterheide, 1.300 hectare naaldbos en zand op de grens van Brabant en Limburg. „Niet groot”, zegt een van de militairen. „Na een paar dagen heb je het wel gezien.”
Maar als het aan hun werkgever ligt, komen er 300 hectare bij. Defensie zoekt dringend extra ruimte. Voor munitieopslag, voor helikopters en jachtvliegtuigen, en dus om te oefenen met eenheden als deze, met snel manoeuvreren en je ingraven. Oekraïne maakt school. Dus komt hier mogelijk ook een ‘oefendorp’, om te leren vechten in stedelijk gebied. Daarvoor is het oog gevallen op de oude Nassau-Dietzkazerne op de heide, waar al tien jaar azc Budel is gevestigd, met 1.500 asielzoekers.
Voor Budel en Maarheeze, aan de Brabantse kant, hield defensie al een informatiebijeenkomst. Die eindigde turbulent. De langjarige overlast van asielzoekers zonder kans op verblijfsvergunning – voor NS is Maarheeze bijna een gepasseerd station – zit veel bewoners zo hoog dat ze er alles voor over hebben als het azc maar vertrekt. Wat ook kan: dat defensie en azc de kazerne gaan delen.
Vorige week stond hetzelfde roadshowtje ook aan de oostkant van de heide, in een zaaltje voor 150 inwoners van Weert. Met twee gezenderde kolonels, een moderator in burger en een powerpointtsunami. En met rijstevlaai en kersenvlaai, want: Limburg. Op één vraag uit de zaal na – is het wel slim om schietoefeningen te gaan houden naast mensen die oorlogen zijn ontvlucht? – speelt het azc die avond geen enkele rol.
De boodschap van luchtmachtkolonel Roy Hemmelder, manager van het programma Ruimte voor Defensie: onze vrijheid kost offers, maar we luisteren en we zullen alles doen om te zorgen dat uw particuliere belang zo pijnloos mogelijk moet inschikken voor het algemene. Wat de zaal hoort: waardeloze huizen, onteigening, gedwongen uitkoop, boerenbedrijven plus een vakantiepark die moeten sluiten maar nergens heen kunnen.
„Wat heb je aan een zak met geld als je niet weet waar je je opnieuw moet vestigen”, wil Karin Duijsters weten, fractieleider van de lokale partij Dus Weert. „Wij zijn de lul als dit doorgaat”, zegt opticien Eric Mertens onder applaus. „Ik snap de dreiging, maar waarom moeten wij nog meer afstaan van een klein stukje grond? Oefen in Duitsland of Frankrijk.”
Dat dóén we al, zegt de kolonel, die al veel eelt op de ziel moet hebben. Maar er zit een grens aan. En nee, het is nog niet zover, want concept en advies en zienswijze. Maar uiteindelijk neemt het kabinet de beslissing. Hij zal alles meenemen, en proberen „slimme keuzes te maken – of de minst slechte”. En tegen Mertens: „Ik snap u helemaal. Maar wat u als overlast ervaart is dan uw aandeel in de prijs die we voor de vrijheid betalen.”
Hans Steketee doet elke maandag ergens vanuit Nederland verslag.