Januari 1941, een kille winteravond. De muren van Barak 28 in krijgsgevangenenkamp Stalag VIII-A, Görlitz, bieden schamel weerstand tegen de koude buitenlucht. Binnen vult de barak zich met het Quatuor pour la fin du temps van de Franse componist Olivier Messiaen. Het is geschreven in Görlitz voor de voorhanden musici: een klarinettist, een violist, een cellist en Messiaen zelf achter de piano.
Het Quatuor heeft acht delen, gecomponeerd naar voorbeeld van de Openbaringen van Johannes, opgedragen aan de Engel die het einde der tijd verkondigt.
Vierhonderd krijgsgevangen en nazi’s luisteren naar de première van een meesterwerk. Vurige, hoekige dansen worden afgewisseld met meditaties. Het laatste deel, Louange à l’immortalité de Jésus is een meanderende viool, begeleid door een pulsatiele piano. Het pulseren wordt steeds zwakker, de viool dooft uiteindelijk uit. En dan: stilte.
Het is een bijna terloopse vraag in College Tour. Gevraagd naar wat stilte voor hem betekent, antwoordt de Finse sterdirigent Klaus Mäkelä dat zijn favoriete stilte die van na het slotakkoord is. De dirigent houdt zijn baton hoog, de musici hun instrumenten ongeroerd. Iedereen voegt zich in een transcedent zwijgen, uit respect en ontzag. Het concentraat aan stilte wordt bijna voelbaar.
Wat een indrukwekkende stilte moet dat zijn geweest, na afloop van het concert in Görlitz. Het dagen dat er nog zulke pracht mogelijk is in een apocalyptische wereld. Het besef van de verbinding tussen de toehoorders die stuk loopt, vanwege niets wezenlijks. „Nooit”, zegt Messiaen hier later over, „werd er met zoveel aandacht en begrip naar mij geluisterd.”
Een bijna voelbare stilte hangt ook in de ziekenhuisgangen tijdens mijn nachtdiensten. De stilte van honderden zieken. Als ik de step geparkeerd heb, en naar de kamer loop van een overleden patiënt, hou ik mijn pas even in. Om de hoek is de overledene met diens familie. Ik neem het zwijgen in mij op, of het zachtjes huilen, het licht dat zich stil van kamer naar gang begeeft.
Daarna is het zaak dat ik de kamer instap, de familie aanspreek, de stilte verbreek. En precies dat is het wrange van stilte, dat het op een gegeven moment verbroken moet worden. Door condoleances of door applaus. Vervolgens gaan we over tot de orde van de dag. De overlijdenspapieren worden ingevuld, de instrumenten gestemd, de gevangenen vergast.
Wat als we die stilte nou eens konden behouden? Dan zouden we nooit meer onze verschillen hoeven te confronteren. Dan zouden we ons altijd verbonden voelen. Ik zou een recept uit willen schrijven voor de wereld. Eén ampul geconcentreerde stilte. Een destillaat van alles wat voorheen gezegd werd, loze beloften en saillante woorden. Een gezamenlijk verhaal.
Het was de Duitse wacht Karl-Albert Brüll die Messiaen pen en papier gaf, en een aparte, beveiligde barak waarin hij afgezonderd kon componeren. Na het concert regelde Brüll Messiaens vrijlating uit het kamp en zijn terugkeer naar Frankrijk. Hij nam deel aan de stilte. Decennia later belt Brüll onaangekondigd bij Messiaen thuis aan. Hem wordt prompt de toegang ontzegd.
Zelfs de vrome Messiaen had de stilte van Barak 28 achter zich gelaten. Een ampul geconcentreerde stilte? Nee, ik vrees dat we het zullen moeten uithouden tot de Engel komt.
Dino Gacevic werkt op de spoedeisende hulp van een Rotterdams ziekenhuis. Hij vervangt tijdelijk Karin Amatmoekrim.
Het staat nog niet in het woordenboek maar ‘femicide’ bestaat. Het is vrouwenmoord, gepleegd door een partner of ex-partner. En vaak liggen er al verschillende klachten bij de politie of Veilig Thuis over de dreiging die uitgaat van die partner. Het is een luguber patroon, dat vorige week opnieuw het leven lijkt te hebben gekost aan twee vrouwen.
Ongeveer elke twee weken wordt in Nederland een vrouw door een (ex-)partner om het leven gebracht, blijkt uit de Femicide Monitor van de Universiteit Leiden. Van de 448 vrouwen die van 2014 tot en met 2024 werden gedood, kwam 60 procent van de zaken als femicide in de boeken. 100 procent van de daders, staat er, is man.
Vorige week gebeurde het naar het zich laat aanzien twee keer. Eerst in Gouda, waar de 53-jarige Driekus K. zijn 39-jarige ex-vrouw doodschoot op straat. Hij had, zo blijkt, al eens dertien jaar in detentie gezeten wegens poging tot doodslag op een andere ex. Zijn werkwijze verschilde volgens het verslag van een ooggetuige amper: ook in Gouda verschuilde hij zich, droeg hij een verrekijker en vuurde hij kogels af op zijn ex die met haar kinderen over straat liep.
Een paar dagen later werd een 38-jarige vrouw in het Brabantse Vlijmen gedood in haar woning in het bijzijn van een klein kind; de politie arresteerde die dag haar vriend.
Dreigende femicide is, net als kindermishandeling en huiselijk geweld, niet altijd makkelijk te zien of te voorspellen. Je moet het wíllen zien en er werk van maken zoals burgemeester Huri Sahin van Rijswijk al twee jaar probeert te doen. Ze riep na twee gevallen van femicide in haar gemeente alle vrouwen op haar te mailen, als ze door hun partner of ex-partner in angst leven. Ze kreeg zestig berichten waarvan twintig „zeer urgente”. In een interview eind vorig jaar vertelde ze dat ze na een gesprek met een angstige vrouw die door haar man werd bedreigd, de politie er zelf bij haalde. De vrouw had tot dan toe te weinig hulp gekregen. „Ineens kon ze wél een awareness-systeem krijgen, een alarmknop waarmee je meteen contact met de meldkamer hebt.”
Elke vrouw die door een bezitterige of anderszins ontspoorde man wordt vermoord, is er één te veel. Gemiddeld 44 per jaar in Nederland is beschamend.
Een jaar geleden kondigde het tóen demissionaire kabinet een ‘plan van aanpak femicide’ aan dat ‘rode vlaggen’ opsomt die erop kunnen wijzen dat een man zijn vrouw of ex mogelijk gaat vermoorden: stalking, intieme terreur of bedreiging. Ook een vrouw die steeds verder wordt geïsoleerd door haar vriend en langzaamaan alle banden met familie en vrienden verbreekt, loopt risico, blijkt uit onderzoek.
Professionals en omstanders moeten die rode vlaggen herkennen, schreven de betrokken bewindslieden. Zoals ze kindermishandeling en ouderenmishandeling in grote campagnes onder de aandacht bracht, zou zo’n campagne voor femicide ook zinvol zijn. Het is essentieel dat de politie en hulpverleners vrouwen serieus neemt die zulke klachten melden. En dat er plek is in het blijf-van-mijn-lijfhuis.
Andy Byron en Kristin Cabot bij het Coldplay-concert
Foto screenshot, bewerking NRC
Ik zou graag niet hebben geweten wie Andy Byron en Kristin Cabot zijn. Zoals jij nu ongetwijfeld weet, werden de ceo van data-bedrijf Astronomer en zijn hoofd presoneelszaken betrapt op het stadionscherm tijdens een concert van Coldplay. Hij probeerde weg te sluipen, terwijl zij haar gezicht verborg, maar het was te laat. Iemand plaatste de beelden online. Iedereen sprong erbovenop. En hun levens werden overhoopgegooid.
Zoals ik al zei, ik wou dat ik niet wist wie zij zijn. En dat komt omdat ieder van ons, om welke reden dan ook, Andy Byron of Kristin Cabot zou kunnen worden: mensen met gebreken op de verkeerde plaats op het verkeerde moment. Iedereen kan een foute-maar-irrelevant-voor-de-rest-van-ons beslissing nemen, maar toch je eigen ondergang tegemoet zien. Wat deze gebeurtenissen duidelijk maken , is dat er een ziekte in het sociale weefsel is geslopen en dat er dringende noodzaak is voor een nieuwe privacy-ethiek.
Een waarschuwingsteken
Het verhaal van het ‘Coldplay-concert-koppel’ is in wezen irrelevant en inhoudsloos, het vertelt ons niets over de wereld, over onszelf; het is niet bijzonder grappig of tragisch of diepgaand. Er is geen pathos, geen inzicht. Het is waar dat de huidige cultuur op X en andere social media-apps misschien minder direct destructief is dan tijdens de piek van de ‘woke’-periode (circa 2017 tot 2021). Toch is het viral potentieel van dit soort verhalen een waarschuwingsteken dat onze cultuur geobsedeerd is met schaamte, surveillance en controle. Een obsessie met het privéleven van anderen is een ziekte.
Het lekken, doxxen , bespioneren van particuliere burgers op Reddit, op privé-Facebookgroepen, op X, op Instagram, op TikTok – ongeacht de morele kwaliteit van de personen die onderzocht worden – schaadt iedereen. Omdat het iedereen onderhevig maakt aan dit alomtegenwoordige, collectieve panopticum, en hoe meer deze beelden circuleren, hoe normaler dat wordt.
Groepschats, dating-apps, e-mails – of in het geval van Byron en Cabot, gewoon in het openbaar zijn zonder de intentie om gefilmd te worden – zouden niet onderworpen moeten zijn aan openbaar oordeel. Dit soort verhalen leidt af van serieuze kwesties en leidt de aandacht af van de werkelijk machtige individuen en entiteiten die onze levens wezenlijker beïnvloeden.
Net als elk dorp
Er zit duidelijk iets in de menselijke natuur dat geneigd is tot roddelen, schande te maken en bespotten (onbezonnen, automatisch). Maar nieuwe technologie stelt ons in staat om op historisch ongekende manieren uiting te geven aan deze laaghartige neigingen. We zouden het verdraaiende effect dat zulke verhalen, en onze obsessie daarmee, hebben op onze zielen hebben, serieus moeten nemen.
De global village is net als elk dorp – berispend, straffend, geobsedeerd met roddelen, met niets beters te doen. Terwijl het misschien leuk lijkt om iemand tot een meme te maken, is het ernstig respectloos en gooit het de gewoontes en veiligheidsmaatregelen van een liberale samenleving overboord om deel te nemen aan sadistisch groepsgedrag. Dus hoewel het concrete voorbeeld waarover we het hebben misschien niet het overdenken waard lijkt, is dat mijn punt.
Er zou een les in dit verhaal kunnen zitten over de hypocrisie van een ceo en een HR-functionaris, die een affaire hebben die bij medewerkers van lagere rang tot direct ontslag had geleid. Maar wat ik zie opkomen in het publieke debat is geen intelligente kritiek op HR-afdelingen en hun cultuur , maar schadenfreude, vreugde om de ellende van een willekeurig ander persoon.
Als deze trends doorzetten – als algoritmen blijven werken zoals ze doen, en ik kan me niet voorstellen dat ze dat niet zullen doen – dan zullen steeds meer slachtoffers uit hun anonimiteit worden gesleurd voor een ‘mimetisch offer’. En als gevolg daarvan zijn betekenisvolle taboes rond privacy, schaamte en respect verdwenen, en zijn ieders levens en gedragingen voer geworden voor commentaar en bespotting.
Nieuwe taboes
We hebben dringend nieuwe taboes nodig – niet tegen overspel of seksuele immoraliteit of interpersoonlijk bedrog, want daar hebben we duidelijk al genoeg van. We hebben eerder taboes nodig tegen het opruien van onszelf in idiote, verfoeilijke menigten, die niet in staat zijn na te denken over hoe de onderwerpen van onze riduculisering lijden onder deze digitale steniging. Een wijzer perspectief zou doen inzien dat we allemaal, op het verkeerde moment, leugenaars, dwazen, cheats, charlatans, hypocrieten zijn. Laat hij die niet gezondigd heeft op de like- of repost-knop klikken.
We zondigen allemaal, en we hadden genade of barmhartigheid kunnen ontvangen onder de theocratieën van oudere liberale en Verlichtingsarrangementen. Algoritmische gerechtigheid en oordeelvorming bevatten echter noch de deugden van de theocratische samenleving – je kon tenminste nog je toevlucht nemen tot het religieuze recht, met zijn uitzonderingen en casuïstiek – noch van de klassiek liberale samenleving: er is geen eerlijke procesgang, geen beroepsmechanisme. Er is geen bemiddelende structuur in de global village. Het is instinctief, dierlijk, overhaast, wreed.
Klik op het vinkje naast ‘Ik ben geen robot’
De kracht en richting van dit collectieve online-oordeel moeten op zichzelf worden gericht: we moeten niet degenen straffen die in het panopticum worden betrapt, maar de anonieme posters, Redditors en dergelijke; iedereen die vreugde vindt in willekeurige daden van minachting. Als we in een tolerante, gezonde samenleving willen leven, moeten we onze camera’s uitzetten, afstand nemen van mimetische, digitale dorpsstenigingen, en reflecteren op onze eigen toevallige en imperfecte levens en zelf.
Deze ‘verplichting’ zal niet van boven komen: er zijn geen aanwijzingen dat techbedrijven hun producten zullen veranderen om dit soort gedrag te ontmoedigen. Zelfregulering, op grote schaal, is voorlopig het enige antwoord. De manier waarop we praten, schrijven, handelen en reageren doet ertoe. Cultuur is belangrijk in zoverre dat cultuur een laag van software is die ten minste gedeeltelijk bepaalt hoe we onze telefoons gebruiken. Het ontbreekt ons dringend aan gedragscodes met betrekking tot technologie en ons vermogen om elkaar op te nemen, te doxxen en lastig te vallen.
Zelfbeheersing
Als onze natuurlijke reactie op constante wederzijdse surveillance niet afkeer is, dan zou het dat moeten zijn; telefoons zijn uitgerust met camera’s, maar camera’s die verbonden zijn met het wereldwijde bewustzijn, zijn wapens. Het filmen van vreemden zou niet genormaliseerd moeten worden – mensen zeggen dat ze hun telefoons weg moeten leggen zou dat wel moeten zijn. Bijdragen aan de viral stapel van berichten over willekeurige mensen die geen intentie hadden om viral te gaan, zou ook niet normaal moeten zijn. Als Big Tech die niet verwijdert, dan is zelfbeheersing vereist. Instanties kunnen helpen deze nieuwe normen te handhaven en te versterken door het gebruik van telefoons in zoveel mogelijk openbare ruimtes te verbieden.
Er zijn ook secundaire voordelen: openbare ruimtes zijn gewoon beter zonder dat iedereen op zijn telefoon zit; 50.000 mensen die allemaal hetzelfde concert filmen, bijvoorbeeld, is naast de onbedoelde gevolgen, stom en onesthetisch. Niet ieder van ons hoeft onze eigen slecht gekaderde foto’s van Gustav Klimts De Kus te maken als we Wenen bezoeken. Professionele foto’s en ansichtkaarten zijn al ruim voorhanden. We zouden ook ons geheugen in kunnen zetten.
De gedragscodes zijn wat we misschien ‘tegen-mimetica’ zouden kunnen noemen; ze moeten in eerste instantie kunstmatig in de sociale interactie en discours worden geïnjecteerd, voordat ze aanslaan. Dat is wat ik hier voorstel. Misschien denken we dat iets amusant is en de moeite waard om commentaar op te leveren of slecht en de moeite waard om te berispen, en misschien is dat in isolatie ook zo. Maar al met al maken we het leven ondraaglijk, angstig en genadeloos.
Het kostte verschillende eeuwen voordat ridders te paard de gedragscode ontwikkelden die bekend staat als ridderlijkheid om hun ongeëvenaarde vermogen om iedereen die geen paard, bepantsering en zwaard had, te doden of te bedreigen; laten we hopen dat we gedragscodes kunnen ontwikkelen rond onze telefoons of welke volgende generatie AI-apparaten telefoons ook vervangen.
Privacy is een zwaarbevochten maatschappelijk goed; geef het terug aan anderen om je eigen te beschermen.
Dit stuk verscheen eerder in Unherd, een Britse nieuws- en opiniewebsite, en is met ondersteuning van AI vertaald.
Zijn er, ook in Nederland, politici die je vertrouwt, niet eens zozeer om wat ze zeggen, maar hoe ze dat doen? Vorige week schreef ik over de zelfverliefde stijl van Trump, en vooral ook: hoe die plaatstalen, narcistische presentatie bezig is de politieke wereld te veroveren. De vraag of Trumps omstanders hem echt als voorbeeld zien, of vooral toch vrezen voor zijn grillige macht, valt nauwelijks te beantwoorden. Macht corrumpeert en presidentiële, Amerikaanse macht doet dat exponentieel.
Naar aanleiding van het ‘vredesartikel’ van Willem Schinkel, een week geleden in NRC, probeerde ik tot een psychologisch profiel te komen van Poetin. Het is veelzeggend dat ik de Russische leider in het geheel niet kan ‘lezen’. Zijn gezicht is vlak, ook door cosmetische ingrepen, maar wat meer is: zo doorzichtig als Trump is, zo onpeilbaar is Poetin. Een volmaakt enigma. De ondoorgrondelijke leider past bij een ondemocratisch land. Je kan Poetin nog niet eens een pokerface toeschrijven, want zo iemand probeert zijn gevoelens te verbergen. Bij Poetin is de vraag: zijn die er dan?
Willem Schinkel kan wel pleiten voor „de-escalatie” en „gerichtheid op vrede” om zo te komen „tot een begrip van wat de ander motiveert”. Maar uit Poetins mond komt enkel de officiële propaganda, die Schinkel dan ook braaf overschrijft: „In het geval van Rusland behelst die eeuwen van West-Europese pogingen Rusland te veroveren.” Terecht schrijft Tommy Wieringa in de Volkskrant: „Ik kom niet verder dan de desastreus verlopen invasie van Napoleon in 1812 en die van Hitler in 1941 – niet wat je noemt ‘eeuwenlange pogingen’.” Was will Poetin? Schinkel weet het kennelijk.
Het is voor westerlingen zowat onmogelijk om kolonialisme anders te beschouwen dan als zelfkritiek, en hoe begrijpelijk ook, zo’n houding maakt blind voor het nog steeds voortdurende, Russische kolonialisme. Ook die blindheid is een gemankeerde vorm van eigenwaan: zo slecht als het Westen is, dat lukt niemand anders.
Nu dichter bij huis: gek genoeg lijkt Trump psychologisch nog het meest op de vermoorde Pim Fortuyn; bij beiden overviel mij het onmiddellijke verlangen ietsje minder van hun grillige Zelf te zien. Mijn ideale politicus is geen open boek, het moet ook weer dichtgeklapt kunnen worden. Wij zijn geen vriendjes, ik kan hooguit op zo iemand stemmen.
Nu kennen wij Nederlanders, zeker sinds Fortuyn het idee dat de bescheiden presentatie verdacht is, want een uiting van ‘valse bescheidenheid’. Laten we wel wezen: honden kunnen vals zijn, vooralsnog bijt bescheidenheid niet.
Natuurlijk zet de politicus een publiek gezicht op, niemand gaat de politiek in zonder het idee te hebben iets toe te kunnen voegen. De politicus moet opstaan voor de speech terwijl de rest van de tafel blijft zitten. Zonder geldingsdrang gaat het niet. Maar de machtigste man op aarde die telkens zegt: „Ik ben de machtigste man op aarde”, die moet je mijden.
Omdat wij in een coalitieland leven, en de egomane stijl van Wilders alleen daarom al zo detoneert, wil ik twee politici voordragen die ik op die wankele schaal van geloofwaardigheid hoog houd: Jesse Klaver en Henri Bontenbal.
De eerste schikte zich in zijn derde plek op de lijst GroenLinks-PvdA en liet Timmermans voorgaan, en Bontenbal nam een failliete winkel over zonder meteen alles in de totale „uitverkoop” te gooien.
Beiden beschikken over een stijl, die doorgebakken democratisch is. En soms komt het zelfs voor, dat de zelfreflectie het even wint van de politieke bluf.