
‘Dit gaat niet over die grote groep Nederlanders die het super doen, de taal spreken, staan voor onze democratische waarden”, schreef VVD-Kamerlid Bente Becker dinsdag op de VVD-site. De motie waarin zij had opgeroepen tot meer onderzoek naar de normen en waarden van mensen met een migratieachtergrond was toen al twee weken oud, maar ze bleef hem maar toelichten. Op de site dus, en een paar dagen eerder in een filmpje. Ook daarin sprak Becker over mensen met een migratieachtergrond alsof het ging om zwakbegaafde kleuters die toch maar mooi een puzzel hadden gelegd: het ging „meestal supergoed” met ze. En wat ging er dan zo goed? Nou, „dat mensen met een migratieachtergrond gewoon hardwerkende Nederlanders zijn”.
Ah, de hardwerkende Nederlander. Het saaiste personage uit het politieke debat is onverwoestbaar. Dit keer werd hij onderdeel van een kinderlijk zwart-witschema: aan de ene kant heb je mensen die „onze vrije waarden” aanvallen, en aan de andere kant hardwerkende Nederlanders. Er zijn natuurlijk geen hardwerkende Nederlanders die er tegelijk ‘foute’ ideeën op nahouden.
Maar Becker is niet de enige die ‘de goede migrant’ zo kleinerend in het zonnetje zet. Enkele weken eerder, in het Kamerdebat over de jacht op Maccabi-supporters, prees zo ongeveer iedereen het arbeidsethos van mensen met een migratieachtergrond. Geert Wilders voorop: „Er zijn ook heel veel mensen binnen de moslimgemeenschap die hard werken, carrière maken, studeren en helemaal niets verkeerd doen”, aldus de PVV-leider.
Dick Schoof had naar eigen zeggen jonge Amsterdammers gesproken die zeiden: „Hé, ik werk hard en lever een positieve bijdrage.” Voor hen had hij goed nieuws: „Ik ben ontzettend blij dat die mensen in dit land zijn, en ik hoop ook dat ze blij blijven in dit land en dat ze willen meewerken om dit land tot een mooi land te maken.”
Ook Frans Timmermans had mensen gesproken. Van Nederlandse moslims kreeg hij vaak te horen: „Ben ik nog wel welkom? Mijn kinderen breng ik naar school, maar ben ik nog wel welkom? Ik verzorg elke dag de mensen in het verzorgingstehuis, maar ben ik hier nog wel welkom? Ik draag elke dag bij aan deze samenleving, maar ben ik hier nog wel welkom?”
Rob Jetten sprong op zijn beurt in de bres voor de „bijna 500.000 Nederlanders met Marokkaanse roots, waarvan de meeste mensen elke dag vroeg opstaan om naar school te gaan, om naar het werk te gaan, om vrijwilligerswerk te doen, om een bijdrage te leveren aan deze samenleving”. Marieke Koekkoek had het over „alle Nederlanders die hier hard werken om iets moois van hun leven en de samenleving te maken”. En Henri Bontenbal prees „de overgrote meerderheid van de Nederlanders met een migratieachtergrond die gewoon meedoen, gewoon hun best doen en al jarenlang bezig zijn om hun bijdrage te leveren aan de samenleving”.
Zelfs DENK-lijsttrekker Stephan van Baarle sprak over „een heel groot deel van de Nederlands-islamitische jongeren, die zichzelf helemaal kapot werken om hier in Nederland een toekomst op te bouwen”, en later over „Nederlandse moslims die hier een bijdrage leveren”.
Het prijzen van de deugdzame, hardwerkende allochtoon was zo unaniem dat je bijna zou vergeten hoe raar het is. Het Nederlandse staatsburgerschap zou onvoorwaardelijk moeten zijn. Ook mensen die niet of parttime werken, laat opstaan, geen vrijwilligerswerk doen, hun afval niet scheiden, ja, zelfs degenen die vrouwen en mannen niet gelijkwaardig vinden, zijn ‘welkom’, in de zin dat ze hier gewoon mogen zijn. Het is niet verplicht om een ‘bijdrage te leveren’, gelukkig niet.
Bovendien, en nu komt het grappige: de gemiddelde Nederlander werkt helemaal niet hard, en is ook niet gebrand op het leveren van een bijdrage. Toevallig beschreef Ipsos I&O-onderzoeker Peter Kanne deze week in de Volkskrant hoe laag het ambitieniveau hier is. Uit internationaal vergelijkend onderzoek van Ipsos, uitgevoerd in het eerste kwartaal van dit jaar, bleek dat slechts 16 procent van de Nederlanders een „prominente arbeidspositie” nastreeft. Mede hierdoor heeft Nederland bijna het laagste aantal arbeidsuren ter wereld (31 uur per week). Ook zetten Nederlanders zich niet graag in voor het collectief: „In vergelijking met de rest van de wereld zijn Nederlanders bovenmatig individualistisch en hedonistisch ingesteld”, aldus Kanne. Daar komt nog bij dat bedreigingen als klimaatverandering en geopolitieke conflicten leiden tot „een sterke focus op het innerlijke”: „En dus trekken Nederlanders zich nog meer dan gemiddeld terug in hun eigen, kleine gelukkige leefwereld.” Niks ‘dit land tot een mooi land maken’, gewoon goed voor jezelf zorgen.
Het ideaal van hard werken en een bijdrage leveren is nostalgisch wensdenken. Terwijl de moderne mens zijn eigen verlangens najaagt, droomt de Kamer nog van een deugdzame burgerij die zich graag inzet voor het algemeen belang. De ‘nieuwkomer’ wordt vervolgens langs deze lat gelegd. Dat uitgerekend een liberale partij voorop loopt in dit burgermanstoneelstuk, kun je met recht ironisch noemen.
Floor Rusman ([email protected]) is redacteur van NRC
