Dat was dringen bij Vermeer, en de Amerikaanse filosoof Susan Neiman was net iets beter in dat dringen dan ik. Voorkomend maar volhoudend. Een paar weken geleden was ze in Amsterdam, een nieuw boek, ze deed wat interviews, maar vooral toch: ze moest naar de Vermeertentoonstelling, want die schilder was haar all time favorite.
Ik mee. We stonden ten slotte vooraan bij de Brieflezende vrouw in het blauw en Het Melkmeisje en heel zachtjes vertelde ze over haar fascinatie: Vermeer als de man die de gewone burger portretteerde, gewone vrouwen, brief of kan in hand, niks bijzonders, en toch zo waanzinnig anders, omdat hier alledaagse mensen werden vastgelegd, zonder een prinses of admiraal in zicht.
Vermeer als de schilder van de opkomende burgerij, sterk in opkomst in het zeventiende-eeuwse Amsterdam: maar ook schilder van hun dienstboden. Nee, aan de verfbehandeling van Vermeer is niets ‘gewoon’, maar zijn onderwerpkeuze was origineel.
Alsof er geen eeuwen tussen liggen, nu over naar de opzienbarende column van Rosanne Hertzberger van de vorige week. Die column „verdeelde de krant” schreef ombudsman Fortuin. Dat is altijd een goed idee. Vooropgesteld: ik lees Hertzberger al jaren, ze lijkt in haar flair en eigenzinnigheid een beetje op wijlen Renate Rubinstein, en dat is geen ongunstige vergelijking. Ook Rubinstein schreef als niet-deskundige over zaken als vormgeving, kunst en architectuur, net als Hertzberger, helemaal zonder kunsthistorisch einddiploma. Zo hoort het, want het land of de krant die enkel deskundigen het woord gunt, loopt een enorm deficit op.
Ik begin bij het beeld zelf dat kunstenaar Price in Rotterdam liet neerzetten, en mijn lekenoog zegt: geweldig werk, traditionele techniek, maar opzienbarend in z’n uitvoering. Ik heb dus een geheel ander smaakoordeel dan Hertzberger, maar dat er mensen zijn die daar een reden in zien hun krantenabonnement op te zeggen: mij is het een raadsel. Wat is er nu aardiger dan het met een column beargumenteerd oneens te kunnen zijn? Het scherpt je eigen denken, en dat wordt je door die columnist zomaar in de schoot geworpen.
Hertzberger zag nog een breder, filosofisch verband: „Alleen maar vrouw zijn, een beperking hebben, een hoofddoek dragen, een donkere huidskleur of liefst een combinatie hiervan is genoeg om op het schild gehesen te worden.” Ze vreest voor het primaat van „traumakunst”, ik vat het zo samen. Hoe meer pijn, hoe standbeeldwaardiger.
Maar deze bronzen vrouw op Nikes in Rotterdam straalt een en al veerkracht uit en levenslust. Het is een beeld dat van een gewone zwarte vrouw iets bijzonders maakt. Die Price lijkt wel een hedendaagse opvolger van Vermeer.
Dank Hertzberger, zonder jou had ik eraan voorbijgezien.
Stephan Sanders schrijft elke maandag op deze plek een column.
Singer-songwriter Douwe Bob Posthuma bevindt zich sinds enige dagen in het brandpunt van het nationaal discours – en niet omdat hij zojuist een belangwekkend nieuw album aan zijn oeuvre heeft toegevoegd. Afgelopen zondag weigerde Posthuma op het allerlaatste moment op te treden bij het jaarlijkse Joodse voetbaltoernooi Jom Ha Voetbal in Amsterdam. Volgens hem waren er tegen de afspraken in „zionistische posters en pamfletten” te zien. Het betrof, zo bleek later, materiaal van de organisaties Stand With Us, die voorlichting geeft over Israël en antisemitisme, en Netzer Nederland, een liberaal zionistische jongerenvereniging.
Posthuma’s geopolitieke engagement kwam op een voor de aanwezige kinderen teleurstellend moment: hij stond al op het podium. In de dagen na het voorval betwistte de organisatie zijn lezing van de gang van zaken: er zouden met het boekingskantoor geen afspraken zijn gemaakt over politieke kwesties en verder zou de aard van het toernooi heel anders zijn geweest dan Posthuma en zijn begeleiders suggereerden.
Hier had de kwestie kunnen eindigen, maar dat was buiten de politiek gerekend – en dan met name buiten VVD-leider Dilan Yesilgöz. Via X liet zij nog dezelfde zondagmiddag weten dat in Amsterdam sprake was geweest van „pure haat, vol in het gezicht”. En, schreef ze: „Tachtig jaar na ‘Dit nooit weer’ gebeurt het weer” – waarmee ze een verband legde tussen het handelen van Posthuma en de Holocaust, de moord op zes miljoen Joden.
Toenemend antisemitisme is in Nederland en elders in Europa een reëel bestaand probleem. Joodse instellingen en evenementen moeten al langere tijd beschermd worden – ook al vóór de oorlog in Gaza. Het is zeer kwalijk dat dit nodig is. Politici, zeker de leider van de grootste regeringspartij, doen er goed aan prudent op te treden rondom deze materie.
Yesilgöz koos er echter voor om vol op het orgel te gaan. De in het huidige maatschappelijke klimaat voorspelbare doodsbedreigingen volgden, waardoor Posthuma dinsdag besloot met zijn gezin een veilig heenkomen in het buitenland te zoeken. Hij eiste excuses van Yesilgöz, maar die zei dat ze achter haar woorden bleef staan. De bedreigingen aan zijn adres veroordeelde ze wel.
Het staat een artiest vrij om ergens niet op te treden, ook als de daarvoor gegeven reden de wenkbrauwen doet fronsen en ook als het idee bestaat dat de persoon in kwestie niet weet waarover hij het heeft. Mocht Posthuma strafbare uitspraken hebben gedaan – wat niet het geval lijkt – dan is het aan justitie om actie te ondernemen. De landelijke politiek kan zich beter niet met de ‘kwestie-Douwe Bob’ bezighouden.
Yesilgöz’ optreden leek ingegeven door electorale motieven. De oorlog in Gaza doet de gemoederen in Nederland hoog oplopen, en de VVD-leider moet hebben gedacht dat ze met haar interventie punten kon scoren bij een deel van het electoraat.
Nu klopt het dat er verkiezingen op komst zijn, maar een volksvertegenwoordiger is niet alleen op de wereld om zoveel mogelijk stemmen te winnen. Een politicus moet ook weten wanneer de samenleving vraagt om rust en kalmte in plaats van nodeloos grote woorden en escalatie.
In een filmpje dat ze woensdagmiddag op social media zette, kwam Yesilgöz tot de conclusie dat haar X-bericht geen goed begin was geweest voor een dialoog over dit onderwerp. Dat inzicht was juist, maar kwam rijkelijk laat. Even tot tien tellen voor het drukken op de verzendknop was beter geweest.
Die ene keer dat pal achter z’n huis een Chinook landde was nog wel leuk. Dat geweld van die dubbele wieken, de plotselinge wind. Alles trilde. Ramen, dakpannen. Van het water in z’n zwembad – een joekel van 20 kuub in de achtertuin – was na afloop van de oefening alleen nog een bodempje over.
Dat was vorige zomer. Maar als doorgaat wat Sander Erkens (51) nu ter ore is gekomen, dan vreest hij 42 weken per jaar „het hele pakket”. Opsommend in z’n blote bast bij de oprit: „Drones, laagvliegende heli’s, schieten, bombardementen”.
Bewoners van Weerterbergen, landelijk gelegen tussen het Brabantse Budel en het Limburgse Weert, zijn wel wat gewend. Ze wonen vlakbij een militair oefenterrein op de Weerterheide; uitgestrekt natuurgebied vol bandensporen en af en toe wat Dixi’s. In tijden van bezuinigingen op Defensie hoorden ze in de verte alleen „tak tak tak tak tak”. En ’s avonds bij het thuiskomen trof een bewoner eens een militair in de sloot – „stttttt”.
Sinds de oorlog in Oekraïne nam het kabaal toe. Meer knallen, ook ’s nachts. Maar ach. „Desnoods doe ik het raam dicht”, zegt Hans van Kessel (76), die plantenkwekerij De Kleine Oase runt. Tussen twaalf en één in de middag is de stilte sowieso gegarandeerd. „Dan zijn ze denk ik aan de catering.” Vervelender, zeggen bewoners, zijn de straaljagers die laag overvliegen vanaf vliegbasis Kleine-Brogel net over de Belgische grens. Vooral op dinsdagavond, de „straaljageravond”, is buiten een gesprek voeren een uitdaging.
Maar het nieuwe uitbreidingsplan – in heel Nederland zoekt Defensie meer ruimte – is andere koek. Bij de voormalig kazerne in Budel, nu een azc, moet een oefendorp komen en rondom het oefenterrein op de hei wil Defensie nog eens ruim 300 hectare annexeren. Precies tot aan de erfgrens van Sander Erkens, een buitenmens, die niet voor niets zeven jaar geleden met gezin en fietsenmakerij – „high end” – hierheen is verhuisd.
Erkens hoorde bij toeval over de plannen bij een informatiebijeenkomst in Budel. Daar zag hij vooral blije gezichten omdat het azc gaat sluiten – liever oorlog in de achtertuin dan de mensen die ervoor vluchten. Maar in Weerterbergen hoorden ze maar niks. Tot eind mei plots zienswijzen konden worden ingediend op een plan waarover de bewoners amper feiten kregen. En ook de informatieavond vorige week in het buurtcafé was teleurstellend. Van Kessel vertrok bijtijds: „Je krijgt toch geen antwoord”.
Ja, dat uitbreiding nodig is vanwege de wereldwijde crisis, staatsveiligheid, landsbelang? Erkens: „Dat verhaal heb ik nu al duizend keer gehoord. Ik wil weten: wat betekent het voor mij?”
Iets verderop, in Sevenum, heeft een paardenfokker vorige week zijn fokhengst moeten laten inslapen nadat-ie geschrokken van een laagvliegende Chinook op de vlucht sloeg en een been brak. Painted Black II: een van de eerste slachtoffers van de opgeschroefde NAVO-norm.
Erkens vreest vooral de drones. Die vliegen nu ook over, onhoorbaar en zo groot „als een biljarttafel” en volgehangen met „bommen, granaten en camera’s”. En wat nou als hij wil klagen, omdat hij in z’n eigen tuin wordt gefilmd? Aankloppen bij de kazerne? Zucht: „Ik sta hier sowieso in m’n hempie.”
Freek Schravesande doet elke donderdag ergens vanuit Nederland verslag.
Een weeshuis in de provincie Pskov kiezen als pars pro toto voor heel Rusland. Je moet het maar durven. Toch deed historicus en journalist Howard Amos (Londen, 1986) het in zijn boek Rusland begint hier. En wat hij schrijft over het leven van de doorsnee Russen ten tijde van het Poetin-regime klinkt zowel aannemelijk als zorgelijk. Zeker waar het de oorlog tegen Oekraïne en het Westen betreft. Want volgens Amos staan veel Russen vierkant achter Poetin en zien zij het Westen als een grote bedreiging voor hun land.
Amos kent de Pskov-provincie goed sinds hij er in 2009 een zomer lang woonde. Daarna ging hij naar Moskou, als verslaggever voor The Moscow Times, waarvan hij tussen de zomer van 2022 en maart 2023 hoofdredacteur was.
De dag voordat ik hem spreek in Amsterdam, is hij in de Stopera naar Moessorgski’s Boris Godoenov geweest, een opera over de lijdzaamheid van het Russische volk en de machtswellust van de heerser.
Na het zien van die opera zou je bijna denken dat heel Rusland uit wezen bestaat, zo eenzaam is iedereen er. Heeft u daarom ook voor dat weeshuis gekozen?
„Nee, maar ik had nog nooit zoiets gezien. Dat weeshuis was een vervallen betonnen gebouw van twee verdiepingen vol lichamelijk en geestelijk gehandicapte kinderen. Het deed me denken aan een roman van Dickens en opende me de ogen voor het ware Rusland, ook omdat het zo dicht bij het moderne Sint-Petersburg ligt.”
Waarom stond het in zo’n afgelegen gebied?
„ In de Sovjet-Unie kozen ze daar opzettelijk voor, omdat ze gehandicapten uit het zicht wilden houden. Anderzijds wilde de overheid werkgelegenheid scheppen en verlaten streken van artsen, leraren en technici voorzien. Maar toen ik er in 2007 voor het eerst kwam, was er al twintig jaar geen geld meer. Het weeshuis was een verpauperde plek geworden. Terwijl sommige kinderen er helemaal niet hoefden te zitten – ze hadden gewoon nog familieleden die voor hen konden zorgen. Maar in Rusland is zoiets heel gewoon.”
Was dat altijd al zo?
„Het Russische wezensysteem dateert van na de revolutie. Onder het communisme gold de staat als de ideale voogd. Tegen jonge moeders die een gehandicapt kind kregen zeiden de artsen dat het beter af was in een weeshuis, waar het eten kreeg en het warm was. Ook werden wezen door tandartsen en kappers verzorgd. Daarom deden die ouders afstand van hun kinderen. Vanuit onze westerse cultuur bezien, is zoiets moeilijk te bevatten.”
De meeste Russen in uw boek zijn verstandige mensen. Maar zodra het over de oorlog gaat, herhalen ze Poetins narratief.
„De gedachte dat het slechts Poetins oorlog is en niet die van hen, is absurd. In mijn boek komt een fabrieksarbeider voor, die in Oekraïne gaat vechten omdat hij zijn gewone werk saai vindt en eraan wil ontsnappen. Hij heeft een leuke vrouw en twee kinderen, van wie een van zes maanden. Toch meldt hij zich aan bij het leger. Zo’n keuze heeft alles te maken met schaarste aan kansen, de armoede en gebrek aan cultuur.”
Fotograaf Dima Markov vertelt in uw boek dat in een oorlog alles overzichtelijk is; je leeft en gaat dood, je hebt goed en fout.
„In een oorlog hoef je geen ingewikkelde keuzes te maken. De aantrekkingskracht van die eenvoud speelt een grote rol bij veel van de mannen die in Oekraïne vechten. Daar komt bij dat die soldaten heel goed betaald krijgen en ineens geen geldzorgen meer hebben. Als ze sneuvelen, krijgt hun familie een enorme compensatie. In de regio Pskov is het gemiddelde salaris dat iemand in zijn leven verdient minder dan de bonus die hij krijgt als hij zich bij het leger aanmeldt en het bedrag dat zijn nabestaanden ontvangen als hij sneuvelt. Soldaten zijn dood letterlijk meer waard dan levend.”
Maar is het niet ook een mentaliteitskwestie? Zo van wat maakt het uit of je sneuvelt of niet?
„Ik houd niet zo van generalisaties als het over sterftecijfers gaat. Het is heus niet zo dat in Rusland alles van tevoren vastligt. Wel spelen specifieke historische, politieke, economische en sociale factoren een rol. Vooral de chaos van de jaren negentig mag je niet uitvlakken. Stel je maar voor: ineens verlies je al je spaargeld en is je salaris niets meer waard. Terwijl onder het communisme alles zo goed georganiseerd was. Iedereen was weliswaar arm, maar had wel een baan en een inkomen. En dan stort alles in. Waarom zou je dan nog met de dag van morgen bezig zijn? Alles wat nu in Rusland gebeurt, is daardoor te herleiden op die jaren. Ook de buitenlandse politiek.”
Komt daar dan het nostalgisch verlangen naar het Sovjet-imperium vandaan? Het is bijna alsof het land aan een nationaal minderwaardigheidscomplex leidt.
„Daar zit zeker een kern van waarheid in, zeker voor wat de Pskov-regio betreft. De eenheden van het Rode leger die in de DDR of andere Oost-Europese landen waren gestationeerd en daar een goed leventje hadden, werden na 1991 teruggetrokken naar plaatsen zoals Pskov, achter de nieuwe grens met de Baltische landen, die onafhankelijk waren geworden. Velen beschouwden dat als verraad, net zoals ze dat van de val van de Sovjet-Unie vonden. Het verlangen om weer een grootmacht te zijn, kun je ergens dus goed begrijpen.”
De Pskov-regio is behoorlijk verlaten, ook al ligt Sint-Petersburg om de hoek. Hoe kan dat?
„In de jaren twintig woonden er 1,8 miljoen mensen, een hoogtepunt. Maar nu zijn het er minder dan 600.000. Deels komt dat door de collectivisatie van de landbouw in de jaren twintig en de Tweede Wereldoorlog. Maar daarna ging die daling door. Het is niet moeilijk om er geheel verlaten dorpen te vinden. Als er al mensen wonen, dan zijn dat bejaarden. Die ontwikkeling zorgt ervoor dat de regionale overheid minder geld uit Moskou krijgt, dat scholen sluiten en openbaar vervoer verdwijnt. Zo gaat het in heel Rusland.”
Een lokale oppositiepoliticus die zich verzet tegen de oorlog is Lev Sjlosberg. Hij is voor die mening in elkaar geslagen en wordt overal tegengewerkt. Toch gaat hij door. Waarom?
„Soms vraagt iemand me of er nog hoop bestaat voor Rusland. Mijn antwoord luidt dan dat het vorstendom Moskou altijd al een autocratie is geweest, maar dat in de Middeleeuwen stadstaten als Pskov en Novgorod een democratische traditie hadden. De bevolking werd er met een grote klok gesommeerd naar de volksvergadering te komen om een nieuwe leider te kiezen. Toen Moskou de stad in 1241 veroverde, kwam daar een einde aan.
„Iemand als Sjlosberg voelt zich een erfgenaam van die democratische traditie en voelt zich daardoor onkwetsbaar. Hij houdt van zijn stad en weet als historicus alles van zijn geschiedenis. Inmiddels heeft hij compromissen moeten sluiten over zijn uitlatingen over de oorlog in Oekraïne. Maar je kunt in Rusland niet anders als je in het openbaar wilt functioneren.”
U behandelt ook een man die Duitse oorlogsgraven restaureert, maar uiteindelijk toch een felle patriot blijkt te zijn die zich tegen het Westen keert. Hoe kan zoiets samengaan?
„Ik meende aanvankelijk dat hij een Russische liberaal was, want hoe kun je anders werk doen voor de voormalige vijand? Maar het tegendeel bleek waar. Als hij jonger was geweest, had hij nu ongetwijfeld tegen Oekraïne gevochten.”
Is zo iemand dan gehersenspoeld?
„Ja. En juist dat kun je je niet voorstellen van iemand die zulke goede contacten met Duitsland heeft en in Duitse geschiedenis en de Tweede Wereldoorlog geïnteresseerd is. Pas toen hij kritiek uitte op de lhbti-beweging, die door het Westen aan Rusland zou worden opgedrongen, zag ik ineens zijn andere kant.”
Ook de priester Tichon is zo iemand. Volgens ingewijden die u aanhaalt heeft hij grote invloed op president Poetin.
„Vader Tichon heeft zich tijdens zijn priesteropleiding amper in religieuze teksten verdiept. Maar toen hij eenmaal carrière begon te maken, schold hij op alles wat niet-Russisch was. Twintig jaar geleden kon je uit zijn geschriften al zijn fanatieke nationalisme en imperialisme opmaken. Zo verklaarde hij dat de cijfers op barcodes signalen van de duivel zijn.”
Kun je in Rusland eigenlijk nog wel een normaal leven leiden?
„Je kunt kiezen voor de oppositie, maar dan raak je alles kwijt, of je doet mee omdat je carrière wilt maken en in een comfortabel appartement wilt wonen. Als je een enigszins normaal leven ambieert, kies je dus voor volgzaamheid.”
Zal Rusland veranderen als Poetin er niet meer is? Het is tenslotte niet uitgesloten dat er na zijn dood een vergelijkbaar iemand aan de macht komt.
„Sterker nog, onder zijn opvolger kan het nog veel erger worden. Een terugkeer naar een democratisch systeem wordt dan heel moeilijk. Hoewel je niet kunt zeggen dat het onmogelijk is. Vergeet niet dat democratie een langdurig proces is van opvoeding en cultuuromslag.”
In 2022 verlieten zo’n 600.000 Russen hun land. Ze konden zich dat veroorloven omdat ze genoeg geld hadden. Maar inmiddels zijn velen weer teruggekeerd. Hoe komt dat?
„De meesten vertrokken in de emotionele sfeer van die eerste oorlogsdagen. Maar eenmaal in het buitenland beseften ze dat het behoorlijk zwaar is om in ballingschap te leven. Daarom zijn ze veelal teruggekeerd. Ik ken behoorlijk wat Russen die vertrokken omdat ze bang waren dat hun land van het Westen afgesloten zou worden en ze niet meer over de consumptiegoederen zouden kunnen beschikken waaraan ze gewend waren. Ze gingen dus niet weg om politieke, maar om puur materiële redenen. De werkelijkheid zit soms banaler in elkaar dan je denkt.”
Lees ook
Howard Amos duikt in het hoofd van de gewone Rus op het platteland