Vandaag worden de ketenen doorbroken, ‘Keti Koti,’ weer eens, en steeds vaker ook in Nederland. Het toeval wil dat ik net bezig ben de roman Kopzorg te lezen van Edgar Cairo (1948-2000). Als Gerard Reve in Nederland geldt als de ‘Volksschrijver’ heeft Cairo nog meer recht op die naam, ook al omdat hij de Surinaamse geschiedenis meeneemt en een vanzelfsprekend oog heeft voor het creools-volkse.
Over Suriname rond 1930, de Koloniale Tijd – altijd met hoofdletters, volgens Cairo: ‘Het was ook de glorietijd der blanke bazen. Echte blanken uit Europa, of op z’n minst mulatten, mengbloeden met een lichte huid (…) dat soort mensen, allemaal lichte types.’
Cairo beschrijft het land van zijn vader, een zwarte man uit het district Para, net onder Paramaribo, en dat doet hij smeuïg, met levensechte en verbijsterende details. Er wordt bij de jonge Cairo thuis veel geschopt en gestriemd; bepaald geen zwarte idylle.
In die tijd gold: hoe lichter de huidskleur, des te meer gezag.
Heel veel later, rond 2020, wacht ik in het (onafhankelijke) Suriname voor een geldwisselkantoor; binnen haalt mijn man Surinaamse dollars op, buiten staat een oudere mevrouw bij haar fiets, een Djogo in haar hand, een literfles Parbobier; met haar tanden wipt ze de dop eraf – half los? – en spuugt die op de grond. Ik kruis toevallig haar blik, en meteen begint ze zich te verontschuldigen ‘dit hoort niet meneer’, raapt de dop van de grond en zoekt naar een vuilnisbak die er niet is.
Ik had niets gezegd, ik had zelfs niet het idee dat er misprijzen school in mijn blik. Misschien zag de vrouw dat ik niet uit Suriname kwam, misschien had ze opgemerkt dat ik een ‘mengbloed was met een lichte huid’. Het was ongemakkelijk en zelfs beschamend op grond daarvan een soort baas te worden. Dat heet dan ‘doorwerking’, als een eindeloze, ongeschonden kettingbrief die eeuwen geleden werd gepost.
In Suriname zelf zijn ondertussen die kleurgrenzen minder scherp: het land kleurt van licht, naar bruin en zwart, met alles er tussenin.
Maar in Nederland, het verre voorbeeldland van ooit, vielen voor veel Surinamers de schellen van de ogen: dus dit is de Kolonie waar al die raciale stereotypen op stoelden, dit volk dat ook zijn hooligans en straatzwervers en drugscriminelen kent in de allerlichtste tinten.
Het debat over de slavernijgeschiedenis is in Nederland feller dan in Suriname, omdat er hier minder collectief geheugen aanwezig is en trouwens ook meer politieke weerstand.
Nederland is nu officieel een postkoloniale natie. Dat betekent niet: eind goed, al goed. Wie de na-ijleffecten van het kolonialisme wil begrijpen: neem een Djogo, lees Cairo.
Stephan Sanders schrijft elke maandag op deze plek een column.