Het afgelopen weekend zat ik in Parijs, want ik kan die PVV-perikelen niet meer aan. Het brein heeft de keuze tussen de vecht- en vluchtreactie, en mijn brein koos voor het laatste.
Ik hoop dat u begrijpt dat van de vorige zin maar een deel waar is: ik was inderdaad in Parijs, niet vanwege de PVV, maar voor werk. Ik hou de ontwikkelingen in de Nederlandse politiek nauwkeurig bij, geen ijsvrij, maar het idee dat ik vanwege de verkiezingsuitslag naar het buitenland zou vluchten vind ik nuffig en grenzend aan betrekkingswaan. Er is een politiek probleem, en dat is niet meteen existentieel.
Het is nodig om bezwaar te blijven maken tegen Wilders, vanwege de onrechtsstatelijkheid van zijn partij, het gebrek aan interne democratie en de doldrieste standpunten over een nexit en Oekraïne. Maar een Verenigd Volksfront tegen de PVV: dat zou precies het democratisch verschil vermoorden waar het om gaat. Gelukkig hoeven SP-, NSC- of VVD- stemmers niet hetzelfde te denken. Ze kunnen het eens zijn over democratische ‘bestaanszekerheid’ zoals grondwettelijke beginselen, maar daarna beginnen de verschillen. Het is nergens voor nodig dat drie kwart van de Nederlanders met één stem gaat spreken, om de rest niet op verkeerde gedachten te brengen.
Ik zeg dit ook tegen mijzelf, want ik voel een neiging tot zelfcensuur opkomen. Als ik bijvoorbeeld hardop nadenk over migratie, of over de begrenzingen daarvan, fluistert iemand achter me: ‘Feind hört mit. Hier kan de PVV zijn voordeel meedoen, geen olie op het vuur.’
Dat zal best, maar een natie van gelijkgeschakelde meningen is wel het laatste wat je wilt. Het was echt anders in 2016, toen Trump werd verkozen in de Verenigde Staten, met minder stemmen trouwens dan Hillary Clinton. Als president kon hij meteen het hele land naar zijn hand zetten. Maar ook toen bleef in Amerika een diversiteit aan stemmen bestaan. Progressieve liberals waren het nog steeds oneens met uitgesproken socialisten, ook al moesten beide groepen niets van Trump weten.
Die meerstemmigheid: dat is toch de democratische kern. Ik vind het essentieel dat Omtzigt de constitutionele nieren proeft van Wilders – als NSC zich al wil engageren met de PVV. Maar het komt niet als een verrassing dat NSC anders denkt over migratie dan een partij als Volt of D66. Het zou pas griezelig worden wanneer er dankzij Wilders een algehele consensus uitbreekt in Nederland.
Het is trouwens een typische oorlogsslogan: ‘Feind hört mit’. ‘The enemy listens in’. Duitsers, Amerikanen, Engelsen, ze hebben ’m allemaal gebruikt.
Nederland moet zich niet verbeelden in oorlog te zijn.
Ik was in Parijs, maar ik was daar geen vluchteling.
Stephan Sanders schrijft elke maandag op deze plek een column.
Negen van de tien partijen in de gemeenteraad van Zwolle stemden maandagavond voor de komst van een azc. De lokale Swollwacht, de enige partij die tegen stemde, was niet per se tegen een azc, maar wilde de opvang kleinschaliger regelen. Een welhaast unaniem besluit, kortom, van een democratisch gekozen, lokale regering. Goed nieuws, zou je zeggen.
Toch liet Nieuwsuur (NPO 2) in een korte reportage iets anders zien. Het enige raadslid dat aan het woord kwam was Evelina Bijleveld van Swollwacht, en de enige buurtbewoner een vrouw met „grote zorgen”, die insprak in de vergadering. „Mijn kinderen [kunnen] straks niet vrij en onbezorgd opgroeien in hun eigen buurt.” Ook het deel van de publieke tribune dat luidruchtig opstapte tijdens de vergadering van de gemeenteraad, kreeg veel zendtijd.
Natuurlijk, Geert Wilders was vanuit Den Haag als een dolle stier naar Zwolle gestormd om de menigte voor het stadhuis op te jutten, en op te roepen om het besluit van de gemeenteraad niet te accepteren. Logisch om daar verslag van te doen, maar journalistieke objectiviteit is echt iets anders dan alleen de ophef in beeld brengen. Nu mag Wilders zijn campagne via Nieuwsuur uitrollen. Dat lijkt me na de rellen in Coevorden van vorige week toch niet de bedoeling. Die gemeente kon de veiligheid van veertien minderjarige meisjes, gevlucht uit oorlogsgebied, niet garanderen. Een regering op onrechtmatig wijze (bijvoorbeeld met geweld) dwingen om een handeling te verrichten, is volgens de definitie van de Europese Unie een vorm van terrorisme.
Gelukkig werd er wel gelachen in safaripark de Beekse Bergen bij De Oranjezomer (SBS), waar VVD-leider Dilan Yesilgöz aan tafel zat. Of ze zaterdag bij festival Gelderpop was geweest. Douwe Bob had daar namelijk voor het eerst opgetreden sinds Yesilgöz hem van pure Jodenhaat had beschuldigd. Er werd een filmpje getoond van het optreden. „Zullen we het vandaag over leuke dingen hebben?”, zei hij tegen het publiek. „Genoeg drama, jongens!”
Tot tien tellen
Die opdracht nam de immer gezellige presentator Thomas van Groningen, die het stokje van Johnny de Mol overnam, uiterst serieus. „Kunt u tot tien tellen?”, vroeg Van Groningen aan Yesilgöz. „Zeker. Zeker. Ik kan zeker tot tien tellen. Ik ben niet voor niks minister van Justitie en Veiligheid geweest. Ik heb mijn werk altijd goed gedaan. En af en toe is het ongepolijst en ziet het er zo uit. […] Maar je hebt ook mensen nodig die staan voor onze manier van leven. En het ook zien als er iets onder druk staat. Maar dan heb je ook verantwoordelijkheid, en die trek ik mij aan, om het op een goede manier te brengen, en dat heb ik nu niet gedaan.”
Vervolgens ging de leider van de partij met steeds minder zetels in de peilingen verder over het steeds erger wordende antisemitisme, dat volgens Yesilgöz vooral zit „bij extreemlinks, extreemrechts en delen van de islamitische gemeenschap”. En dus: „Je moet voorkomen dat dat soort antidemocratisch gedachtengoed via buitenlandse televisie of hele conservatieve imams ons land binnenkomt. Ik heb een heleboel dingen al voor elkaar kunnen krijgen in het kader van het aanpakken van Jodenhaat, maar ik zou willen dat we één stap verder gaan en onze vrijheden nog meer gaan beschermen.” Welke vrijheden, en van wie, had Van Groningen kunnen vragen. Maar hij richtte zich tot Noa Vahle, de dochter van Linda de Mol, die om onverklaarbare redenen de hele avond ver weg in haar eentje aan een lege bar zat: „Noa, is dit te veel Buitenhof wat ik nu doe?”
„Een tikkie”, reageerde Vahle met een knipoog. „Formule 1 doen?”
„Max kan goed op regen, toch?”
Daarna ging het nog over F-35’s naar Polen, over bezuinigingen en de NAVO-top, en toen liep er een giraffe achter de studio langs. „Ingehaald door Henri Bontenbal”, merkte Van Groningen ineens op. „Tja, dat kan”, zei Yesilgöz. Geen woord over Netanyahu, die die nacht met Trump in het Witte Huis over Gaza zou spreken. Maar wel: genoeg drama jongens. Genoeg drama.
Voor een deel van Nederland is de zomervakantie begonnen. Vanaf 2.195 euro kunt u een achtdaagse rondreis maken langs de zuidkust van IJsland. U bezoekt watervallen, zwarte lavastranden en gletsjers, die nu nog groot zijn, maar binnen afzienbare tijd een flink deel van hun ijs verliezen. Hoe lang kunnen toeristen nog zien waarvoor ze nu komen: unieke natuur die onder druk staat door opwarming van de aarde?
Wereldwijd wordt het warmer, in Maastricht was het vorige week 39 graden. Dat leidt tot het fenomeen ‘laatste-kans-toerisme’: reisbureaus brengen toeristen naar plekken die door klimaatopwarming, vervuiling of ontbossing dreigen te verdwijnen. Van Venetië of Tuvalu (zeespiegelstijging) tot de Noordpool of Antarctica (smeltende ijskappen), en van The Great Barrier Reef of Bonaire (verdwijnend koraalrif) tot het Amazonegebied (ontbossing).
De fototentoonstelling Wish You Were Here van Sarah Palmer is sinds mei te zien in het Duitse Zingst. Ze toont toeristen die smeltende ijskappen in Alaska bekijken. Door klimaatverandering worden cruiseschepen er minder gehinderd door ijs – het cruiseseizoen is sinds 2022 verlengd van vier naar zeven maanden.
Lees ook
Lees ook: Vliegen naar de zon of liever iets dichterbij? Klimaat beïnvloedt keuzes van reizigers
Natuurlijk kan één toerist weinig veranderen – al mag de kracht van individueel handelen niet worden onderschat. Iedereen begrijpt de aantrekkingskracht van natuur die dreigt te verdwijnen. Ook een reisbureau is weinig aan te rekenen: als zij die cruisetocht naar de Noordpool niet aanbieden, doet een ander het wel.
Tegelijk is het wrang en een betere metafoor voor de klimaatcrisis is nauwelijks denkbaar. Toeristen kijken met vol bewustzijn (en ter ontspanning) naar de desastreuze gevolgen van klimaatverandering, om er vervolgens niets wezenlijks tegen te doen. Zoals bij ruimtetoerisme: al CO2-uitstotend kijken naar wat mede door die uitstoot met uitsterven wordt bedreigd. En dan ineens de kwetsbaarheid ervan inzien.
In de zomer van 2024 ging bijna driekwart van de Nederlanders op vakantie, van wie bijna de helft naar het buitenland. Frankrijk blijft de populairste bestemming, maar het vliegverkeer neemt toe. Schiphol telde 66,8 miljoen reizigers, 8 procent meer dan een jaar eerder. Ongeveer een derde van de Nederlanders vliegt jaarlijks, de helft daarvan meerdere keren per jaar.
Maar wat te doen? Toerisme aan banden leggen is onuitvoerbaar. Alleen al bepalen welke bestemmingen ‘goed’ zijn en welke niet, is vrijwel onmogelijk, laat staan bepalen met welk vervoer mensen mogen reizen. Wel kunnen overheden normeren en beprijzen: via wetgeving en (financiële) prikkels sturen op duurzame ontwikkeling, zodat mensen kunnen blijven reizen zonder daarmee het klimaat naar de knoppen te helpen.
Dat is hoognodig en zou een veel groter gespreksthema moeten zijn, in Nederland én Europa. Niets doen is geen optie meer, de wereldwijde CO2-uitstoot stijgt nog altijd. Toerisme is belangrijk, als ontspanning, geestverruiming én voor economieën. Maar er zijn schaduwkanten en ze groeien.
Zolang overheden en bedrijven hun verantwoordelijkheid niet nemen, is ook de reiziger aan zet. Dus burger, vakantieganger, consument: denk na over uw bestemming en vervoer. Misschien is gletsjergluren met een cruisereis wel in te ruilen voor een net zo mooie plek dichterbij. Kijk naar natuurfilms om te beseffen hoe kwetsbaar de aarde is. Straks is het – mede door dit verwoestende toerisme – te laat.
De afgelopen vrijdag overleden filmproducent Rob Houwer verwierf grote bekendheid door de films die hij met regisseur Paul Verhoeven maakte. Hun legendarische samenwerking begon in 1971 met het pikante Wat zien ik?, daarna produceerde Houwer onder andere de kaskrakers Turks fruit (1973), Keetje Tippel (1975) en Soldaat van Oranje (1977). In totaal wist het succesvolle duo met deze films 6,7 miljoen mensen naar de bioscoop te lokken.
Robert Piet Houwer werd op 13 december 1937 geboren in Hoogeveen. Omdat de Nederlandse Filmacademie in 1956 nog niet was opgericht, ging hij naar Duitsland, waar hij aan de filmacademie van München afstudeerde in de richtingen regie, dramaturgie en camera. Daarnaast studeerde hij Theaterwetenschap aan de universiteit van München.
In 1959 begon hij als zelfstandig filmproducent (Houwer-Film) en regisseur. Zijn eerste korte film Hundstage (1959) viel goed, net als enkele andere door hem geregisseerde korte films, maar na het succes van het door hem geproduceerde Mord und Totschlag (Volker Schlöndorff, 1967) legt Houwer zich meer en meer toe op productie. Vooral omdat hij inzag dat anderen meer talent hadden als regisseur dan hij.
Rob Houwer met een Gouden Kalf voor De kleine blonde dood. Foto Frans Vanderlinde/ANP
Papas Kino ist tot!
Met zijn Duitse producties leverde hij een belangrijke bijdrage aan de stroming die bekendstaat als de ‘Nieuwe Duitse Film’, waarin het Oberhausener Manifest uit 1962 (‘Papas Kino ist tot!’), dat Houwer ook ondertekende, een cruciale rol speelde. Een groep van 26 Duitse filmmakers eiste toen meer vrijheid, minder commercie. Het door Houwer geproduceerde O.K. (Michael Verhoeven, 1970) zorgde voor een rel op het filmfestival van Berlijn. Hoewel de film over een groepsverkrachting en moord door een peloton Amerikaanse soldaten was gesitueerd in Europa, verwees O.K. naar een incident in Vietnam in 1966. De jury wilde de „anti-Amerikaanse”-film uit de competitie en in het tumult werden allerlei films uit protest teruggetrokken en de competitie gestaakt.
Naast auteursfilms als Michael Kohlhaas (Schlöndorff, 1969) produceerde de geslepen Houwer ook softe seksfilms, een genre dat in die jaren opkwam en zeer succesvol was in de bioscoop. Titels als Engelchen oder Die Jungfrau von Bamberg (Nederlandse titel: Wild op liefde!) en Met blanke borst en spitse degen spreken boekdelen. Seks bracht veel geld in het laatje, dus was het een kleine stap om ook in Nederland erotische films te produceren, zoals Paul Verhoevens Wat zien ik?. Deze komedie (2,3 miljoen bezoekers) ging over de Amsterdamse prostituee Blonde Greet (Ronny Bierman) die allerlei vreemde types aan hun gerief helpt. Met het eveneens door Houwer geproduceerde Turks fruit (1973) en Keetje Tippel (1975) stond de film aan de wieg van wat filmhistoricus Hans Schoots in zijn boek Van Fanfare tot Spetters ‘de seksgolf’ in de Nederlandse speelfilms noemt. Waar Wat zien ik? nog een hoog ‘o la la’-gehalte heeft, valt Turks fruit perfect samen met de seksuele revolutie van de jaren zeventig en de afschaffing van de filmcensuur. De verfilming van de roman van Jan Wolkers wordt mede dankzij de openlijke seksualiteit en de ontwapenende hoofdrollen van Monique van de Ven en Rutger Hauer een ongeëvenaard kas- en schandaalsucces.
Oorlogsfilm Soldaat van Oranje (1977), tegenwoordig bekender van de langlopende musical, was met z’n 1,5 miljoen bezoekers een relatieve flop voor Houwer en Verhoeven. Houwers plannen om met Jean van de Velde Soldaat van Oranje 2 te maken strandden wegens financiële perikelen. In 2006 beschuldigt weekblad Vrij Nederland Houwer van oplichting en claimt bewijzen te hebben dat hij bij het maken van het vervolg op Soldaat van Oranje een miljoen achterover heeft gedrukt.
In 1977, bij de perspremiere van ‘Soldaat van Oranje’ in Tuschinski. Op de trappen v.l.n.r.: Erik Hazelhoff Roelfzema (schrijver van het gelijknamige boek), Paul Verhoeven (regie), Rob Houwer (producent), onder: Rutger Hauer, Jeroen Krabbé en Lex van Delden. Foto Ben Hansen
Flops
Na ruzie met Verhoeven – die met Joop van den Ende in zee ging bij zijn film Spetters – ging Houwer eind jaren zeventig met andere makers in zee. Naast de eenmalige hereniging met Verhoeven bij De vierde man (1983) werkte Houwer met iets minder succes met filmmakers als Wim Verstappen (Grijpstra & De Gier, 1979), Dimitri Frenkel Frank (Hoge hakken, echte liefde, 1981) en Pieter Verhoeff (Van geluk gesproken, 1987). Ook maakte hij een avondvullende tekenfilm: Als je begrijpt wat ik bedoel (1983), naar Marten Toonders Olie B. Bommel-strips. Soms – zoals bij Brandende liefde (1983) of Gouden Kalf-winnaar De kleine blonde dood (1993) – deed hij ook het scenario.
Houwer was tevens verantwoordelijk voor enkele van de slechtste films ooit in dit land gemaakt. Met name het erbarmelijke De zeemeerman (Frank Herrebout, 1996), over een jongen die penetrant naar vis stinkt, oogste hoon, net als de oubollige Maarten ‘t Hart-verfilming Het woeden der gehele wereld (Guido Pieters, 2006).
De kans om in 2006 met Paul Verhoeven Zwartboek te maken sloeg Houwer af omdat hij budget dat Verhoeven eiste te hoog vond. De keiharde Houwer had de reputatie nogal op de centen te zijn. Zo wilde hij geen tickets naar Los Angeles betalen toen Turks fruit voor een Oscar werd genomineerd: de film maakte in zijn ogen toch geen kans. Paul Verhoeven klaagde dat hij een paar maanden na elk filmhit weer in de bijstand moest, hoewel uit archiefstukken in Eye Filmmuseum blijkt dat Houwer Verhoeven en de onlangs overleden scenarist Gerard Soeteman vrij goed betaalde. Maar een beoogde tentoonstelling in Eye over Verhoeven ging niet door omdat Houwer teveel geld wilde zien voor de vertoning van filmfragmenten, en ook bij een prestigieuze Verhoeven dvd-box en de restauraties van Houwer-producties zat hij dwars. Het neemt niet weg dat Rob Houwer van eminent belang is geweest voor de Nederlandse publieksfilm in de jaren zeventig en tachtig.