Column | Dankbaarheid eisen is voor de kleinzerigen

Gistermiddag ging ik naar de sportschool en na mezelf een half uur te hebben gemarteld op een van de roeiapparaten besloot ik om even uit te puffen in de gymzaal, die sinds het ontslag van de yogaleraar een oase van rust is. Mijn hartslag was bijna weer onder de honderd toen de deur openging en er een jonge man naar binnen liep.

„Pom, pom, pom”, zei de jonge man.

Hij had een weerstandsband (zo’n XXL postpakketelastiek) bij zich en begon fanatiek te rekken en strekken, daarbij hevig steunend en kreunend. Ondertussen hield hij via de spiegels in de gaten of ik wel naar hem keek.

Ik wilde me niet laten kennen en pakte mijn koptelefoon erbij, zocht The Best of Satie op en sloot mijn ogen. Helaas wist zijn gepuf binnen enkele ‘Gymnopédies’ alweer tot me door te dringen. Er kwam bovendien een behoorlijke zweetlucht vrij waardoor er nóg een zintuig werd gepijnigd.

Nu ben ik wel vaker dit soort performatieve sporters tegengekomen. Wat me naast de geluidsoverlast vooral stoort is dat al dat overdrijven nog meer lichaamsbeweging betekent voor hen en ze dus hun conditie verbeteren ten koste van mijn humeur.

Ik spiekte door mijn wimperharen naar mijn inmiddels paars aangelopen zaalgenoot. Enerzijds wilde ik niet dat mijn aanwezigheid ervoor zorgde dat hij nóg gezonder werd (want dan zou hij langer leven en nog veel meer mensen met zijn gehijg lastigvallen), maar als ik nú de ruime verliet had ik me laten verjagen.

Ik overwoog nog even om er wat van te zeggen, maar dan zou hij kunnen doen alsof hij zich van geen kwaad bewust was, of al zelffeliciterende roepen dat hij zo soms zo in zijn training opging dat hij dan echt alles en iedereen uit het oog verloor. Vervolgens kon er bij mij dan weer een eicel knappen en zo zou de ellende zich alleen maar verder opstapelen.

Uiteindelijk stond ik maar op.

„Doei”, zei de jongen.

Ik had hem willen toebijten dat in plaats van een ‘doei’ er eerder een ‘dankjewel’ op zijn plaats was. Maar net op tijd dacht ik terug aan de aanvaring die vrijdagavond plaatsvond in het Witte Huis en besefte dat het eisen van dankbaarheid is voorbehouden aan de kleinzerigen der aarde.

Zonder gedag te zeggen en met geheven hoofd verliet ik de ruimte, hem alleen latend met zijn toneelstukje. Zon beukte op de ruiten, de wereld glansde, fluitend liep ik de toekomst in.