Column | De sociaal advocaat van nu is een specialist in een netwerk

Wil er nog iemand sociaal advocaat worden? Op een klein kantoor met rechtsgebieden als huur, migratie, straf, psychiatrie, jeugd, zorg, sociale zekerheid? Met arme cliënten die in de knel zitten met wetgeving en uitvoeringsorganisaties die de problemen vaak verergeren? Denk aan toeslagen, uitzetting, schulden, kraken, jeugdzorg, demonstreren?

In juni bleek dat het aantal sociaal advocaten achteruit kachelt. Extra zorgwekkend: de jongere sociaal advocaten houden er mee op. In vijf jaar kromp de sociale balie landelijk met zo’n 900 man, een daling van 13 procent. Dit jaar haakten er alweer zo’n 307 af, waarvan meer dan de helft jonger dan 35. De komende jaren gaan er zo’n 2.500 met pensioen, op een geschat totaal van zo’n 4.300. De sociaal advocaat staat op uitsterven.

Al decennia verschijnen er pessimistische stukken over ‘sociale kantoren’, die het niet redden, meestal door lagere tarieven, strengere normen, stijgende kosten, hogere eisen, matige kwaliteit. Maar ook door gebrekkige samenwerking en te weinig vernieuwing. Tel er eigenwijsheid en mislukte landelijke hervormingen bij op – dan lijkt dit dus een breekpunt. Dat terwijl de Toeslagenaffaire uitwees waarom sociale rechtshulp voor het vertrouwen van de burger en de relatie met de staat essentieel is. Sociale advocaten vind je daar waar burgers uitgezet, opgesloten of gekneveld raken.

Ik praat er met Ineke van den Brûle over, sociaal advocaat in Den Haag, specialist in woonrecht, strafrecht en demonstratievrijheid. In 2018 stond ze zelf op afhaken. Daarna bracht ze haar kosten tot een derde omlaag, vereenvoudigde haar werkwijze, verhuisde en begon opnieuw. Hoewel ze al 36 jaar praktijk voert en de AOW net binnen liep, besloot ze deze maand door te gaan. Want wat is er mooier en relevanter dan dit?

Ze hield er in juni een opvallende ‘Sluitingszittingsrede’ over. Een jaarlijks ritueel van de Jonge Balie Den Haag, in de deftigste zaal van de Raad van State, waar sociaal advocaten niet tot de doorsnee sprekers horen. De uitnodiging was haar ontgaan: „Post van de Jonge Balie klik ik vaak weg”, bekent ze. En daar ontmoette ze jonge advocaten die vertelden ‘nog nooit’ iets over sociale advocatuur in hun studie te hebben vernomen. Haar verhaal was kritisch, grappig en scherp. Maar vooral ook positief. Zit er toch nog leven in de geëngageerde advocaat?

Van den Brûle (67) leidt me rond op de vierde etage van een sober bedrijfsverzamelgebouw in het Laakkwartier, waar ze van de dure Haagse Prinsegracht heen verhuisde. Op haar gang houden nog zo’n tien sociaal advocaten kantoor, onder wie ook een jonge ‘stagiair-ondernemer’ van wie ze een van de opleiders is. Ook hij is zelfstandig – de 11.434 euro voor de tweejarige verplichte opleiding was voor eigen rekening. Met enig juridisch trekken en duwen kon hij subsidie krijgen. Haar gang wordt bevolkt door een tiental gespecialiseerde ‘éénpitters’. De bijnaam: ‘de Haagse Zuidas’. Ruwweg de helft is boven de zestig – en de andere helft dus niet. Beneden troont één receptionist. Er is geen secretariaat, geen papieren bibliotheek, geen paralegal, geen schoonmaker – maar wel een gezamenlijk digitaal kantoorsysteem. Zowel voor kantoorbeheer als zaaksbehandeling, met standaardbrieven en modellen voor processtukken. Er is ook onderlinge intervisie. Er zijn gespecialiseerde appgroepen. Er worden piketdiensten geruild of waargenomen, afwezigheid wordt opgevangen. Zaken worden onderling toebedeeld. „Een ‘poging-doodslag’ waar ik geen tijd voor heb kan ik hier op de gang makkelijk kwijt”, zegt ze. Het is goedkoop, effectief en efficiënt. „Het heeft een vrijheid die me aanstaat – ik kan hier sparren over zaken en hoef niet meer te vergaderen over de overhead.” ‘Kantooruitjes’ zijn er niet, op de incidentele excursie naar het EU-gerecht na. Dankzij een migratieadvocaat op de gang die ‘Luxemburg’ in meer rechtsgebieden wil promoten.

Ieder heeft z’n eigen huurcontract, omzet en inkomen. De sfeer is die van een studentenhuis, met kantoortjes in eigen stijl. Stofzuigen en afwas doet ieder voor zich. En ja, je kunt er van leven, zegt ze. De tarieven zijn de laatste jaren verbeterd. Maar waaróm zou je als jonge jurist de sociale advocatuur in willen? Dit werk doet er toe, zegt ze. Er is zóveel om voor te vechten. En: „Je client heeft jou echt nodig. Zeker als je je specialiseert is het doorgaans heel interessant. Je bent niet een van de velen op een groot kantoor die van alles maar toebedeeld krijgt. Je kan hier snel heel belangrijk werk doen.”

Folkert Jensma is juridisch redacteur en schrijft om de week op maandag.