Trauma wordt volgens wetenschappers intergenerationeel doorgegeven; ik vraag me al een tijdje af of dit ook geldt voor het superioriteitsgevoel waarmee nogal wat westerse regeringen behept zijn en waaraan ze al eeuwenlang andere, verre landen onderwerpen. Dat moet haast wel; als je de wereld inricht naar jouw mores, ga je denken dat je de norm bent. Dat jouw positie, vertrekpunt, blik en oordeel de enige juiste zijn.
Heel lang kon het Westen zo aanspraak maken op verlichting, morele superioriteit en beschaving.
Maar die tijd is toch echt voorbij. Dat misplaatste zelfbeeld loopt enorme deuken op nu steeds meer biculturele stemmen samen met progressieve medestanders zich laten gelden, en zich niet laten afpoeieren door een bevoogdend vingertje.
Neem de vrijheid van meningsuiting, het paradepaardje van de ‘westerse beschaving’. We zijn er decennia mee doodgegooid dat die heilig was. Als biculturele moslim ben ik opgegroeid met en gevormd door jarenlange debatten over de multiculturele samenleving en de islam – zelfs met een heus Marokkanendebat.
De toon kon niet hard genoeg zijn: ‘achterlijke cultuur’, ‘minder, minder, minder!’, ‘zandbaklanden’. Kweek maar eelt, was het advies in columns en parlement. Dat hebben we gedaan, maar nu blijkt dat toch niet iedereen eelt hoeft te kweken.
„Vrijheid van meningsuiting is niet onderhandelbaar”, zei premier Rutte eens – tot Sylvana Simons een motie tegen hem indiende over het dodelijke coronabeleid. Toen vond hij opeens dat „je niet alles kunt zeggen” en dat „woorden kunnen kwetsen”.
Nadat Nederlandse moslims via een oer-Hollandse petitie hadden gepleit voor een verbod op godslastering (onverstandige en onbegrijpelijke zet, maar een legale en vreedzame manier om je stem te laten horen) krijste CDA’er Van Toorenburg haar huig uit haar keel en noemde de actie „ziek”.
De regels worden verbogen om mensen met een andere achtergrond uit te sluiten
Het is best gekmakend, hoe openlijk er met dubbele maten wordt gemeten, en hoe de regels steeds worden verbogen om mensen met een andere achtergrond of afwijkende mening terecht te wijzen en uit te sluiten.
Dat zie je nu in meest extreme vorm in Duitsland, waar culturele instellingen en uitgevers het internet lijken af te struinen op zoek naar onwelgevallige meningen over Israël: uit-nodigingen aan schrijvers en kunstenaars die zich uitspreken tegen de genocide, worden middels pedante, kruiperige brieven, ingetrokken.
De afgelopen jaren zijn we doodgegooid met rechtse waarschuwingen voor ‘woke’, dat mensen vanwege hun standpunten zou cancelen. Maar nu er in de landen om ons heen daadwerkelijk mensen ontslagen worden vanwege hun mening, en er ook in Nederland universiteiten en docenten onder druk worden gezet, horen we ze niet.
Intussen gaat het gestook door. Rellerige stukken in ranzige media leiden iedere dag weer tot nep-ophef waar politici als hongerige honden op duiken. Het gedoe rond de lezingenreeks aan de Hogeschool Utrecht kon zich verheugen op de aandacht van Yesilgöz en Omtzigt, waarbij die laatste durfde te spreken over een „moreel kompas”. Hoe het nu precies zat met die docent aan de VU? Deze krant nam de moeite dat uit te zoeken.
Brood en spelen? Nee, linke soep. We lezen en horen constant dat we de zorgen van ‘bezorgde burgers’, beter bekend als extreem-rechts, serieus moeten nemen, maar nooit eens dat biculturele en progressieve Nederlanders er óók toe doen. Terwijl hun standpunten net zo legitiem zijn en gehoord mogen worden. Sterker, we móeten hen horen om de wereld te begrijpen. Kweek maar wat eelt, zou ik willen voorstellen.
Zijn er, ook in Nederland, politici die je vertrouwt, niet eens zozeer om wat ze zeggen, maar hoe ze dat doen? Vorige week schreef ik over de zelfverliefde stijl van Trump, en vooral ook: hoe die plaatstalen, narcistische presentatie bezig is de politieke wereld te veroveren. De vraag of Trumps omstanders hem echt als voorbeeld zien, of vooral toch vrezen voor zijn grillige macht, valt nauwelijks te beantwoorden. Macht corrumpeert en presidentiële, Amerikaanse macht doet dat exponentieel.
Naar aanleiding van het ‘vredesartikel’ van Willem Schinkel, een week geleden in NRC, probeerde ik tot een psychologisch profiel te komen van Poetin. Het is veelzeggend dat ik de Russische leider in het geheel niet kan ‘lezen’. Zijn gezicht is vlak, ook door cosmetische ingrepen, maar wat meer is: zo doorzichtig als Trump is, zo onpeilbaar is Poetin. Een volmaakt enigma. De ondoorgrondelijke leider past bij een ondemocratisch land. Je kan Poetin nog niet eens een pokerface toeschrijven, want zo iemand probeert zijn gevoelens te verbergen. Bij Poetin is de vraag: zijn die er dan?
Willem Schinkel kan wel pleiten voor „de-escalatie” en „gerichtheid op vrede” om zo te komen „tot een begrip van wat de ander motiveert”. Maar uit Poetins mond komt enkel de officiële propaganda, die Schinkel dan ook braaf overschrijft: „In het geval van Rusland behelst die eeuwen van West-Europese pogingen Rusland te veroveren.” Terecht schrijft Tommy Wieringa in de Volkskrant: „Ik kom niet verder dan de desastreus verlopen invasie van Napoleon in 1812 en die van Hitler in 1941 – niet wat je noemt ‘eeuwenlange pogingen’.” Was will Poetin? Schinkel weet het kennelijk.
Het is voor westerlingen zowat onmogelijk om kolonialisme anders te beschouwen dan als zelfkritiek, en hoe begrijpelijk ook, zo’n houding maakt blind voor het nog steeds voortdurende, Russische kolonialisme. Ook die blindheid is een gemankeerde vorm van eigenwaan: zo slecht als het Westen is, dat lukt niemand anders.
Nu dichter bij huis: gek genoeg lijkt Trump psychologisch nog het meest op de vermoorde Pim Fortuyn; bij beiden overviel mij het onmiddellijke verlangen ietsje minder van hun grillige Zelf te zien. Mijn ideale politicus is geen open boek, het moet ook weer dichtgeklapt kunnen worden. Wij zijn geen vriendjes, ik kan hooguit op zo iemand stemmen.
Nu kennen wij Nederlanders, zeker sinds Fortuyn het idee dat de bescheiden presentatie verdacht is, want een uiting van ‘valse bescheidenheid’. Laten we wel wezen: honden kunnen vals zijn, vooralsnog bijt bescheidenheid niet.
Natuurlijk zet de politicus een publiek gezicht op, niemand gaat de politiek in zonder het idee te hebben iets toe te kunnen voegen. De politicus moet opstaan voor de speech terwijl de rest van de tafel blijft zitten. Zonder geldingsdrang gaat het niet. Maar de machtigste man op aarde die telkens zegt: „Ik ben de machtigste man op aarde”, die moet je mijden.
Omdat wij in een coalitieland leven, en de egomane stijl van Wilders alleen daarom al zo detoneert, wil ik twee politici voordragen die ik op die wankele schaal van geloofwaardigheid hoog houd: Jesse Klaver en Henri Bontenbal.
De eerste schikte zich in zijn derde plek op de lijst GroenLinks-PvdA en liet Timmermans voorgaan, en Bontenbal nam een failliete winkel over zonder meteen alles in de totale „uitverkoop” te gooien.
Beiden beschikken over een stijl, die doorgebakken democratisch is. En soms komt het zelfs voor, dat de zelfreflectie het even wint van de politieke bluf.
Ze is gepensioneerd en kan naar haar tuin komen wanneer ze wil, maar het voelt na 35 jaar nog steeds als vakantie. Soms blijft ze er slapen. Als ze vroeg wakker is, en de vogels ook nog maar net, als je de stad nog niet hoort en alles bedauwd is – dat is het mooiste moment, zegt ze. „Dan is het hier een paradijsje.”
Elke tuin, zelfs die plant in de vensterbank, staat vermoedelijk voor het verlangen terug te keren naar die ene tuin waaruit we destijds zijn weggestuurd. Martine Haxe (77) heeft hem hervonden bij De Pioniers, een vereniging van amateurtuinders, die aan de oostzijde van Utrecht 122 tuinen beheert en dit jaar de negentigste verjaardag viert.
‘Tuin’, met Germaanse wortels, betekende ooit ‘omheining’. Het Duitse Zaun is nog steeds een hek. In het Engels werd het de ommuurde ruimte van een town. De Nederlandse tuin is afgebakend land om te bewerken. Ooit keken De Pioniers hier uit over de polder. Nu zijn ze omheind door nieuwbouw.
Een enkele tuin bestaat nog uit de strakke bedden sla of kool waarmee het volkstuinieren rond 1900 begon. Met een ‘nutstuin’, beschikbaar gesteld door een liefdadigheidsvereniging, konden arbeiders hun loon met zelfverbouwde groente aanvullen. „Het opent hem een kring van gedachten en gevoelens van hogere orde, het [laat hem] geduldiger de last van het dagelijks sloven en zwoegen verdragen”, schreef de Volksbond tegen Drankmisbruik. Wie schoffelt zit niet in de kroeg.
In die geest begonnen De Pioniers op eigen grond in 1935, maar pas sinds 1960 hier, aan de Kögllaan. Al een paar keer moesten ze plaatsmaken voor stadsuitbreiding. Er was streng toezicht, gele en rode kaarten. Een ‘schouwcommissie’ beoordeelt nog steeds op onkruid, ‘tuinnummer zichtbaar’, ‘algehele indruk’ en ‘status slootkant’. Maar geen tuin ligt meer langs de liniaal. Piet Oudolf, die andere pionier, van Het Nieuwe Tuinieren met vaste plant en siergras, regeert ook hier. „Maar een wilde tuin is niet hetzelfde als een verwilderde tuin”, zegt Martine, die in de zorg heeft gewerkt als trainer in communicatie met dementerenden.
Het verenigingsleven, met klaverjas- en zangavonden, plus de sociale controle, is ook minder intens geworden. De volkstuin lijkt iets om je in terug te trekken. Maar het is geen zomerhuisje. „Ik heb vijf jaar op de wachtlijst gestaan en het bestuur heeft me duidelijk gemaakt dat ze allereerst een enthousiast tuinier willen”, zegt Ton Bakker (61), zelfstandig eindredacteur.
Hij is bezig zijn nieuwe tuin te ontdoen van struiken en wortels, om met een schone bladzij te beginnen. Hij weet al hoe: vruchtbomen, een kleine moestuin en bij het huisje – nog een van de eerste generatie – een zitje. Echt terugtrekken kan niet, en mag niet. Want het complex is overdag ook opengesteld voor „recreatief medegebruik” door niet-leden. Er is een educatieve tuin met vergeten groenten, een ringslangschuilplaats en een ‘bij-topia’, er wordt aan tai chi gedaan en op de Groen moet je-Doen!-dag komt de hele buurt. Gezellig. En welbegrepen eigenbelang. Het scheelde al eens weinig of ook hier hadden ze moeten verkassen. En nog steeds hebben projectontwikkelaars een oogje op dit groene eiland. „We kunnen maar beter aantonen dat we meerwaarde hebben voor de stad”, zegt Bakker.
De vrolijke sound van Chef’special past goed bij het broeierige weer op de zaterdag van de Zwarte Cross. Hier wapperen boven het publiek geen Palestinavlaggen, maar waaiers die bezoekers behoeftig voor hun gezicht zwaaien om af te koelen. Dan grijpt leadzanger Joshua Nolet de aandacht. „We moeten het over de kinderen in Gaza hebben,” zegt hij. ‘Don’t stop talking about Palestine’ verschijnt op de schermen. „Ik hoop dat wij allemaal onze stem willen en kunnen gebruiken voor de kinderen in Gaza. Voor vrede, tegen genocide.” Er klinkt luid applaus.
Toen afgelopen mei Follow The Money bekendmaakte dat de Amerikaanse investeringsmaatschappij Kohlberg Kravis Roberts & Co (KKR) via bedrijf Superstruct Nederlandse festivals als Milkshake en de Zwarte Cross in handen heeft, deed dat veel stof opwaaien. KKR zou investeren in wapen- en oliehandel en zou banden hebben met illegale nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever. Dat laatste was onverteerbaar voor verschillende artiesten; afzeggingen volgden van onder andere Hang Youth, Youp van ‘t Hek en headliner Goldband. Voor die laatste kwam icoon Orgel Joke in de plaats. Als reactie op alle commotie organiseerden Typhoon, Amnesty International en de Zwarte Cross op vrijdag een ‘levendenherdenking’ met een stil protest.
Lees ook
KKR: kapitalistische kop van Jut van artiesten en schrijvers. Waar komt de kritiek vandaan?
Voor de rest houdt Zwarte Cross toch vooral vast aan hun festivalidentiteit als feestparadijs. Dat bewijst Roxy Dekker die met haar hyperkorte set van 30 minuten iedereen naar het hoofdpodium krijgt. Mannen van begin twintig staan te springen, vooraan staan kinderen die hartjes maken van hun handen. Als Dekker het kleine gitaarliedje ‘Jouw Idee’ inzet, zingt het hele publiek mee.
Roxy Dekker op de Zwarte Cross. Foto Eric Brinkhorst
Samen zingen lijkt een verbindende factor op de Zwarte Cross. Voor het Stadhuisplein staat een lange rij maar niemand is hier ontevreden, daar zorgen de vier ‘bouwvakkers’ op een hoogwerker wel voor. Ze draaien oud-Hollandse hits en maken van de rij een wachtend koor. ‘Noodgeval’ van Goldband klinkt door de speakers. Waar de megahit van de Haagse band op elk ander festival voor enthousiast gejoel zorgt, houden de bezoekers van de Zwarte Cross nu hun mond. Als Goldband niet naar de Zwarte Cross wil, dan hoeft het publiek ze ook niet te horen, lijkt het idee. Een groep meiden heeft het over het statement van Chef’special. „Helemaal terecht, maar niet op Zwarte Cross. Flikker op!”
Toch kun je wel degelijk hints over het politieke debat spotten op het festivalterrein. Indy de Jonge en Dunja Vermeire uit Den Haag dragen een ‘I love KKR (Kreedence Klearwater Revival)’ T-shirt. Bewust voor gekozen? „We wilden een grappig statement maken dat past bij de Zwarte Cross,” laten ze weten via WhatsApp. ‘Nøhlen [zeuren] is dodelijk’ willen ze ermee zeggen.
Op de theaterweide staat het loket van ChatGPTypen. In het hokje zit het Nijmeegse performanceduo Naaistreek, allebei in roze kostuum. Het concept is simpel: jij stelt een levensvraag aan het loket en vervolgens typen zij op de typemachine een antwoord voor je. Het duo Janneke Baltussen en Joël van Lith vertellen getwijfeld te hebben om te komen vanwege de KKR, maar toch staan ze er: „Niemand komt hier voor ons. Als we niet komen dan mist niemand ons. Dit is dan een kans om het gesprek aan te gaan.” Zo hebben ze al veel mooie gesprekken gehad met bezoekers, vertellen ze: „We willen de twijfel centraal stellen, dat voorkomt dat je te rechtlijnig wordt.”
De organisatie van de Zwarte Cross laat zelf ook van zich horen. Houten bordjes met scherpe teksten steken net boven de eetkraampjes uit: „hier is een Amsterdams reclamebureau héél druk mee geweest”. En: „Zwarte Cross, waar woke alweer ouderwets is.” Op de bordjes zijn berichten te lezen die de groeiende commercialisering en verstedelijking van het festival bevragen. De gemene deler: Zwarte Cross wil overal tegenaan schoppen en geen enkel huisje is heilig.
En natuurlijk wordt er bier gedronken en gecrosst. Hordes mensen staan aan de zijlijn geconcentreerd naar de motoren te kijken die over de crossbaan vliegen. Wat begon als een samenkomst van motor- en autoliefhebbers is over de jaren uitgegroeid tot een muziekfestival, toch zijn de bezoekers de oorsprong van het festival niet vergeten. Even bijkomen van een feesttent? Dan ga je ‘motors kieken’.
Dat Orgel Joke geboekt wordt als vervanger voor Goldband is typerend. Het is een spetterende show met onder andere Frans Bauer, Willeke Alberti en Mental Theo. Dansend op de zee van plastic bekers en frietzakken laat het publiek zijn waardering voor Orgel Joke zien. Zwarte Cross hecht geen waarde aan bekendheid: het publiek wil gewoon feest vieren. Met Orgel Joke als headliner is die missie geslaagd. Goldband, wie?