Column | De rechter die klem zat en dat niet verzweeg

Hij worstelde er maanden mee. Doe ik het wel of niet? Het afgelopen jaar passeerden er bij de Amsterdamse bestuursrechter Ronny van de Water wekelijks Toeslagenzaken. Van officieel erkende slachtoffers van wie de Staat toch niet de private schulden wilde overnemen. Burgers met een gezin die soms van een paar honderd euro per maand moesten zien rond te komen omdat de fiscus ze eerder door de mangel haalde. En dat terwijl er toch zo’n heldere toelichting bij de Wet hersteloperatie toeslagen was geschreven. Vol beloften over een nieuwe start, over ‘ruimhartigheid boven precisie’, herstel van vertrouwen en het verwaarloosbare ‘risico van overcompensatie’.

Maar in de praktijk loopt het anders. Nee, geen schuldovername als de schuld niet opeisbaar is, zegt de wet letterlijk. Als de deurwaarder dus nog niet op de stoep staat. De overheid mag dan weigeren en doet dat ook. Een snelle sanering zit er dan niet in. En de Raad van State keurde het weer eens goed.

Gedupeerden in deze situatie moeten zich maar melden bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT), is het idee. Die zal dan de ‘werkelijke schade’ berekenen. Bestuursrechters zien dan hoe de praktijk werkt. De UHT in Utrecht functioneert moeizaam. Het duurt daar inmiddels jaren. Waarna uiteindelijk de Staat meestal toch moet betalen. Maar nu dus nog even niet. En dát die schulden voor 1-6-’21 (nog) niet ‘opeisbaar’ waren komt veelal omdat de gedupeerde burgers destijds zelf het ene gat met het andere dichtten – met commerciële leningen of met voorschotten van familie. Hadden ze dat maar niet gedaan, dan waren ze nu wél acute noodgevallen geweest. Het is een bekende verzuchting tijdens zittingen, noteerde Van de Water in z’n uitspraak.

Daarin deed hij dus iets zeer bijzonders. Hij begon met een ‘persoonlijke noot’ van negen alinea’s. Omdat hij niet wil dat de Rechtspraak over een paar jaar weer het verwijt krijgt niet op tijd aan de bel te hebben getrokken als een wet in de praktijk niet werkt. Ik spreek hem per livestream. Hij zegt van plan te zijn het bij deze ene keer te laten. Heus, hij beslist wel vaker op basis van wetten die hij niet zelf bedacht zou hebben. „Dat hoort bij ons vak”. Maar dít?

In deze zaak keurde hij overigens de geweigerde schuldovername door de Staat goed, zij het „noodgedwongen”. In die ‘persoonlijke noot’ legde hij eerst uit waarom de wetgever, de minister en de hoogste rechters hier verkeerd zitten. Erkende gedupeerden zijn terecht gekomen in „een wirwar van zeer langdurige procedures. Wetgever en bestuur vinden de ‘juridische fictie’ weer eens belangrijker dan de ‘alledaagse werkelijkheid”. De ‘menselijke maat’ is ver te zoeken. „Laat het niet zo ver komen dat er over een paar jaar een tweede parlementaire enquête is over dit onderwerp, met wederom vernietigende conclusies voor de wetgever, het ministerie van Financiën en de rechtspraak.”

Op LinkedIn was z’n uitspraak een hit. Het lokte 647 reacties uit en werd 46 keer opnieuw ‘gepost’. Er was ook kritiek: een rechter die z’n persoonlijke mening geeft maar de burger vervolgens toch geen bescherming biedt? Alle reacties accepteert hij, zegt hij, ook als ze hem ‘laf’ noemen, wat ook gebeurde. Deze burger wilde hij vooral „geen valse hoop geven”. De Raad van State zou hem op basis van louter juridische discussie niet hebben gevolgd, zo weet hij vrijwel zeker. Als een hoogste rechter een lijn kiest, wijken ze daar de eerste vijf jaar niet vanaf, is zijn ervaring. Intern kreeg hij vooral steun. Maar niet van iedereen: „Dat had je niet moeten doen”, hoorde hij ook. In zijn team van bestuursrechters wordt zijn sentiment „redelijk breed gedragen”. Hij wil vooral de Kamer wakker schudden: kijk opnieuw naar die wettekst! En de discussie met de Raad van State opporren. Ja, hij had ook iets anders kunnen doen. Input voor het jaarverslag van de Rechtspraak leveren, waar sinds kort ‘buikpijnzaken’ worden gemeld aan de wetgever? „Dat moeten we zeker doen, al leidt dat vooral tot een keurig gesprek tussen bestuurders”. Een ingezonden brief? Hm, hij doet het weleens, maar „in een concrete eigen zaak is dat niet gepast”. Een stuk in het Juristenblad? „Maar dan gaat er niks veranderen. Nee, ik ga proberen het zo op te schrijven dat het in ieder geval tot meer nadenken en tot meer discussie leidt”. Heeft hij al wat van de Raad van State gehoord, waar ze na de Toeslagenkwestie beter contact met de ‘eerste lijn’ beloofden? Nee, „maar deze uitspraak is er ook nog maar net”, zegt hij.

Folkert Jensma is juridisch redacteur en schrijft om de week op maandag.