Column | Dood in het kraambed in dienst van de deugd

Het nieuws uit het Islamitisch Emiraat Afghanistan is toch altijd weer rampzaliger dan de vorige keer. Voor de 20 miljoen vrouwen dan; het mannelijk deel van de bevolking gaat min of meer zijn gangetje, behalve degenen die inzien hoe slecht Taliban-leider Haibatullah Akhundzada’s antivrouwmaatregelen voor het héle land zijn. Bijvoorbeeld dat vrouwen niet langer verpleeg- en verloskunde mogen studeren.

Het is natuurlijk oud nieuws, alweer uit 2022, dat middelbaar en hoger onderwijs voor vrouwen verboden terrein zijn, officieel tijdelijk maar dat is het soort tijdelijkheid van Israëlische bezetting van andermans gebied (nu ook weer in Libanon en Syrië, dit terzijde). Maar een jaar geleden wisten verlichte geesten in het ministerie van Volksgezondheid gedaan te krijgen dat vrouwen toch opleidingen verpleeg- en verloskunde zouden kunnen volgen. Dat heeft dus niet lang geduurd. Vanuit zijn vrome hoofdkwartier in Kandahar liet Akhundzada in december weten dat de vrouwen voortaan thuis dienden te blijven. Voorlopig, maar ja, zie boven.

Het spreekt vanzelf dat er geen mannelijke verloskundigen in Afghanistan zijn, en het beperkte aantal vroedvrouwen krimpt alleen maar. Ik lees in een bericht van het VN-bevolkingsfonds UNFPA dat er in 2021, toen de Taliban de macht in Afghanistan terugkregen, er al zeker 18.000 te weinig verloskundigen waren; en het is overduidelijk dat dat tekort alleen maar oploopt. De resulterende moedersterfte aan de gevolgen van zwangerschap, baring of kraambed is al een van de hoogste ter wereld: in Afghanistan overlijden ten minste 620 vrouwen per 100.000 levendgeborenen. Ter vergelijking: in Nederland gemiddeld 3.

Om het ellendeplaatje te completeren: vrouwen moeten zich buiten (en binnen in aanwezigheid van vreemde mannen) van top tot teen verhullen, ze mogen hun stem niet laten horen – stel je voor dat een man zoiets verleidelijks hoort! Het verbod om buitenshuis te werken is zojuist aangescherpt; hulporganisaties die nog vrouwen in dienst hebben moeten de deuren sluiten. Kortom: vrouwen mogen thuis zitten, met de ramen afgeplakt tegen stiekeme blikken, heeft Akhundzada recentelijk bedacht. En hopen dat ze niet aan hun volgende zwangerschap bezwijken, in dienst van de bevordering van de deugd en de eliminatie van het kwaad.

Nu zag ik vorige maand nota bene een goed nieuwsje: een Talibanse onderminister van Buitenlandse Zaken, Sher Abbas Stanikzai, had opgeroepen vrouwen onmiddellijk weer tot het onderwijs toe te laten. In een toespraak op een islamitische school noemde hij hun uitsluiting onrechtvaardig, onislamitisch en in strijd met de Afghaanse waarden. „Hier is geen excuus voor – niet nu en niet in de toekomst”. „In de tijd van de profeet Mohammed [..] stond de deur van kennis open voor zowel mannen als vrouwen.”

Ik ben doorgaans pessimistisch maar ik dacht even dat hij een beginnetje van een ommekeer inluidde. Twee weken later las ik dat hij het land had moeten ontvluchten nadat de opperste leider zijn arrestatie had bevolen. Hij zou nu veilig in Dubai zitten.

Op zijn beurt wil de aanklager van het Internationaal Strafhof Akhundzada en zijn opperrechter Haqqani opgepakt en berecht hebben wegens „de misdaad tegen de menselijkheid van vervolging op grond van geslacht”. De aanklager spreekt in zijn bekendmaking op 23 januari van „talrijke ernstige inperkingen van de fundamentele rechten van de slachtoffers, in strijd met internationaal recht, waaronder het recht op fysieke integriteit en autonomie, op vrijheid van beweging en expressie, op onderwijs, op een privé- en gezinsleven, en op de vrijheid van vergadering”.

Ik ben toch bang dat Stanikzai eerder in een Afghaanse cel zit dan Akhundzada in een Haagse. Maar de aanklager van het Strafhof probéért in elk geval iets te doen. Als een van de weinigen.

Carolien Roelants is Midden-Oostenexpert. Ze schrijft om de week een column.