Column | De tragiek van het Surinaamse AOW-gat

Sjoerd de Jong

Soms lijkt in Nederland elk leed ongekend. Complotdenkers jammeren over de dictatuur waarin we leven; boeren vergelijken zichzelf schaamteloos met vervolgde Joden of Indianen. Ja, want wie ben jij om te beweren dat stikstofreductie minder erg is dan genocide?

Terwijl échte slachtoffers van groot onrecht, zoals de ouders van het Toeslagenschandaal, jarenlang in stilte moesten afzien tot hun ellende ten langen leste aan het licht kwam.

Of neem de ouderen van Surinaamse afkomst die voor 1975 naar Nederland kwamen en nu met een fors AOW-gat kampen. Het kabinet wil hen nu eindelijk tegemoetkomen.

Toch moet ook hun leed blijkbaar nog zwaarder worden aangezet, als een koloniale wandaad. In NRC klaagden twee Amsterdamse politicologen de „koloniale hiërarchie” aan die deze groep rijksgenoten van AOW had „uitgesloten”.

Is dat zo? Ja, de beloofde tegemoetkoming (5.000 euro) is pover en kan een stuk ruimhartiger. Maar dat deze groep destijds om koloniale redenen buiten de deur is gehouden bij de invoering van de AOW, ook al waren ze ingezetenen van het Rijk, lijkt me wringen met de historische feiten.

Hoe ging het toen? Het Statuut voor het Koninkrijk bepaalde in 1954, onder druk van de dekolonisatie, dat regeringen van de rijksdelen eigen ‘binnenlands’ beleid mochten voeren. De uitwerking van een Interim-Regeling die de Staten van Suriname al de bevoegdheid had gegeven zelf wetgeving in te voeren. Daar was vanuit Suriname sterk op aangedrongen, na de belofte van Wilhelmina in 1942 dat er „nieuwe verhoudingen” zouden komen.

Sociaal beleid hoorde bij die bevoegdheden van de rijksdelen. Nederland voerde daarop in 1957 de AOW in voor ingezetenen, de Antillen volgden in 1960 met een algemene ouderdomsvoorziening (AOV) en een eigen Sociale Verzekeringsbank. In Suriname gebeurde lang niets. Pas in 1981, zes jaar na de onafhankelijkheid, voerde de regering-Chin A Sen een AOV in, veel te laat voor de groep om wie het nu gaat.

Waarom het er in Suriname zo lang niet van kwam (ook de handelingsbekwaamheid van gehuwde vrouwen werd pas in 1981 vastgelegd) is een interessante onderzoeksvraag. Maar dit lijkt me de echte oorzaak van de huidige AOW-tragiek van deze ouderen, niet uitsluiting door het Statuut van 1954. Dat maakte de koloniale hiërarchie en ongelijkheid tussen de rijksdelen juist kleiner, niet groter.

Dan nog kun je op morele gronden heel goed volhouden dat Nederland deze groep ruimer (en vooral eerder) had moeten bijstaan; alleen al omdat de inkoopregeling voor de AOW onvoldoende onder hun aandacht is gebracht. Maar het recht op AOW/AOV tussen 1954 en 1975 had niet Den Haag aan hen moeten toekennen, maar Paramaribo.

Sjoerd de Jong schrijft elke donderdag op deze plek een column.