Column | Een kat in het nauw, en de hond van Dilan Yesilgöz

Nicolien van Vroonhoven van NSC twijfelde nog, vorige week dinsdag in de hal van de Tweede Kamer, of ze lijsttrekker wilde worden. „Dat ei moet ik nog leggen.” Verderop stond BBB-leider Caroline van der Plas. Ze zei tegen journalisten dat VVD-leider Dilan Yesilgöz een machtsspel speelde over de verdeling van de ministeries waar eerst nog PVV’ers de leiding hadden. „Maar ík”, zei ze, „kom echt niet net uit een ei gekropen.”

Geert Wilders was er ook. De dag ervoor had Yesilgöz gezegd dat ze niet meer met hem in een kabinet zou stappen, hij was „een wegloper”. Maar Wilders had net de peiling van EenVandaag gezien: de VVD verloor 4 zetels, de PVV won er 5. „Iedere keer dat mevrouw Yesilgöz keft”, zei hij, „krijg ík er een zetel bij.” Hij vond ook dat Yesilgöz „maar wat kakelde”. Op X plaatste hij die middag een felgekleurd plaatje van ‘de Kakelkip’ en: „Quizvraag: wie is dit?”

Beeldspraak, laat oud-VVD-campagnestrateeg Bas Erlings zien in zijn boek Het Spel van de Populist, raakt het onbewuste deel van ons brein. Een simpel beeld kan in de politiek enorm effectief zijn, vooral als je het steeds maar weer herhaalt. En wat is simpeler dan één opvallende eigenschap van een dier, kakelen of blaffen, toekennen aan een mens? Dat heet zoömorfisme, zegt een oud-docent Nederlands van mijn middelbare school, het Christelijk Gymnasium in Utrecht. Ze denkt dat niet héél veel mensen nog weleens een kip zien. Het beeld van zo’n dier kennen veel mensen wel, vooral uit kinderboeken. „Denk aan Annie M.G. Schmidt, W.G. van der Hulst.”

De veilige, eenvoudige wereld van vroeger waar populisten zoals Wilders, schrijft Erlings, graag naar verwijzen, omdat we die zijn ‘kwijtgeraakt’.

Oud-SGP-medewerker Menno de Bruyne, expert in politieke geschiedenis, stuurt me het verslag van een Tweede Kamerdebat in 2011. Job Cohen, toen nog leider van de PvdA, noemde Wilders „een kleuter” en voor Cohen, die moeite had om zich staande te houden in de harde, Haagse politiek, was dat ongekend scherp. Maar wie weet het nog? Wat veel mensen nog wél weten: Wilders noemde Cohen in dat debat „de bedrijfspoedel van Rutte”. „U mag een keer keffen, u mag een keer tegen een boom aan plassen, u mag een keer blèren. Maar als Rutte weer thuis is, springt u bij hem op schoot.”

In de rokershoek van de Tweede Kamer zegt Van der Plas dat zij graag beeldspraak met boerderijdieren gebruikt: dan associëren kiezers dat met háár. In een debat over asiel, woensdagmiddag, begint Stephan van Baarle van Denk over „op hol geslagen burgers” die bij Ter Apel auto’s tegenhielden als ‘grenscontrole’. Maar nee, zegt hij later: „Ik wil mensen natuurlijk niet vergelijken met paarden.”

Geert Wilders had misschien ook wel spijt gekregen van het ‘keffen’ en ‘kakelen’. Hij haalde het plaatje van de kip van X af, en ook zijn retweets van mensen die Yesilgöz een „kletskous” vonden die „kakelt”.

Het had VVD’ers doen denken aan de manier waarop hij tekeer was gegaan tegen Sigrid Kaag van D66: een „heks”. In de gang zegt een Kamerlid van de VVD tegen mij dat Wilders vooral zo doet tegen vrouwen. En dat hij vast in paniek is, omdat Yesilgöz niet meer met hem in een kabinet wil. „Een kat in het nauw”.

Op het VVD-congres in Nieuwegein, zaterdag, zegt Dilan Yesilgöz het nóg een keer: „Al zou de PVV vijftig zetels halen: néé.” Op het podium staat ook haar hond.

Petra de Koning doet elke dinsdag verslag over de Haagse politiek. ([email protected])