Column | Door André Hazes kreeg ik een gevoel voor het typisch Hollandse sentiment

Karin Amatmoekrim

Ik zat met mijn zoon van veertien in de auto. Het was een intense week geweest. Een boek waaraan ik de afgelopen jaren had gewerkt, was net de wereld in gestuurd. Het was met interesse, ja, zelfs liefdevol ontvangen. Dat kleine, welkome succes leidde tot veel terugblikken in huize Amatmoekrim, op de jaren waarin ik dwars door een echtscheiding, het overlijden van mijn vader en de dood van mijn lievelingsoom – eigenlijk meer een vader dan mijn eigen vader – heen, aan het boek had geschreven. Ik had harder gewerkt dan ooit, en ik moest er even aan wennen dat het er nu op zat, probeerde voorzichtig te genieten van de mooie ontvangst. Ik zette daarom een album van Lijpe op.

Mijn zoon trok zijn wenkbrauwen op. „Mama”, zei hij. „jij bent zo’n nerd, met je boeken. Hoezo luister jij Lijpe?”

„Kind”, zei ik, „je weet niks.” En zoals het een schrijver betaamt, ontstak ik in een verhaal dat op het eerste gehoor niets met de vraag te maken had. Dit is de weerslag daarvan:

„Lang geleden, lief kind van me, kwam ik uit Suriname naar Nederland. Ik probeerde dit land toen al te begrijpen. Ik deed het door te kijken, te lezen, naar mensen te luisteren. Ik herinner me dat de grote zus van een vriendinnetje eens zei dat ze me niet vertrouwde; ik zat altijd een beetje achteraf, in een hoek, naar hun familie te kijken. Een beetje eng, vond ze me. Ik begreep dat eigenlijk wel.

„Een buurvrouw zette elk weekend bij het schoonmaken muziek van André Hazes op. Ik luisterde dan mee naar haar stem, over de zijne heen, door het open raam. Mooie liedjes, altijd met een snik erin.

‘Door André Hazes kreeg ik een gevoel voor het typisch Hollandse sentiment. Voor dat ding waar je als buitenstaander je vinger niet op kon leggen, maar wanneer je het eenmaal begreep, je je gaandeweg verbonden begon te voelen met de mensen van dit land. De mensen achter de kraampjes op de markt, de mannen die de bus bestuurden, de vrouwen die het brood verpakten in de winkel. Niemand bezong het gewicht van het bestaan zoals Hazes dat deed; ‘Kleine jongen, je bent op deze wereld, dus zul je moeten vechten net als ik.’ Vechten, dacht ik toen, dat is wat ik moet doen.

„Van Hazes naar Lijpe is een logische sprong. Want anno 2023 wordt de dagelijkse hossel door weinig artiesten beter verwoord dan door Lijpe. Van zijn platenbaas hoorde ik dat hij een paar jaar geleden met maar liefst vijf albums in de top 100 stond. Toen zijn album Selfmade (2021) uitkwam, stond hij in de top tien van Spotify Debuts, zeg maar net achter internationale sterren als Kanye West en Lady Gaga. En toch zal je zijn naam niet snel horen vallen in de mainstream media in Nederland. Lijpe, zo blijkt, is een artiest van het volk, de stem waarnaar taxichauffeurs tijdens hun werk luisteren. En ik.

„Wat Lijpe rapt, ligt niet ver van wat Hazes destijds zong. Het beklimmen van de sociaaleconomische ladder gaat immers altijd gepaard met het idee van vechten, van pakken wat je pakken kan. Mijn favoriete frase is: je moet zorgen dat je scoort, ook al scoor je met hands.

„Ik wilde scoren met boeken. Toegegeven, het is weinig street credible. En ik ben misschien een nerd, lief kind van me. Maar wel een die weet hoe ze moet vechten. ‘Oh, jij dacht van die jackpot was gelijk gevallen?’, rapte Lijpe intussen over de boxen van de auto. ‘Jullie missen discipline, dat is bijna alles. Ik pak mijn deel en smeer hem weer als tijgerbalsem.’ Waarmee hij en passant ook mijn weg bezingt.”

Karin Amatmoekrim is schrijver en letterkundige. Ze schrijft om de week op deze plek een column.