Column | Caroline van der Plas vindt de Tweede Kamer géén zandbak

Petra de Koning

Ze waren in maart 2021 alle drie nieuw, en alle drie als fractievoorzitter van een nieuwe partij in de Tweede Kamer: Caroline van der Plas van BBB, Laurens Dassen van Volt, Sylvana Simons van Bij1. En na zeven weken stonden ze met z’n drieën in NRC. De Tweede Kamer, zei Van der Plas, was „een zandbak”, er werd gepest en geduwd. Dassen had het over „een wereld in een wereld”. Net zoiets, zei Simons, als de „tax free zone van Schiphol”. Ze waren ook bezorgd. Wat ging die omgeving met hen doen? Hoe bleef je jezelf?

Volt was met drie zetels in de Tweede Kamer gekomen en stond na zeven weken in peilingen op vijf of zes. BBB, één zetel, steeg naar vier. Bij1, ook één zetel, stond op één of twee.

Nu krijgt Van der Plas een paar keer per dag de vraag wie namens haar partij premier wordt als ze in november de verkiezingen wint. En Sylvana Simons verlaat de politiek. Als ik aan Laurens Dassen vraag hoe hij daar naar kijkt, is hij een tijdje stil. Dan zegt hij: „Het laat zien hoe bizar deze tijd is.”

Net als Sylvana Simons had Laurens Dassen grote problemen in zijn partij, een Kamerlid van Volt splitste zich af. Maar hij heeft, zegt hij, nooit serieus overwogen om te stoppen. En al staat zijn partij in de peilingen nu ook weer op zo’n zes zetels en komt hij dus lang niet in de buurt van BBB, ook híj denkt er weleens over na of hij premier zou kunnen worden. „Het is raar als je daar als politiek leider níet aan denkt. Natuurlijk wil ik van Volt de grootste partij maken en als premier zet je de toon, je bepaalt de richting van het land.”

Net voor de val van het kabinet was ik in de Tweede Kamer langsgegaan bij Caroline van der Plas, Kees van der Staaij, Sylvana Simons en Laurens Dassen: wie waren hun politieke voorbeelden? Van der Plas noemde LPF’er Wien van den Brink, Angela Merkel, haar moeder. Van der Staaij: Groen van Prinsterer. Simons kon alleen op Barack Obama komen, haar voorbeelden waren zwarte activisten als Angela Davis, Jerry Afriyie. Al vond ze zichzelf „niet zo’n goeie activist”. „Je moet doen waar je goed in bent en ik wist van mezelf al heel lang dat dat spreken was, en discussiëren.”

Laurens Dassen noemde ook Obama. „Politici”, zei hij, „hebben het vooral over angst, niet over hoop. Obama deed dat wel.” Maar in debatten denkt hij nooit aan Obama. Hij denkt nog wel aan zijn zorg van het begin: hoe je jezelf blijft. „Mijn voorbeeld is de Laurens in het café. Hoe zou díe het zeggen?”

Als Caroline van der Plas terugkijkt: de Tweede Kamer is géén zandbak. „Was het maar waar. Van zand kun je nog iets bouwen. Maar als ik hoor waarom veel Kamerleden nu vertrekken: het is een modderbak.”