Column | De bloedbaden van Scorsese zijn veranderd

Geweld is minder gewelddadig geworden bij de oude Martin Scorsese, constateerde onlangs The New York Times. Over het ruim drie uur lange The Irishman – qua ‘body count’ te vergelijken met een misdaad-epos als Goodfellas (1990) of Casino (1995) – hing een grauwsluier. Van elk personage kreeg je direct sterfdatum en doodsoorzaak, de apotheose – huurmoordenaar Frank Sheeran die snel en bruut zijn vriend Jimmy Hoffa een nekschot toedient – is even fatalistisch als vreugdeloos.

Ook in het lugubere Killers of the Flower Moon, over het uitroeien van leden van de Osage-stam vanwege hun olierijke land, oogt Scorseses geweld anders. Zijn vaste editor Thelma Schoonmaker stelde onlangs vast dat hij bloedvergieten nu filmt in ‘wide shots’ en niet langer in ‘tight shots’, zoals vroeger. De camera blijft op afstand, het geweld is abrupt, bruut, snel en sober, zonder ironische muziek of zwarte humor.

Heel anders dan de elegante, langgerekte bloedbaden die de jongere Scorsese placht aan te richten. Die filmde geweld van zeer nabij, maakte de kijker als het ware medeplichtige én slachtoffer. Zie de cafémoord op gangster Billy Batts in Goodfellas: de camera die vanachter de bar naar links en rechts zwiept, Henry Hill volgt die de deur sluit, waarna we vanuit de optiek van de stervende Batts en van bovenaf zien hoe ze op hem inhakken, met Donovans serene ballade ‘Atlantis’ op de achtergrond. Net zo ironisch als Joe Pesci die met een slagersmes vloekend insteekt op een smekende man in een kofferbak – veel gegorgel en natte geluiden. Waarna zijn maatje Henry Hill in een voice-over zegt: ‘Zolang ik mij herinner wilde ik al een gangster zijn’.

Als tiener kon ik de finale van Taxi Driver (1976) lastig van mijn netvlies krijgen: een bedaard ‘tracking shot’ dat Travis Bickle volgt als hij pooier Harvey Keitel in zijn buik schiet verandert in een intieme, hectische montage van een bloedballet in een krap gangetje: drie vingers eraf, schouderschot, hoofdschot, kogels in een gezicht, een mond.

Is zulk gestileerde geweld ‘plezierig’, zoals The New York Times suggereert? Niet zoals het onverschillige, triomfantelijke geweld van de Hollywood-actiefilms waarvan Scorsese graag afstand neemt. Zijn geweld is afstotelijk en schokkend en bitter – maar maakt dat het niet extra opwindend? En komen zijn antihelden – Travis Bickle, Jake LaMotta, Henry Hill – er niet mee weg? Bij Scorsese regeert het geweld, alleen psychopaten die te ver gaan, krijgen straf. Daarvoor huurt hij Joe Pesci in.

Scorsese verdedigde dat altijd als realisme: zo waren de ‘mean streets’ van New York waar hij opgroeide. Dat kan zijn, maar er zat ook duidelijk veel werk en plezier in zijn mise-en-scène van geweld. Met klimmende jaren is dat plezier weggesijpeld. Als je 81 jaar bent, zoals Scorsese, is de dood geen abstractie, maar zeer nabij. Je bent kwetsbaar. Geweld verliest zijn allure.

Niet dat het abrupte en kale geweld van Killers of the Flower Moon minder gruwelijk oogt. De jonge Scorsese nodigde je uit om deel te nemen aan het bloedvergieten, met alle gemengde emoties die dat oplevert: angst, walging, schaamte. De oude Scorsese laat je versteend en machteloos toekijken. Het geweld windt niet langer op, maar maakt je boos, razend zelfs.

Coen van Zwol is filmrecensent.