Afgelopen zaterdagmiddag lag ik met de oudste zoon van mijn zus, inmiddels een potige twintiger, in het park, een beetje te klagen over de politiek (hij), over rugpijn (ik), en over wat een gedoe het toch is om anno 2023 nog een beetje monter in het leven te staan (wij). „Het lukt me de laatste tijd wel steeds beter om me minder van de dingen aan te trekken”, zei mijn neef.
„Welke dingen?”
„Dat de wereld affikt, dat Europa in geopolitiek opzicht de kneus van de klas aan het worden is, dat onze overheid deals met dictators sluit waardoor er mensen omkomen in de woestijn.”
„Oh, die dingen”, mompelde ik.
„Wat mij enorm helpt is om er gewoon niet meer van uit te gaan dat denken je überhaupt helpt. Ik bedoel, de meesten denken hun hele leven lang, en niemand die er echt beter van lijkt te worden.”
Hij krabde aan zijn wenkbrauw, waar ooit een piercing zat.
„Ik heb zelf zo lang gezocht naar een filosofie”, vervolgde hij. „Hoe ik het beste kon leven, naar het grote inzicht waardoor ik met alles vrede kon hebben, maar het kwam maar niet. Vervolgens hoopte ik op onverschilligheid, maar dat moet je ook weer niet willen, want voor je het weet ben je kneiterdepressief.”
„En nu?”
„Nu heb ik me er maar bij neergelegd dat het niet helpt om je alles aan te trekken. Je moet ook nog energie overhouden om te kunnen functioneren.”
Langzaam koelde het af en merkte je dat ondanks de zon de herfst toch al om de hoek wachtte. Onder de geur van warm gras en bladeren rook je ook al wat vleugjes najaarsrot. „Denken, denken, denken”, zei mijn neef. „Het is natuurlijk heel goed geweest, die constante zoektocht van de mensheid naar die ene verlossende wijsheid om de boel voor eens en altijd dragelijk te houden. Al malende maakten onze hersens allerlei nieuwe verbindingen aan, waardoor we al dan niet per ongeluk op verfrissende inzichten stuitten zoals het altruïsme of op het idee kwamen om bijvoorbeeld de wasmachine of de orthodontist uit te vinden. Dat verloste ons natuurlijk niet van ons eeuwige gepieker maar onze kleren ruiken dankzij al dat gemaal tenminste wél fris.”
„En onze tanden staan er prachtig bij.”
„Dat ook, dat ook”, peinsde hij voor zich uit, terwijl een konijntje over het veld schoot en onder een afvalbak verdween. „Misschien moeten we het daar gewoon voor doen.”
Hij gniffelde.
„Tot er eindelijk écht een goed idee voorbijkomt.”
Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.
De NAVO-top in Den Haag was een succes. Er werden afspraken gemaakt en de Amerikaanse president Donald Trump vertrok naar eigen zeggen met een hogere dunk van zijn Europese bondgenoten dan hij had voor aankomst in Nederland. Maar de top maakte óók duidelijk dat binnen de NAVO ongezonde machtsverhoudingen heersen en dat de alliantie van democraten zichzelf censureert. Centraal stond een belofte over defensie-uitgaven die niet snel vervuld zal zijn. Belangrijke vragen over de toekomstige relatie met Oekraïne en de aanwezigheid van Amerikaanse militairen in Europa werden omzeild of verdaagd.
Woensdag konden de regeringsleiders met opgeheven hoofd naar huis: er stonden afspraken op papier voor de toekomst, de eenheid was min of meer in tact en de Amerikaanse president Donald Trump was zo vakkundig ingepakt dat hij zijn woede-uitbarstingen van eerdere NAVO-toppen in Den Haag niet herhaalde. Waar hij Europese leiders op eerdere toppen als kleuters had behandeld, zei hij nu Europese leiders ontmoet te hebben die zich wilden inspannen hun bevolking te beschermen en die hij daarbij graag zal helpen.
Aan de top ging maanden diplomatieke en politieke voorbereiding vooraf en dat betaalde zich uit. Secretaris-generaal Mark Rutte en zijn team kozen voor een korte top met een ultrakorte slotverklaring om de ruimte voor meningsverschillen en irritaties zo klein mogelijk te houden. De slotverklaring van Den Haag bestaat uit slechts vier inhoudelijke alinea’s.
Rutte wist dat de VS één eis hadden: de defensie-uitgaven moeten fors omhoog. Trump deed in januari een slag in de lucht toen hij zei dat de uitgaven moesten stijgen van 2 procent van het bruto binnenlands product naar 5 procent. Vanaf dat moment wist Rutte: er moet een 5 in die slotverklaring staan – en die staat er inderdaad.
Bij de nieuwe norm van 5 procent hoort wel een bijsluiter. Landen moeten 3,5 procent uitgeven aan militaire zaken en mogen de overige 1,5 procent besteden aan randvoorwaarden als verbeterde infrastructuur. Met dat foefje bracht Rutte Trumps astronomische eis terug tot onderbouwbare proporties. De militaire planners in Brussel hebben berekend dat de plannen voor de verdediging van de NAVO een investering van ongeveer 3,5 procent vereisen.
Spanje doorbrak de consensus met de laconieke mededeling dat het zijn NAVO-verplichtingen ook wel met 2,1 procent van het bbp afkan. Het is de bedoeling dat landen stapsgewijs naar de 3,5 procent toegroeien, maar het gaat om zulk enorme bedragen dat de Europese verzorgingsstaten pijnlijke keuzes te wachten staan.
De slotverklaring herhaalt belangrijke uitgangspunten. Rusland wordt omschreven als een bedreiging én artikel 5 – een aanval op één land is een aanval op allen – wordt nog eens onderschreven.
Oekraïne sleepte op de top niet veel binnen, maar de opbrengst voor Kyiv was groter dan enkele weken geleden nog verwacht werd. President Zelensky was op de top goed zichtbaar en hij sprak een klein uur met Trump. Het gesprek verliep, volgens beide partijen, soepel. Trump stond niet geheel afwijzend tegenover levering van meer luchtafweersystemen. In de slotverklaring wordt het belang van Oekraïne voor de veiligheid van de NAVO erkend. Bondgenoten mogen hun militaire steun voor Kyiv dan ook meetellen voor de 3,5-procentsnorm. Over de toekomstige relatie tussen de NAVO en Oekraïne werd niet gerept. Niet Zelensky stond centraal, maar Trump.
Op de top werd ook niet gesproken over de reorganisatie van de Amerikaanse krijgsmacht. Washington wil meer armslag in Azië en dat gaat vermoedelijk ten koste van Europa. De plannen worden na de zomer verwacht.
Rutte werd vorig jaar de nieuwe baas van de NAVO mede omdat hij weet om te gaan met Trump. Zijn recept: niet te veel tegenspreken en ongeremd complimenteren. Dat werkte ook in Den Haag. Rutte onthaalde Trump met een berichtje waarin hij al op voorhand de winnaar van de top werd genoemd en werd geprezen voor de bombardementen in Iran.
Op de top omschreef Rutte Trump indirect als een ‘daddy’, die de vechtende kinderen Iran en Israël uit elkaar had gehaald. Het Witte Huis maakte prompt een korte video van Trumps bezoek aan Den Haag op de tonen van Usher’s Hey Daddy (Daddy’s Home).
De ‘daddy’-kwestie maakte pijnlijk duidelijk dat verhoudingen in het bondgenootschap danig uit het lood hangen. De VS zijn met afstand de belangrijkste bondgenoot en het is essentieel Trump aan boord te houden, maar onderdanigheid doet ook afbreuk aan het statuur van een secretaris-generaal, die niet alleen moet luisteren naar Washington maar ook geloofwaardig moet kunnen bemiddelen tussen Europese bondgenoten.
Toen Anna Wintour in 1988 haar allereerste editie van Vogue als hoofdredacteur naar de drukker had gestuurd, belde die drukker meteen op: was er soms iets misgegaan? Het kon toch niet te bedoeling zijn dat de foto van een meisje met rommelig haar, amper make-up, een verwassen spijkerbroek en een Christian Lacroix-trui met opgestroopte mouwen écht op de cover moest komen?
Dat was wel degelijk de bedoeling. Wintour wilde afrekenen met de stijve close-ups van modellen met onberispelijk haar en dikke lagen make-up die toen de standaard waren. De modewereld reageerde geschokt. Maar een paar jaar later was haar speelsere, toegankelijkere benadering van mode bij vrijwel alle modetijdschriften terug te zien.
Afgelopen donderdag kondigde Anna Wintour (75) aan na 37 jaar te stoppen als hoofdredacteur van de Amerikaanse Vogue. Haar twee andere banen bij uitgeverij Condé Nast houdt ze aan: ze blijft als ‘chief content officer’ toezicht houden op titels als Vanity Fair, GQ, Condé Nast Traveller en Wired. En als ‘global editorial director’ van alle internationale Vogue-titels stuurt ze straks haar eigen opvolger aan.
Weinig mensen hebben zo’n grote stempel op de modewereld gedrukt als de in Londen geboren Wintour. Ze runt niet alleen het beroemdste modetijdschrift ter wereld, maar mentort jonge ontwerpers, stuurt hun ontwerpproces bij, helpt ze aan geld en koppelt ze aan grote modehuizen. Zo maakte ze van ontwerpers als Marc Jacobs, John Galliano en Alexander McQueen grote namen.
In 1995 werd ze voorzitter van het Met Gala, de jaarlijkse gala-avond waarmee geld opgehaald wordt voor de kostuumafdeling van het Metropolitan Museum of Art in New York. Dat is sindsdien uitgegroeid tot het grootste rodeloper-evenement ter wereld.
Madonna en Hillary Clinton
Dat tegenwoordig op de cover van vrijwel elk modetijdschrift een beroemdheid staat, is ook aan haar te danken. In 1989 zette ze voor het eerst sinds de oprichting van Vogue in 1892 geen model, maar Madonna op de cover. Later volgden sterren als Gwyneth Paltrow, Beyoncé, de Spice Girls en politici als Hillary Clinton.
Wintour staat vooral bekend om haar snoeiharde manier van leidinggeven. Met dank aan The Devil Wears Prada, de door een oud-assistent van Wintour geschreven roman die in 2006 werd verfilmd met Meryl Streep in de hoofdrol.
De afgelopen 37 jaar kwam ze regelmatig in opspraak. Met als dieptepunt het jubelende artikel over de Syrische first lady Asma al-Assad in maart 2011, nog geen maand voordat haar man vreedzame protesten tegen zijn regime liet neerslaan.
In 2020, toen de Black Lives Matter-beweging op een hoogtepunt was, kwam er veel kritiek op hoe wit zowel haar redactie als de inhoud van haar blad was. Het was een van de weinige keren dat Wintour door het stof ging.
Wintour stopt op een moment dat Vogue aanzienlijk minder gezag heeft dan tijdens de jaren negentig en begin deze eeuw, toen het nog bepaalde welke trends de massa bereikten en hoe het schoonheidsideaal eruit zag – die rol hebben social media overgenomen. Bovendien kampen alle Vogue-edities al jaren met dalende oplages en teruglopende advertentie-inkomsten.
‘Ook gij, Arjen Fortuin?”. De reprimande was niet mis te verstaan en kwam een paar dagen nadat ik in het openbaar iets aardigs had gezegd over het Bluesky-account ‘Koppen verklapt’. Dat strijdt al tijden tegen een van de ergerlijkste kenmerken van de tegenwoordige digitale journalistiek: de artikelkop waarin iets wordt gesuggereerd, zonder dat de bijbehorende vragen worden beantwoord. Vaak gaat het om eenvoudige kwesties, zoals: Dierenwinkel Lochem ontsnapt aan ramp: ‘Waren er geen minuut te vroeg bij’. Aan een screenshot van die kop uit AD Utrechts Nieuwsblad voegde Koppen verklapt even hulpvaardig als onderkoeld toe: „Er stond een papiercontainer in brand.”
NRC is geen hofleverancier van Koppen verklapt, maar immuun voor de verleiding van de lokkop is de organisatie niet: Kan Van Eerd de pakken cash verklaren? („Nee”); Maakt Brussel een einde aan duurdere boodschappen in Nederlandse supermarkten? („Mogelijk, er zijn plannen voor”). En dus, van eigen ombudsmakelij: Dit leek wel de uitkomst van de jaarvergadering van Canadese zetduivels, waar Koppen verklapt over verklapte: „Het aantal te rectificeren fouten in het 66 jaar oude artikel Zes mannen, waarschijnlijk Nederlanders, in Canada bij instorting gedood”.
Ergerlijk kopgebruik stond lang op mijn lijstje te behandelen onderwerpen in deze rubriek. Over de lokkop in het algemeen, over de permanente ergernis die de vraagtekenkop uitlokt (het antwoord is vrijwel altijd ‘nee’), de eigenlijk even onuitstaanbare ‘deze-kop’ (Deze twee processen in je brein zijn beide nodig voor verandering – voor de liefhebber: self-efficacy en respons-efficacy) en over de achtergrond van dit alles: hoe de moderne kop het hoofd boven water moet houden in de permanente strijd om online aandacht. Boven de rubriek had kunnen staan: Drie jaar ombudsman, maar dit onderwerp bleef al die tijd liggen.
Want inderdaad, dit is de laatste, onder diepe dankzegging aan de lezers voor alle opbouwende (alsmede minder opbouwende) kritiek. Tegenwoordig kan een krant als NRC het online gedrag van de lezer met uiterste precisie volgen. Welk artikel u aanklikt, hoe lang u vervolgens leest (of luistert), waar u stopt, of bepaalde artikelen verhoudingsgewijs veel mensen aanzetten tot het nemen van een abonnement – het wordt bijgehouden. Al die kennis over de meetbare lezer is nuttig, maar kan zomaar het zicht ontnemen op de pratende, schrijvende, denkende, de onmetelijke lezer.
Lees ook
Herman Staal nieuwe ombudsman bij NRC, volgt Arjen Fortuin op
Onmetelijke lezer
Welaan, onmetelijke lezer, ik heb u luid en duidelijk gehoord. Met als hoogtepunt de volharding van de lezeres die tien zaterdagen achter elkaar meldde dat er op zaterdag in de Primera van winkelcentrum Middenhoven in Amstelveen-Zuid slechts een halve NRC (zonder de katernen Leven en Wetenschap) te koop werd aangeboden. Meer in het algemeen de talloze correcties en opmerkingen over fouten en slordigheden in de krant, soms met de ernstige toelichting: „Ik mail u, omdat de krant mij ter harte gaat.”
Over de onwenselijkheid van fouten zijn we het eigenlijk altijd eens. Dat ligt soms al anders bij de nieuwswaarde van verhalen over ‘lichte’ onderwerpen, de hoeveelheid advertenties, persoonlijke details in artikelen, de overtuigingskracht van een recensie. De belangrijkste alarmberichten zijn die waarbij lezers vinden dat NRC journalistiek tekort is geschoten: van de berichtgeving over de vermeende verrader van Anne Frank, tot onderzoeksjournalistieke projecten over politici of organisaties en de verslaggeving over oorlog en populisme.
Wat mij steeds meer aan die brieven opviel, was niet de inhoud van de kritiek, maar het verklaringsmodel dat meegestuurd werd. Dat ging, zogezegd, meestal uit van moedwil en slechts zelden van misverstand. Terechte kritiek werd gevolgd door de suggestie van een (dubbele) agenda; de gedachte dat NRC de lezer een bepaald standpunt wilde opdringen. (Ik ga proberen het eind van deze rubriek te halen zonder ‘Gaza’ te schrijven.)
Natuurlijk hebben we hier te maken met een teken van de opgewonden tijd waarover u dagelijks in de krant kunt lezen. Feiten worden gelezen als argumenten, argumenten geduid als bewijs voor een kwade inborst. Dat is lastig manoeuvreren voor een organisatie die zich, heel klassiek, voorstaat op het scheiden van feiten en meningen. Intussen zijn er ook morele beginselen die NRC aanhangt – democratie, rechtsstaat, gelijkwaardigheid tussen mensen – die niet feitelijk zijn, maar wel doorklinken in de verslaggeving.
Deze maand verscheen het manifest Alle journalistiek is activisme van journaliste Fréderike Geerdink, waarin zij een lans breekt voor journalistiek die stelling neemt. ‘Activisme’ geldt in de journalistiek vaak als scheldwoord, voor het ondergeschikt maken van de feiten aan de boodschap. Maar de objectiviteit van nieuwsmedia als NRC is wat Geerdink betreft gewoon „een witte bril”. Ze haalt onderzoek aan over hoe journalisten zichzelf zien, op een spectrum dat loopt van „ondersteuner van de macht”, via „ongebonden waakhond” naar „pleitbezorger voor sociale verandering”. Verreweg de meeste journalisten plaatsen zich in de middelste categorie, maar wat Geerdink betreft lopen ze zozeer in de pas met de bestaande machtsstructuren dat ze de facto de macht ondersteunen. Wat Geerdink betreft kun je pas een waakhond zijn als je je rekenschap geeft van wie de machtelozen zijn in de maatschappij en je vervolgens aan hun kant opstelt en probeert die onderwerpen en invalshoeken te kiezen die ‘sociale verandering’ stimuleren.
Hier valt heel veel over te zeggen – ruwweg anderhalve eeuw aan gedachtevorming over de maatschappelijke rol van de journalistiek – maar ik vond de gedachte van de journalist als ‘pleitbezorger van sociale verandering’ vooral interessant in het licht van de lezersbrieven die ik noemde. Want welke verwachtingen van NRC spreken daaruit? Feiten en informatie, uiteraard – maar in toenemende mate ook betrokkenheid. Niet in het uitventen van concrete opvattingen, maar wel in het engagement met gedeelde democratische waarden. Precies die beginselen staan onder druk; in de democratische rechtsstaat gaat steeds minder vanzelf. Dat roept voor journalisten de vraag op waar het verhaal moet beginnen: bij het gevaar of bij de gebeurtenissen?
Gewenningsdier
Ik denk dat Geerdink een punt heeft met de nadruk die ze legt op de macht – en in het verlengde daarvan komt de vraag wie in een bepaalde situatie de machthebber is en wie de underdog. Complicatie: dat is vaak moeilijk te bepalen. Een van de interessantste kwesties waar ik het afgelopen jaar over schreef was de verslaggeving over de Maccabi-rellen in Amsterdam. Daarbij werd NRC (net als rest van de pers) gehinderd door een gebrek aan aanwezigheid op straat, maar vervolgens ook doordat politiek opportunisme de feiten bedekte onder een deken van analyses, stellingnames en manipulaties. Aanvankelijk was het perspectief – in lijn met dat van de Amsterdamse autoriteiten – dat van een pogrom tegen Israëlische voetbalsupporters; later kwam daar het beeld tegenover te staan van „genocide verheerlijkende fans” (formulering van Geerdink) die de stad onveilig maakten en zo een reactie uitlokten. Elk zijn underdog. Na zes weken publiceerde NRC een imposante reconstructie, die duidelijk maakte dat die nacht zich niet leende voor een schematische indeling.
Achterhalen wie de macht is (en wie het slachtoffer van andermans machtsvertoon), is misschien wel de eerste stap op weg naar ‘sociale verandering’. Tegelijkertijd moet de journalistiek zich rekenschap geven van het feit dat belangrijke zaken vaak ingewikkeld zijn. En dat het dus noodzakelijk is om tegen jezelf in te denken. Nu is dat laatste formeel verankerd bij NRC, in een van mijn favoriete passages uit ‘Onze beginselen’, waarin „ook waakzaamheid jegens onszelf” wordt gepropageerd, „want de mens is een gewenningsdier, dat moeilijk afstand doet van vertrouwde gewoontes en denkpatronen – en niets menselijks is ons vreemd”. In de praktijk kan die waakzaamheid niet zonder de kritische zin van de lezer. Daar zal ook de volgende ombudsman zijn voordeel mee doen.