N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Column Jannetje Koelewijn trof op weg naar Giethoorn een groep meisjes in het roze, klaar om elkaar te filmen voor op TikTok.
In de trein van Zwolle naar Steenwijk zit ik al tussen tientallen Chinezen: vaders en moeders met jonge kinderen, ouden van dagen in poncho’s van doorzichtig plastic. De regen striemt langs de ramen en het weer zal vandaag, afgelopen dinsdag, niet beter worden. In de bus, lijnbus 70 naar Zwartsluis, komt een meisje met een bos rozen naast me zitten, roze rozen. Haar jurk, haar tas, het hoesje van haar telefoon – roze, Barbieroze. Ze komt uit Beijing, zegt ze, en doet in Barcelona een talencursus, Engels en Spaans. Nu heeft ze vakantie en ze is in Nederland om Giethoorn te zien. „You live in Giethoorn?”, vraagt ze hoopvol. „Can I see your house?” Ze draait zich om naar de meisjes achter haar, allemaal in Barbieroze, en begint vol enthousiasme tegen ze te praten, in het Chinees.
Om ze niet al te erg teleur te stellen vertel ik dat mijn grootmoeder uit deze streek kwam, of nou ja, uit een dorpje 30 kilometer hiervandaan, Echtenerbrug bij het Tjeukemeer. Wat is 30 kilometer op wereldschaal? Als kind ging ze met garen en band langs de deuren om een paar centen te verdienen, want haar vader was dood en haar moeder lag ziek in de bedstee, en van het geld dat ze van de kerk kregen konden ze niet leven. „Wow”, zeggen de meisjes om me heen. „Good story. Zijn de mensen hier nog steeds zo arm?”
Dan zijn we bij de halte Dominee Hylkemaweg. Met Moovit en Maps op hun telefoon weten alle Chinezen dat ze hier moeten uitstappen. De meisjes rennen met hun roze parapluutjes boven hun hoofd naar het dichtstbijzijnde grachtje en beginnen dansjes te maken, TikTokdansjes met veel armgebaren, roze rozen in de hand. Ze filmen elkaar en slaken kreetjes als ze op elkaars telefoon het resultaat bekijken.
Ik stap met veertig Chinezen en vier Duitsers in de rondvaartboot van restaurant ’t Zwaantje. De bestuurder stelt zich voor als kapitein Jan van de Titanic en waarschuwt voor de krokodillen in het water. Niemand luistert, laat staan dat er iemand lacht. Het jongetje naast me zet zijn telefoon op een selfiestick en mag die van zijn moeder door het raam naar buiten steken, als hij maar voorzichtig is. Ik neem tenminste aan dat dat is wat ze zegt. Zelf houdt ze haar blik strak op haar eigen telefoon gericht, net als de andere moeders, en dat houden ze de hele tocht vol. Ze kijken alleen even op als er een andere rondvaartboot langszij komt waarop een man in het Italiaans een lied zingt, zichzelf begeleidend op een accordeon. Italiaans? Ah, ja, Giethoorn is het Venetië van het noorden, little Venice. De Chinezen op die andere boot klappen op de maat mee en de Chinezen op mijn boot beginnen ook te klappen. Ze lachen en maken foto’s. Ze vinden de eendjes die om ons heen zwemmen ook heel leuk, de kinderen mogen ze een snoepje geven.
Nog leuker vinden ze de meeuwen die achter de boot aan vliegen als we over het Bovenwijde varen, een van de meertjes rond Giethoorn die zijn ontstaan door turfwinning en zware stormen. Een meisje van een jaar of vijf, de met lintjes versierde vlechtjes als een prinsessenkroontje op haar hoofd vastgezet, springt van de bank en doet een dansje, hetzelfde TikTok-dansje als de meisjes van daarnet. De vaders spelen intussen stoelendans. Ze wisselen steeds sneller van plek, totdat een van hen op de grond rolt en dan komen ze niet meer bij van het lachen. Op het Binnenpad langs de Dorpsgracht lopen groepjes Arabieren, de mannen in trainingspakken, de vrouwen gesluierd.
Kapitein Jan wijst naar café Fanfare en ik luister naar zijn verhaal over de film Fanfare uit 1958, waarmee het toerisme in Giethoorn begonnen is. Die film, van Bert Haanstra, werd hier opgenomen en trok 2,6 miljoen bezoekers. Een idylle in zwart-wit van rietgedekte boerderijtjes, koeien op punters, ramenlappende boerinnen en jongens in overall die zoenen met stoere meisjes. „Mensen hebben de aandoenlijke neiging”, schrijft Ilja Leonard Pfeijffer in zijn weergaloze roman Grand Hotel Europa, „om personage te willen worden in de boeken of films waarvan ze hebben genoten en reizen af naar het decor.”
In de jaren zestig waren het er tienduizenden per jaar, het werden er honderdduizenden en sinds Holland Marketing in 2005 een kantoor opende in Beijing is het gestegen naar een miljoen. Een miljoen! Op 2.500 inwoners. Eén groepje Nederlanders zie ik als ik uit de boot stap. Orthodoxe christenen. De vrouwen dragen hun ongeknipte haar in een staart en hun rokken reiken tot hun enkels. Ik denk aan de tekst boven de deur van doopsgezinde kerkje waar we net langs voeren. „Eén is uw Meester, namelijk Christus, en gij zijt allen broeders.” Matteus 23 vers 8. Christus? De tech- en toeristenindustrie.