Column | De politiek zit vol met kitsch

Column

Josette Daemen

Josette Daemen

Deze maand overleed Milan Kundera, een van de grootste Tsjechische schrijvers. Mijn favoriete passage uit De ondraaglijke lichtheid van het bestaan beschrijft hoe het personage Sabina met afschuw een 1-mei-optocht gadeslaat in het communistische Praag. Ze ziet de opgeplakte glimlach van de vrouwen in de parade en hoort de opgewekte marsmuziek van de orkestjes, en Kundera noteert: „Sabina’s eerste innerlijke verzet tegen het communisme had geen ethisch, maar een esthetisch karakter”.

Een vergelijkbare gedachte dringt zich soms aan me op wanneer ik kijk en luister naar politici, media, of opiniemakers uit ultrarechts-conservatieve hoek. Grijze mannen in gouden paleizen, influencer-intellectuelen in driedelig pak met choker, nieuwslezeressen met perfect golvend lang blond haar, breed glimlachende nuclear families op een grasveld met een hond, gedweep met symbolen uit het katholicisme of de klassieke oudheid. Had ik niet al op ethische gronden een aversie gehad tegen ultrarechts, dan zou ik er alsnog op afknappen om esthetische redenen. Het is allemaal zo… kitscherig.

Wat maakt kitsch tot kitsch? Volgens Kundera is kitsch in essentie „de ontkenning van stront”. Kitsch, zo meent hij, stelt het menselijk bestaan voor als „categorisch aanvaardbaar”; alsof de wereld perfect volmaakt is zoals hij is. Iets onaanvaardbaars als stront kan in een volmaakte wereld natuurlijk niet bestaan, en dus moeten we doen alsof stront onmogelijk is. Kitsch is, met andere woorden, het esthetisch ideaal van een wereld waarin stront ontkend wordt en waarin iedereen zich gedraagt alsof die niet bestaat. Het is het plaatje dat schreeuwt: kijk hoe blij wij zijn; zie ons het bestaan eens aanvaarden! Kijk hoe goed alles is; stront bestaat niet! Achter een masker van schoonheid wordt alle lelijkheid verhuld.

Kitsch vinden we trouwens heus niet alleen bij communisten en ultraconservatieven. Kitsch is ook het Alle Menschen werden Brüder van eurofederalisten, en het beeld van de EU als ultiem bastion van mensenrechten en democratie. Achter de fraaie foto van Ursula von der Leyen, Mark Rutte en Giorgia Meloni bij het sluiten van de migratiedeal met Tunesië schuilt een lelijke realiteit waarin hetzelfde land in diezelfde week nog een groep migranten zonder eten en drinken en bescherming midden in de woestijn achterliet.

Kitsch is ook de boerenfolklore die sinds een paar jaar prominent zichtbaar is in de Nederlandse politiek. Achter de rode zakdoeken en de polderidylle schuilen het nodige dierenleed en, vrij letterlijk, een hoop stikstof-wasemende stront.

Ook het beeld van Nederland als een ‘onwijs gaaf land’ waarin je alles kunt bereiken als je maar je best doet is een zekere vorm van kitsch. De armoede en kansenongelijkheid die ons land ook kent, worden erdoor gemaskeerd.

In de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen zullen alle politieke partijen ons met kitsch overladen. Campagnetijd is bij uitstek de tijd waarin partijen kiezers proberen te verleiden met niet alleen een ethisch, maar ook een esthetisch ideaal. Kandidaten zullen ons wijzen op de stront van hun concurrenten, en mooie plaatjes schetsen van de wereld die ons te wachten staat wanneer we juist op hen stemmen. We zullen campagnefilmpjes zien vol gelukkige mensen, vrolijke dieren en rokende schoorstenen (of juist draaiende windmolens). We zullen posters zien met gunstige foto’s van politici vol zelfvertrouwen, vergezeld van het icoon van een vlindertje of een roos, een tempel of een tomaat.

Is dat erg? Niet per se. Met haar esthetiek beeldt een partij ook uit waar ze naartoe wil met het land; wat voor samenleving ze zou willen scheppen. Op zijn beurt kan de kiezer dan bij zichzelf nagaan: is dat een wereld waarin ik mezelf zie wonen? Zolang hij zich realiseert dat die wereld nooit in die perfecte vorm zal bestaan, is het prima dat hij zijn thuisgevoel bij een bepaald esthetisch ideaal laat meewegen in zijn keuze.

Niemand van ons, stelt ook Kundera, „is zo’n supermens dat hij helemaal aan kitsch kan ontsnappen”. Echt erg is kitsch dan ook pas wanneer die „totalitair” wordt: wanneer „alles wat de kitsch verstoort uit het leven gebannen is”; wanneer elke uiting van individualiteit, elke twijfel, elke ironie wordt verdrukt. Binnen een systeem als het onze, waarin diverse politieke stromingen naast elkaar bestaan en elkaar begrenzen, hoeven we daarvoor niet zo te vrezen. Wat leven we toch in een verrukkelijk land.

Josette Daemen is promovendus aan het Instituut Politieke Wetenschap van Universiteit Leiden. Ze vervangt deze week Rosanne Hertzberger.