Column | Een nieuw schip voor onveilige tijden

Je kunt de zeegoden maar beter te vriend houden. Niet fluiten aan boord of groene kleding dragen. Een munt onder de grote mast. Of aan de kiel gelast, zoals tegenwoordig; bij dit schip is het een halve gulden uit 1822. En bij het plengoffer van de doop mag niets verkeerd gaan. Er gíng niets verkeerd, zaterdag in de Sloehaven in Vlissingen-Oost. Prinses Amalia verrichtte de juiste handelingen, sprak de juiste woorden, en nu heet het nieuwe bevoorradingsschip van de Koninklijke Marine ook echt Den Helder.

Generaties fregatten en een voorganger van de Den Helder zijn gebouwd in de Vlissingse Binnenhaven, in de stad. Dopen was toen te water laten. Zodra de champagne langs de boeg stroomde, gleed het schip met een scheepshoornconcert van de helling. Scheepswerf De Schelde heette toen nog geen Damen.

De Den Helder – bijna 180 meter lang – is in Roemenië gebouwd bij een Damen-dochter aan de Donau. Niet langzaam gegroeid uit kiel, spanten en huidplaten, maar uit prefab ‘modulaire blokken’ geassembleerd. Ze, een schip is een zij, kan andere marineschepen op zee van brandstof, voorraden en munitie voorzien. Er is een ziekenhuisje aan boord, ruimte voor een helikopter. Door automatisering is de vaste bemanning niet groter dan 75 koppen, handig in tijden van personeelsschaarste.

De eerste proefvaart was meteen de eerste grote reis; sinds december ligt ze aan een kade in de Sloehaven, waar ze tussen booreilanden en offshore-werkschepen wordt afgebouwd. In maart gaat combat support schip A834 – de NAVO-identificatie – naar zee en wordt in Den Helder voorzien van elektronica en wapensystemen. Pas als ze in dienst wordt gesteld, mag er eindelijk ‘Zr Ms’, van ‘Zijner Majesteits’, voor de naam.

‘Hier staat een superblije admiraal”, zegt vice-admiraal René Tas, Commandant Zeestrijdkrachten, op de kade waar de Marinierskapel zich gereedmaakt met tuba’s en trommels. „Een geweldig schip voor tijden die er niet veiliger op worden.” Het is ook maar één schip. Veel Europese landen ontwerpen en bouwen ieder voor zich kleine series. Dat werkte in vredestijd, maar deze tijd vraagt om „Europees denken”, zegt Tas. Dat zegt ook Roland Briene, directeur van Damen Naval, die nog (veel) meer Nederlandse marineschepen gaat bouwen en hoopt om de samenwerking met Duitsland uit te breiden.

Ooit kon je in een schip volksaard zien. Italiaanse fregatten met hun oplopende dekjes hadden iets lefgozerigs. Bij de Amerikanen was alles ietsje groter. Maar de Den Helder – lang voordek met kranen, opbouw achteraan, veel schuine vlakken – lijkt op de nieuwe bevoorraders van andere landen. Die ‘laatste mode’ vloeit voort uit de eisen die operaties stellen, form follows function”, zegt Briene. „Maar het gaat niet om de looks.”

Hij kijkt even naar de gepavoiseerde nieuwste, en wijst op de vloeiende lijn langs de romp, met een slinger omhoog naar de boeg. „Die kniklijn hebben ál onze schepen”, zegt hij. „Een Damen-schip herken je meteen.”

Hans Steketee doet elke maandag ergens vanuit Nederland verslag.