Het gebied waarvoor granman Jimmy Ronald Toeroemang verantwoordelijk is, is twee keer zo groot als Nederland. Er leven beschermde diersoorten zoals jaguars, slingerapen en reuzenotters. Er groeien medicinale planten die niet ontdekt zijn door de westerse wetenschap. De rivieren en kreken zijn er schoon, niet vervuild door kwik. Sinds duizenden jaren is dit gebied het thuis van de Tarëno, ‘mensen van hier’. Ze waren hier lang voordat dit gebied op kaarten zou worden aangeduid als het zuiden van een land genaamd Suriname. In de afgelopen vierhonderd jaar heeft de wereld er alles aan gedaan om deze mensen van de kaart te vegen, maar ze zijn er nog en voor het eerst in de geschiedenis besloten twee van hen om naar Nederland te komen.
We spreken elkaar op een grijze ochtend, via Zoom. Zij zitten aan een tafel in een TL-verlichte vergaderruimte in Amsterdam, ik ben in Parijs. Granman Toeroemang, in een zwarte capuchontrui met ‘Just Chill’ erop, met 32 jaar het jongste grootopperhoofd van de Tarëno ooit. En Pildas Tawadi, in een dikke winterjas, de 47-jarige secretaris van de granman.
Ik vraag ze naar hun eerste indrukken van het land dat de afgelopen eeuwen zo’n vreemde rol heeft gespeeld in hun levens en dat van hun voorouders. „Koud”, lacht Pildas. De granman zegt iets in het Trio, de taal van de Tarëno. Pildas vertaalt: „Alles gaat snel, iedereen heeft haast.” Gisteren maakten ze een boottocht door de Amsterdamse grachten, keken naar de huizen die allemaal aan elkaar vastzaten en dachten: dit is dus wat er is gedaan met ons goud. De paar bomen die ze zagen waren bladloos en stonden opgesteld in nette rijtjes.
Als granman is Jimmy verantwoordelijk voor het welzijn van de Tarëno, dat direct verbonden is met het welzijn van het bos. Daarom is hij hier, in Nederland: hij heeft hulp nodig.
Onlangs werd bekend dat de Surinaamse regering van plan is om 560.000 hectare van het grondgebied aan te wijzen voor grote landbouwpercelen. Als er niets gebeurt zalzo’n 451.000 hectare ongerept regenwoud binnenkort in vlammen opgaan. „Niet alleen wij hebben dat bos nodig voor ons voortbestaan”, zegt de granman, „jullie ook, als menselijke soort.” Suriname is het enige Zuid-Amerikaanse land dat de grondrechten van de inheemse bevolking niet erkent, dus de Tarëno werd niets gevraagd. „Maar onze strijd duurt al eeuwen en we hebben geduld.”
De granman wil betrokken worden bij de discussies die in Nederland worden gevoerd over herstelbetalingen. Hij heeft daarvoor een eigen stichting opgericht, Tewe, vernoemd naar de vogel die naar fruitbomen vliegt en dan alle andere vogels roept om ook te komen. „Dat het bos er vandaag nog is, komt doordat wij het altijd hebben beschermd”, zegt Pildas.
De Tarëno zingen hun liederen nog, zijn hun taal nooit verloren en kennen hun historie. Ze zijn nooit vergeten wat wij ons, in de wereld van de winnaar, nu zo koortsachtig proberen te herinneren: hoe je kunt leven op deze planeet zonder haar te vernietigen.
Terwijl voor hun raam een bladblazer aangaat, zegt de granman – niet dreigend, maar zacht en vriendelijk, alsof het de enige conclusie is die je uit vierhonderd jaar geschiedenis kunt trekken: „Het wordt tijd dat de wereld naar ons gaat luisteren.”