Amper acht jaar oud was hij, maar Jasper Riemersma – inmiddels zeventien – weet nog precies hoe het ging: thuis, op tafel, lag een brief. Daarop stond wat tekst en een zwart-geel logo, dat hij als voetballiefhebber meteen herkende. „Je mag naar Vitesse!”, vertelde zijn vader hem. Zelf had de pupil nooit doorgehad dat hij beter was dan zijn teamgenootjes bij amateurclub r.k.v.v. Emplina in Den Bosch.
Drie jaar reden zijn ouders hem op en neer naar Arnhem. Tot dat ene telefoontje, in april 2019, dat het avontuur er voor hem op zat: niet goed genoeg.
Zoals Jasper krijgen jaarlijks alle jongens en meisjes die in de jeugdopleiding spelen van één van de 34 profclubs in april een telefoontje: het moment waarop ze horen of ze ook het jaar erna nog tot de selectie behoren.
Met Jasper Riemersma kwam het goed. Na Vitesse pikte ‘zijn’ FC Den Bosch hem op. „Kon hij opeens weer gewoon lekker op het fietsje naar het voetbal”, zegt zijn vader Rogier in de rust van de wedstrijd tegen FC Utrecht, afgelopen zaterdag. „Dat deed hem goed.”
Zijn zoon groeide uit tot een lijvige puber met een guitige lach. Een onvermoeibare verdediger ook, met een fijne traptechniek.
Toch was de wedstrijd tegen Utrecht één van de laatste optredens van zijn zoon in het blauwwitte shirt van Den Bosch.
Eind april zaten vader en zoon samen in de auto toen de clubleiding belde. De horde die Jasper jaar na jaar had genomen, bleek nu te hoog: niet goed genoeg. „Zwaar teleurgesteld was-ie”, vertelt zijn vader. „Hij heeft één krachttraining overgeslagen, toen de knop omgezet en weer alles gegeven wat-ie in zich heeft.”
Wat nu, nu spelen in De Vliert – de thuishaven van eerstedivisionist Den Bosch – een utopie lijkt?
Het is een vraag die bij meer ouders langs de lijn leeft. „Ik ga niet nog een jaar het hele land afreizen om mijn zoon op de bank te zien zitten”, zegt een ouder van een andere speler.
Jasper zelf weet het nog niet. Een andere profclub wellicht? Terug naar Emplina? Daar denkt hij nu over na. Tuurlijk, op papier is er een plan B: deze zomer slagen voor zijn eindexamen en dan naar de opleiding sporteconomie in Tilburg.
Maar het gaat om plan A: „Prof worden”, zegt hij na afloop van de verloren wedstrijd tegen FC Utrecht. „Het kan nog altijd”, zegt hij gedecideerd. Na een slok sportdrank: „Dat weet ik zeker.”
Soms past een paus precies in zijn tijd. De progressieve Vaticanum II-hervormingen van paus Johannes XXIII vonden plaats toen The Beatles de wereld veroverden. Johannes Paulus II was de juiste paus om het wankelende Sovjet-imperium een flinke duw naar het einde te geven. Kunnen we in het tijdperk van Trump een reactionaire populist verwachten als opvolger van Franciscus?
Aangezien een groot aantal kardinalen die daarover gaan beslissen door Franciscus zijn benoemd is de kans daarop gering. Toch zullen sommige conservatieve katholieke lobbyisten hun uiterste best doen om de meer progressieve ideeën van Franciscus terug te draaien – zijn verdraagzaamheid tegenover homoseksuelen, zijn aandacht voor de armen, zijn zorg over klimaatverandering, en last maar zeker niet least, zijn kritiek op de politiek van Donald Trump. Veel van de rechtse lobbyisten komen uit de Verenigde Staten, en de meesten van hen zijn voor Trump. Die zogenaamde MAGA-katholieken (Make America Great Again) beschikken over veel geld en hebben machtige vrienden.
Trumps voormalige adviseur Steve Bannon staat bekend als een strenge katholiek. Volgens hem was de vorige maand overleden paus Franciscus een anti-Amerikaanse marxist, die moet „branden in de hel” omdat hij massa-immigratie zou hebben aangemoedigd, zich niet had verzet tegen de controle van de Communistische partij op de Rooms-Katholieke Kerk in China, en andere zonden.
Roger Stone is ook zo’n katholieke blaaskaak in de entourage van Trump. Volgens hem was Franciscus geen „legitieme” paus. Ook hij verwacht dat „het heet is waar [Franciscus] nu zit”.
Lees ook
Wachten op witte rook: mogelijk komt die nog deze week, maar er zijn meerdere ‘papabili’
‘Roomse stem’
Wat is er gebeurd met Amerikaanse katholieken? Ooit werden zij gezien als de relatief progressieve christenen in de VS. In 1960 stemde zo’n 80 procent op John F. Kennedy, en niet alleen omdat hij katholiek was. In 2020 kreeg Joe Biden, een veel vromere katholiek dan JFK, slechts 49 procent van de roomse stemmen.
De ‘roomse stem’ is evenmin eenduidig als de ‘Joodse stem’. Er bestond altijd een kloof tussen conservatieve katholieken die Nixon prefereerden boven JFK en progressieve gelovigen. JFK zelf zei daarover: „De nonnen zijn voor mij, de bisschoppen voor Nixon.” Maar de verschuiving naar rechts en extreem-rechts onder Amerikaanse katholieken is opmerkelijk.
Het slinken van de kerk heeft hier iets mee te maken. Minder jonge mensen hebben zin om priester te worden, en zij die dat nog wel willen zijn overwegend conservatief. Volgens een onderzoek van de Catholic University of America zag 68 procent van de aankomende priesters zichzelf in de jaren zestig als „theologisch progressief”. Dat zijn er nu niet eens 10 procent meer. De rest vindt zich „conservatief/orthodox”, en zelfs „zeer conservatief/orthodox”.
Er zijn echter meer redenen voor de verrechtsing van de Katholieke Kerk in de VS. Klassenverschillen spelen een rol, en dat betekent in Amerika onvermijdelijk ook rassenverschillen. De Democratische Partij kreeg vroeger veel stemmen in de zuidelijke staten, met name van witte kiezers die niet behoorden tot de hoogopgeleide, welvarende elite. Die stemmers waren in cultureel opzicht conservatief, maar steunden een progressief economisch beleid.
Toen kwamen de jaren zestig: seks, drugs, en rock ‘n roll, Vaticanum II, en wat gewis nog belangrijker was, burgerrechten voor zwarte Amerikanen. Als gevolg daarvan liepen veel katholieken, en vooral ook evangelische christenen, over naar de Republikeinen, die een culturele contrarevolutie beloofden: orde op straat, kerk op zondag, geen seks buiten het huwelijk, zeker niet tussen mensen van hetzelfde geslacht, en (in bedekte termen natuurlijk) de handhaving van witte suprematie. Daarom stemden veel behoudende christenen in 1968 op Nixon, en een halve eeuw later op Trump. Ras was ook hier van belang. Katholieke Trumpstemmers waren overwegend wit; zwarte en latino katholieken stemden eerder op Biden.
Progressieve katholieken
Er zijn natuurlijk nog heel wat liberale en progressieve katholieken in de VS, waaronder een aantal kardinalen. Maar de invloed van extreemrechtse katholieken die de sociale verworvenheden van de vorige eeuw ongedaan willen maken is enorm gestegen. Steve Bannon en Roger Stone zijn enkel de meest platvloerse voorbeelden. Belangrijker zijn de vijf extreem conservatieve katholieke rechters in het hooggerechtshof. Sonia Sotomayor is de enige progressieve katholiek onder de negen rechters. Trumps voormalige procureur-generaal, William Barr, was ook katholiek. Hij zag secularisme als een „sociale pathologie” die de „morele orde” aantastte. Trumps vicepresident, JD Vance, koos in 2019 voor het katholieke geloof.
Theologie telt uiteraard mee in de christelijke contrarevolutie. Katholieken zijn fel tegen abortus omdat het leven volgens hen begint met de conceptie. Protestanten tilden hier minder zwaar aan, maar zij schaarden zich achter katholieken in hun gemeenschappelijke streven om overheidsgeld los te krijgen voor confessionele scholen. Maar strenge katholieken en evangelische christenen vonden elkaar meer dan ooit in de cultuurstrijd die begon met Nixon, en die nu het land meer en meer verdeelt in twee kampen.
Verwoede cultuurstrijder
Aan de ene kant staan de relatief hoogopgeleide, min of meer seculiere bewoners van de grote steden die zich soepel opstellen tegenover de seksuele moraal, immigratie, en genderdiversiteit, maar die streng oordelen over racisme, homofobie, islamofobie, en andere xenofobieën. Aan de andere kant staan de lager opgeleide Amerikanen die geloven in de kerk, in een duidelijk onderscheid tussen man en vrouw, en in hun recht om wapens te dragen. Antiracisme wordt door hen vaak gezien als een bedreiging van hun status als witte meerderheid, en zij storen zich minder aan de fobieën die het progressieve kamp zo intens bezighouden.
Dat deze cultuurstrijd ook een klassenstrijd is bleek uit de opmerking van Barack Obama, die in 2008 een deel van zijn politieke tegenstanders afdeed als mensen „die zich vastklampen aan hun geweren of hun religie”, de mensen kortom die Hillary Clinton later de deplorables noemde.
Verbanden die in de cultuuroorlog vaak worden gemaakt zijn niet altijd logisch. Donald Trump zei in 2020 dat de vrome Joe Biden „tegen God” was, en „tegen wapens”. Wij houden van wapens, en God dus ook. Voor een verwoede cultuurstrijder is dit verband volstrekt duidelijk. Dat veel katholieken dit nu ook geloven is, wel… deplorable.
Zat ik woensdagavond urenlang naar een schoorsteenpijp op de Sixtijnse Kapel te kijken. In Rome kwamen de kardinalen bijeen om uit hun midden een nieuwe paus te kiezen. Als dat zou lukken dan zou er rond zeven uur witte rook uit de schoorsteen komen. Zo niet: zwarte rook. Behulpzaam had omroep Vatican Media een live webcam op de pijp gericht – de Chimney Cam.
Maar er gebeurde niets. Behalve dat een zilvermeeuw steeds even neerstreek naast de schoorsteen – zich onbewust van haar miljoenenpubliek. Iedere keer oogstte de vogel applaus van de duizenden toeschouwers op het Sint-Pietersplein.
Het had wel iets meditatiefs, staren naar een schoorsteen en een meeuw. Zou de zilvermeeuw tot de katholieke dieren behoren? Ze wordt geassocieerd met Petrus, de eerste paus. De meeuw hoort ook bij Franciscus, de dierenvriend naar wie de vorige paus zich vernoemde. In de Bijbel (Leviticus 11:16) bestempelt God de meeuw als niet kosjer. Dus niet opeten. Ze smaken naar verluidt taai en tranig. Meeuwen zijn beschermd dus je mag ze sowieso niet van het dak schieten. Ook niet als ze je om half zes ’s ochtends wakker schreeuwen. Het ligt er wel aan welke Bijbel je leest. De ene vertaling spreekt van een kokmeeuw, de ander van een bosuil of een langooruil.
Kraamafdeling
Om negen uur was er op de Chimney Cam eindelijk rook te zien dus kon ik doorgaan met mijn tv-avond. De aangename Nederlandse ziekenhuisserie Dag & Nacht (NPO 1) kreeg een tweede seizoen. Scenaristen Kim van Kooten en regisseur Joram Lürsen baseren zich op de Deense serie Dag & Natt. De handeling is verplaatst van de kraamafdeling naar de kinderafdeling. Dat betekent dat Van Kootens eigen rol als gynaecoloog Ella een stuk kleiner is en dat er nieuwe gezichten in de cast zitten.
Dit tweede seizoen wordt gedragen door de sterke rollen van Jennifer Hoffman als de strenge afdelingsleider Linda, en Nadia Amin als de kinderarts Naima die worstelt met de dood van haar baby in seizoen één. De zieke kinderen zorgen voor het drama, groot en klein. Een meisje in prinsessenjurk wordt bewusteloos gevonden bij de zee, een jongen heeft zijn piemeltje tussen de rits. Ook maatschappelijke problemen komen langs: de politie vindt een premature baby in een afvalcontainer, wappies weigeren hun dochter te laten vaccineren, een jongen heeft zich thuis vastgelijmd aan een schilderij in de woonkamer om aandacht te vragen voor de klimaatcrisis.
In het begin van de serie spreekt Linda het personeel vermanend toe: ze gebruiken het ziekenhuis te veel als verlengde van hun huiskamer. Een verpleegkundige woont zelfs in een busje in de parkeergarage. De warrige kinderarts Jerry (Benja Bruijning) heeft moeite met zijn werk-en-zorgschema dus neem hij steeds zijn kleuter mee. De moeder is gynaecoloog Ella en ook de hoofdschuddende oma werkt in het ziekenhuis, dus het voelt inderdaad als zijn thuis.
Dat vermengen van werk en privé is waar alle ziekenhuisseries op draaien. De artsen en verpleegkundigen zitten in ingewikkelde relaties, hun exen en kinderen komen binnen als patiënten. Dag & Nacht is ontroerend, hartverwarmend, en de serie onderscheidt zich van andere ziekenhuisseries door het rustige tempo en de humor. Die komt bijvoorbeeld van het ondersteunend personeel, met de scherpe verpleegkundige Trui (Bianca Krijgsman) en de klagerige receptioniste Agaath (Jacqueline Blom). Ook de ballerige chirurgen zorgen voor geestige ergernis.
De rook boven de Sixtijnse Kapel was trouwens zwart dus de Chimney Cam kan vandaag weer aan. De Sixtijnse meeuw is viral gegaan. Mijn ongelovige kat Heinz kijkt geïnteresseerd mee.
Amper acht jaar oud was hij, maar Jasper Riemersma – inmiddels zeventien – weet nog precies hoe het ging: thuis, op tafel, lag een brief. Daarop stond wat tekst en een zwart-geel logo, dat hij als voetballiefhebber meteen herkende. „Je mag naar Vitesse!”, vertelde zijn vader hem. Zelf had de pupil nooit doorgehad dat hij beter was dan zijn teamgenootjes bij amateurclub r.k.v.v. Emplina in Den Bosch.
Drie jaar reden zijn ouders hem op en neer naar Arnhem. Tot dat ene telefoontje, in april 2019, dat het avontuur er voor hem op zat: niet goed genoeg.
Zoals Jasper krijgen jaarlijks alle jongens en meisjes die in de jeugdopleiding spelen van één van de 34 profclubs in april een telefoontje: het moment waarop ze horen of ze ook het jaar erna nog tot de selectie behoren.
Met Jasper Riemersma kwam het goed. Na Vitesse pikte ‘zijn’ FC Den Bosch hem op. „Kon hij opeens weer gewoon lekker op het fietsje naar het voetbal”, zegt zijn vader Rogier in de rust van de wedstrijd tegen FC Utrecht, afgelopen zaterdag. „Dat deed hem goed.”
Zijn zoon groeide uit tot een lijvige puber met een guitige lach. Een onvermoeibare verdediger ook, met een fijne traptechniek.
Toch was de wedstrijd tegen Utrecht één van de laatste optredens van zijn zoon in het blauwwitte shirt van Den Bosch.
Eind april zaten vader en zoon samen in de auto toen de clubleiding belde. De horde die Jasper jaar na jaar had genomen, bleek nu te hoog: niet goed genoeg. „Zwaar teleurgesteld was-ie”, vertelt zijn vader. „Hij heeft één krachttraining overgeslagen, toen de knop omgezet en weer alles gegeven wat-ie in zich heeft.”
Wat nu, nu spelen in De Vliert – de thuishaven van eerstedivisionist Den Bosch – een utopie lijkt?
Het is een vraag die bij meer ouders langs de lijn leeft. „Ik ga niet nog een jaar het hele land afreizen om mijn zoon op de bank te zien zitten”, zegt een ouder van een andere speler.
Jasper zelf weet het nog niet. Een andere profclub wellicht? Terug naar Emplina? Daar denkt hij nu over na. Tuurlijk, op papier is er een plan B: deze zomer slagen voor zijn eindexamen en dan naar de opleiding sporteconomie in Tilburg.
Maar het gaat om plan A: „Prof worden”, zegt hij na afloop van de verloren wedstrijd tegen FC Utrecht. „Het kan nog altijd”, zegt hij gedecideerd. Na een slok sportdrank: „Dat weet ik zeker.”