‘Cake or death’! is een Britse strijdkreet volgens Eddie Izzard. Deze komiek draagt zowel herenkostuums als strakke jurkjes en hij is sexy in allebei, maar nu gaat het even over cake. Cake of de dood – cake is voor Britten van existentieel belang, iets anders kan ik er niet van maken. Cake is hoe het hoort, bevestigt de buurvrouw van de vriendin wier 90ste verjaardag ik in Londen kom vieren. Zij is Poolse, ze serveert de hele dag feestelijke smakelijkheden, maar haar zal die cake worst wezen.
Aan haar kan ik dan ook niet kwijt wat voor geweldig kunstwerk ik zag in de achtertuin van museum Tate Britain. Het heet ‘An Edible Family in a Mobile Home’ en dat is het letterlijk. In een containerwoning huist een gezin en je kunt het opeten, want de gezinsleden zijn gemaakt op basis van cake en koekjes. Ik bezoek het aan het eind van de dag, morgen worden ze aangevuld, nu is de baby (cocoscake) op, op zijn hoofd na. Van de voor de tv hangende vader (fruitcake) zijn alleen de benen over. Uit de buik van moeder zijn nog wat verpakte biscuits te snaaien. Van de dochter (merengues) op bed in haar tienerkamer eet ik het laatste stukje. De zoon (sultana’s) ligt in bad, een bloedbad, hij is luguber verkruimeld.
Cake of de dood, inderdaad. De schijn is schoon, alles is zoet en in orde. Maar het gezin, die verdomde hoeksteen van de samenleving, is van cake. Iedereen zit vastgebakken in zijn rol en je soortgenoten eten je op.
Interieur van Bobby Baker: ‘An Edible Family in a Mobile Home’ (1976/2023).Foto Tate Britain
De ‘Edible Family’ werd in 1976 gemaakt door Bobby Baker in haar eigen containerwoning, de Tate organiseerde een remake ter opluistering van de expositie Women in Revolt! Art and activism in the UK, 1970-1990. Onthullende tentoonstelling. Moederschap zonder moeder-de-vrouwsentiment blijkt een geweldig onderwerp voor kunst, net als zwangerschap, tampax en peuters met een driftbui. Feministische vrouwen hebben geen humor? Wil ik nooit meer horen.
De kunstenaressen verwerkten het vrouwenbestaan van hun tijd en dat was onvoorstelbaar hard. Seksueel geweld was een onwrikbaar feit, abortus een vrouwenzaak (de verwekker? waar is die?) en heftig verboden, gelijke beloning was een idiote gedachte en femicide heette romantisch crime passionel. Veel is veranderd, zou je denken. Niet, dus. Deze kunst is nauwelijks verouderd. Ook Bobby Bakers eetbare familie blijft actueel zolang er wordt gezwateld over de natuur, die ‘nu eenmaal’ bepaalt dat vrouwen zwakker zijn, en blablabla.
Zijn ze niet, zie ik in het British Museum. Daar buig ik me over getekende instructies voor Chinese hofdames uit 400-700. Het is zes weken per jaar te zien, zo fragiel is het. Hemels mooi zeggen de tekeningen waar het op staat: hang niet de favoriet uit, want dan verlies je des Keizers gunst, dat soort dingen. En dan de laatste tekening: bescherm de Keizer, spies de beer. Twee hofdames doen dat met verve. Kunnen ze.
Als de schatten voor hem op een tafel staan en hij zijn eerste woorden heeft gesproken, gaat de koning staan, steekt zijn beide handen omhoog en danst. Heen en weer beweegt hij op het ritme van trommels en van zijn chiefs die in lange, witte mantels uit hun zetels zijn opgestaan en met brede glimlachen klappen en zingen, hun stemmen weerkaatsend tegen het metershoge plafond.
„We zijn blij”, zegt een forse man al even glunderend terwijl hij draaiend met zijn heupen de buitenlandse gast naast hem tot meedansen probeert te manen. „Ze zijn eindelijk terug.”
Meermaals had het woord „historisch” toen al geklonken binnen de paleismuren van wat ooit een machtig koninkrijk was in het zuiden van hedendaags Nigeria. Zo voelt het ook voor alle aanwezigen. De restitutie, zij het van slechts een klein deel, van een van de grootste koloniale schatroven in de geschiedenis: de befaamde Benin-bronzen. Dankzij Nederland, dat vorige week 115 van deze geroofde objecten naar Nigeria terugbracht.
Lees ook
Na 128 jaar geeft Nederland 119 Benin-bronzen beelden terug aan Nigeria
Zo kon het dat na ruim een decennia van gesprekken, verzoeken en voorstellen een kleine delegatie van het Wereldmuseum en de Nederlandse ambassade afgelopen woensdag plaatsnam onder met goud afgezette kroonluchters in wat vandaag Benin City is, voor een van de laatste etappes van een vurig gewenste teruggave: de koninklijke zegening van enkele van de objecten, daarna vlakbij ondergebracht in een splinternieuw depot.
„Ik dank Nederland zeer”, sprak de huidige oba van Benin, Ewuare II, tegen zijn gasten en de draaiende camera’s van Obaland TV. „Dit is een boodschap aan de wereld dat er nog veel meer moeten terugkomen.”
Ewuare II, oba van Benin tijdens de teruggaveceremonie in Benin City, Nigeria.
De Nederlandse delegatie voor het paleis van de oba.
Enkele Benin-bronzen tijdens de teruggaveceremonie.
FOTO’s AKPOBASAHA OGHENEMARO GODSPOWER
Britse soldaten
De Benin-bronzen, die in werkelijkheid niet alleen uit brons, maar onder meer ook hout, ivoor en messing objecten bestaan, werden in 1897 door Britse soldaten geplunderd uit het paleis van het toenmalige koninkrijk Benin (tegenwoordig de deelstaat Edo). In totaal raakten duizenden van deze objecten verspreid over musea en privécollecties wereldwijd. Van Londen tot Sint-Petersburg werden het topstukken, geroemd om hun fijnheid en vakmanschap.
Maar in Nigeria zelf, en vooral in de anno 2025 chaotische stad Benin City, is de plundering een trauma dat 130 jaar later nog wordt gevoeld. Niet alleen werd de cultuur en identiteit van het Benin-volk weggezet achter vitrines duizenden kilometers van hen vandaan. De roof was zo totaal dat in de afgebrande puinhoop die de Britten achterlieten een groot deel van hun wezen en geschiedenis, vastgelegd op bronzen plaquettes, verloren ging.
„Vergelijk het met de boeken van Shakespeare, de muziek van Mozart, de schilderijen van Da Vinci”, zei de uit Benin City afkomstige kunstenaar Enotie Ogbebor in 2022 tegen NRC. „Zou Europa zijn waar het vandaag is als deze 125 jaar geleden waren verdwenen?”
Ook minister Eppo Bruins van Cultuur gebruikte het woord „historisch” toen hij in februari aankondigde dat Nederland in totaal 119 objecten terug zou geven aan Nigeria – vier blijven in bruikleen achter bij het Wereldmuseum, dat het gros van de objecten als deel van de Rijkscollectie beheerde. „Met deze teruggave dragen we bij aan een historisch onrecht dat nog altijd wordt gevoeld”, stelde de minister.
Benin-bronzen worden in Nederland uit de vitrines gehaald in het Wereldmuseum in Leiden.
FOTO BOUDEWIJN BOLLMANN
Nieuw momentum
In Nigeria hopen ze nu dat de Nederlandse teruggave nieuw momentum geeft aan het succesverhaal dat het land in 2022 leek te worden. Na decennia van afgewimpelde restitutieverzoeken („helaas, niet mogelijk”), verkondigde dat jaar het ene na het andere museum in het Westen geroofde Benin-bronzen uit hun collecties terug te geven.
Lees ook
Schoorvoetend begint het Westen Nigeria’s kunstschatten terug te geven
Voorop ging Duitsland, waar de regering haar handtekening zette onder een document waarin 1.130 Benin-objecten aan Nigeria werden overgedragen. Terwijl een deel als bruikleen in Duitsland zou blijven, werd een twintigtal objecten alvast symbolisch door de Duitse minister van Cultuur naar Nigeria gebracht. „Het was verkeerd [de bronzen] mee te nemen. Maar het was ook verkeerd ze te houden”, zei zij daar.
Maar daarna bleef het stil. Net als elders.
De reden raakt aan een fundamentele vraag in het debat rond koloniale restituties. Want aan wie moet geroofde kunst eigenlijk worden teruggegeven?
Zo ontaarde in Benin City de euforie over de aangekondigde teruggaven – ondertekend door de Nigeriaanse staat en diens Nationale Commissie voor Musea en Monumenten (NCMM) – in een vete tussen de oba en de toenmalige gouverneur van Benin. Die laatste was nauw betrokken geraakt bij de restitutie-discussies met zijn plannen voor een nieuw, hypermodern museum in Benin City waarin de bronzen konden worden getoond.
Objecten worden ingepakt in het Wereldmuseum in Leiden, en weer uitgepakt bij aankomst in het depot in Benin City.
foto’s boudewijn bollmann en AKPOBASAHA OGHENEMARO GODSPOWER
De oba, in de veronderstelling dat de objecten in een nieuw paleismuseum zouden komen, beschuldigde de gouverneur ervan deze „opnieuw te willen stelen” van zijn paleis. Dat er veel oud zeer zit tussen beide families hielp niet. In 2023 besloot afzwaaiend president Muhammadu Buhari de kwestie eigenhandig te beslechten door de oba formeel tot de enige „rechtmatige eigenaar en beheerder” van de Benin-bronzen te benoemen.
Dat besluit verraste en verwarde zowel westerse musea als Buhari’s eigen NCMM, dat volgens de Nigeriaanse wet verantwoordelijk is voor het beheer van antiquiteiten. Wat het ook deed: de discussie over restitutie weer doen oplaaien. Zo sneerden tegenstanders in Duitse media dat werelderfgoed nu achter de paleisdeuren van de oba „zou verdwijnen” – een verwijt dat de oba en zijn entourage altijd hebben weersproken.
Lees ook
Nigeria geeft teruggegeven roofkunst door aan Benin-koning
Complexiteit onderschat
„Ik denk dat we in Europa de complexiteit van restitutie en wat het aan de andere kant betekent, hebben onderschat”, zegt Barbara Plankensteiner. De directeur van het MARKK-museum in Hamburg, een etnografisch museum, vormt al jaren een spil in de Duitse en Europese gesprekken met Nigeria over de Benin-bronzen.
„Benin” was een belangrijke leerervaring voor hen, vertelt ze via een videoverbinding. „Maar ik denk ook voor het algemene publiek, om te begrijpen dat restitutie niet slechts een kwestie is van objecten inpakken en terugsturen. Vaak zijn ze meegenomen toen deze landen nog helemaal niet bestonden. Restitutie kan oude wonden openen. En ze helen kost tijd.”
Die tijd – en de nodige politieke wisselingen, zoals het vertrek van de gouverneur – heeft in Benin City zijn werk gedaan. Begin dit jaar ondertekenden de oba en de NCMM onder leiding van een nieuwe, charismatische directeur een managementovereenkomst. Deze maakt de museumcommissie weer verantwoordelijk voor de restituties en het beheer van de Benin-bronzen. Ditmaal met de zegen van de oba.
„Er was te veel ruis ontstaan”, zegt Olugbile Holloway diplomatiek vanachter een bureau boven het nationale museum van Lagos. Dat veel musea hun gesprekken over restitutie daardoor op een laag pitje zette, snapt de nieuwe NCMM-baas wel. „Ik denk dat ze simpelweg niet de verkeerde keuze wilden maken, gezien het belang van de objecten.” Met de overeenkomst is de situatie volgens Holloway nu „voor iedereen weer helder”.
Monday Ajewole, Cindy Zalm en Imuetiyan Mark Olaitan pakken objecten uit in het depot in Benin City.
Annette Schmidtt, Goodluck Omoregi, Jovita Ogala en Marieke van Bommel tijdens het sorteerproces in het depot.
FOTO’s AKPOBASAHA OGHENEMARO GODSPOWER
Zo bepaalt de NCMM waar de teruggekeerde objecten worden tentoongesteld of bewaard. Zoals in een twee verdiepingen hoog depot dat tegenover het nationale museum in Benin City uit de grond is gestampt. Op de gevel prijkt de naam van de betovergrootvader van de huidige oba die destijds door de Britten in ballingschap werd gestuurd. De tape bungelt nog aan de letters als een vrachtwagen met daarin de objecten uit Nederland voorrijdt.
Een dag later en eindeloos veel vellen inpakpapier verder, neemt Annette Schmidt daar plaats op de trappen. Haar wangen nog rood van de Nigeriaanse zon en de uren waarin ze voor het laatst objecten die ze jarenlang beheerde door haar handen liet glijden.
Veertien jaar heeft ze naar dit moment toegewerkt, zegt de Afrika-curator van het Wereldmuseum opgewekt. Dat klinkt eindeloos, dat weet ze. Maar toen Schmidt in 2010 namens het Wereldmuseum betrokken raakte bij de zogenoemde Benin Dialoog Groep, een overleg tussen de NCMM, het paleis van de oba en een tiental Europese musea, was voor restitutie nog geen draagvlak, zegt ze. „Dat werd gezien als verlies, als weggeven.”
Black Lives Matter
Voor wat het zou betekenen in de landen waar de objecten vandaan waren geroofd, was nauwelijks oog. Maar met de jaren zagen Schmidt en haar collega’s dat veranderen. Eerst langzaam, maar mede door de Black Lives Matter-beweging raakten discussies over het koloniale verleden in het Westen rond 2020 in een stroomversnelling. In 2021 kondigde Nederland als eerste in Europa beleid aan om koloniale roofkunst terug te geven.
En nu zit ze hier, zegt ze met een grote glimlach. Het Wereldmuseum restitueerde al objecten aan onder meer Indonesië en Sri Lanka, maar de Benin-bronzen zijn haar eerste restitutie als Afrika-conservator. Op basis van het herkomstonderzoek dat Schmidt leidde, adviseerde de Commissie Koloniale Collecties begin dit jaar de objecten terug te geven. Het hielp dat de plundering in 1897 van het paleis goed was gedocumenteerd, zegt zij.
„Ik hoop dat meer restituties zullen volgen.”
Benin-bronzen in het depot.
FOTO AKPOBASAHA OGHENEMARO GODSPOWER
Ook Holloway hoopt dat Nederlandse teruggave anderen zal inspireren, zegt de NCMM-directeur. Zoals Duitsland, met wiens ambassadeur hij laatst sprak. Tijdens de officiële overdracht van de objecten die afgelopen zaterdag plaatsvond in de binnentuin van het museum in Lagos, roemde Holloway in het bijzijn van Nigeria’s minister van Cultuur zijn Nederlandse gasten voor het geven van een „beautiful example”.
Niet iedereen denkt daar zo over. Na de aankondiging van minister Bruins wezen Kamerleden van VVD, SGP en JA21 in vragen aan de minister op Nigeria’s hoge positie op een internationale corruptie perceptie-index. Moesten kunstobjecten volgens hem wel worden teruggegeven aan een regering „met die reputatie”? Ook wilden zij van Bruins weten waarom Nederland voorop moet lopen in het teruggeven van kunstobjecten.
Bruins reageerde bondig: het Nederlandse beleid is onvoorwaardelijke teruggave als is vastgesteld dat objecten onrechtmatig zijn verkregen. „Herstel van onrecht is het uitgangspunt.” Bovendien loopt Nederland niet voorop, verzucht Marieke van Bommel, algemeen directeur van het Wereldmuseum, de ochtend van de overdracht. Andere musea, zoals het Smithsonian in Washington D.C., gaven al enkele tientallen objecten terug.
Wat de rechtse Kamerleden betreft, neemt Nederland liever een voorbeeld aan het British Museum, dat met ruim negenhonderd objecten de grootste collectie Benin-bronzen bezit. Dat weigert over teruggave te praten, schermend met een wet uit 1963. Dat stadium zijn ze voorbij, zegt Van Bommel. „Restitutie gaat voor ons ook maar voor een klein deel over teruggeven. Dit is een stap om relaties verder op te bouwen, maar dan op gelijke voet.”
In het depot is daar die donderdag een glimp van op te vangen. In de zaal waar dit najaar de teruggegeven objecten zullen worden geëxposeerd, lopen medewerkers van het Benin National museum in en uit, bronzen platen, hoofden en altaarbellen voorzichtig voor zich uit gestoken in hun gehandschoende handen. De trap op naar boven, waar hun collega van documentatie naast Van Bommel zit, ieder een paklijst voor zich waar ze vinkjes op zetten.
„Dat is de eben!”, roept Oyakhilomen Ivbarayi, veiligheidsadviseur antiquiteiten, verrukt als een ceremonieel zwaard uit zijn papieren omhulsel wordt gehaald. Naast hem kijkt educatiemedewerker Joseph Alonge met een bijna verliefde blik naar de tafel. Deze objecten bevatten de geesten van hun voorvaderen, zegt hij. „Maar in Europa werden ze in een kooi gehouden.” Als je goed luistert, kun je ze nu horen, grijnst Alonge.
„Ik ben vrij! Ik ben vrij!”
Een van de Benin bronzen wordt naar het depot gebracht.
‘Het zou een achterhaalde voorstelling moeten zijn”, zegt cabaretier Jeffrey Spalburg (55) over de Keti Koti Conference die hij momenteel speelt. De titel verwijst naar 1 juli, de dag waarop jaarlijks de afschaffing van de slavernij wordt herdacht en gevierd. Een comedyvoorstelling over oorzaken en gevolgen van de trans-Atlantische slavernij? Spalburg: „Er bestaat niets waarover je geen grappen kan maken. Humor is het krachtigste wapen dat er is. Je kan er zoveel bespreekbaar door maken.”
Spalburg, geboren in Nederland, is zoon van een Nederlandse moeder en Surinaamse vader. Zijn familie van vaders kant werkte in slavernij op de plantages ‘Zeldenrust’ en ‘Weltevreden’. Spalburg: „Ik ben een stukje Nederlands industrieel erfgoed.”
Zijn laatste solovoorstelling dateert van meer dan een decennium geleden. Hoewel hij nog regelmatig optreedt met comedyplatform FATU en in het Amsterdamse Comedy Café, werkte hij de afgelopen jaren vooral achter de schermen. Zo regisseerde hij de theatervoorstelling van rapper Willie Wartaal. De aanleiding om weer zelf het land in te trekken: zijn in Nederland geboren zoon kreeg te horen dat hij ‘op moest rotten naar zijn eigen land’.
Spalburg: „Eigen land? Suriname is een land geworden dóór slavernij. Dóór Nederland. Lange tijd was het gewoon een Nederlands bedrijventerrein, gelijk verdeeld tussen de West-Indische Compagnie, de stad Amsterdam en een rijke familie uit Zeeland. Wil je weten waarom ik híér ben? Omdat jullie dáár waren.”
Sommigen zullen denken: klagen en gezeur over slavernij en ‘de witte man heeft het gedaan’. Dat is het absoluut niet
Het was volgens Spalburg hoognodig dit nogmaals uit te leggen. In zijn boek Ik ben jullie meester (2023) maakt hij invoelbaar hoe het slavernijverleden van zijn familie doorwerkt. In de Keti Koti Conference verweeft hij persoonlijke verhalen met een geschiedenislesje. Wisten we bijvoorbeeld dat er na de afschaffing van de slavernij in 1814 nog 49 jaar werd vergaderd om de boel officieel te bekrachtigen? Of dat Indonesische boeren de Nederlandse plantagehouders in Suriname moesten compenseren voor gederfde inkomsten?
Dergelijke feitjes wisselt Spalburg af met luchtige grappen, zoals over wederdiensten aan de Javaanse boeren en ideeën voor herbestemming van de door slavernij bekostigde Gouden Koets.
Je vader verhuisde in 1950 van Suriname naar Nederland. Wat vind je het meest schrijnend aan hoe hij in Nederland werd ontvangen?
„Dat was een tijd waarin er op scholen zilverpapier werd gespaard voor, ik quote, ‘de nikkertjes in Afrika’. Op zo’n school kwam mijn vader lesgeven. Veel ouders waren heel boos dat een zwart persoon daar voor de klas stond.”
In je puberteit gaf hij je ‘Wij slaven van Suriname’ van Anton de Kom te lezen. Was dat het begin van je interesse in deze geschiedenis?
„Ik was altijd al bezig met Suriname, want ik werd er als donkere jongen in Hengelo steeds mee geconfronteerd. Dat was een plaats waar weinig andere zwarte mensen waren. Als ik op school een werkstuk moest maken, deed ik dat over de bauxietwinning in Suriname.”
Was je bang dat sommige mensen zouden afhaken door een voorstellingstitel met daarin ‘Keti Koti’?
„Sommigen zullen denken: een samenzijn met klagen en gezeur over slavernij en ‘de witte man heeft het gedaan’. Dat is het absoluut niet. Ik begreep ook dat er mensen waren die dachten dat het een conferentie was. Ik had wel verwacht dat iedereen wist wat een ‘conference’ is.”
Wat is de functie van humor en luchtigheid bij het vertellen van dit verhaal?
„Er hangt veel krampachtigheid omheen. Naar politici luistert bijna niemand meer. En veel kunst en cultuur wordt gezien als elitair. Comedy is een van de weinige kunstvormen waar een dwarsdoorsnede van Nederland op afkomt: fabrieksdirecteur, schoonmaker, wit, zwart, straight, queer. Iedereen wil lachen. En je kunt iemand niet vervelend of betweterig vinden als je om diegene lacht.”
Je zegt dat veel mensen vooral kritiek hebben op de toon waarop het koloniale verleden wordt besproken.
„Mensen voelen zich snel ongemakkelijk over dit onderwerp. Ze denken dan dat zwarte mensen hén verantwoordelijk houden voor slavernij. Maar je kunt natuurlijk geen verantwoordelijkheid dragen voor iets wat je niet zelf hebt gedaan. Iedereen zou er wél kennis van moeten nemen. Het is nou eenmaal gebeurd en het heeft gevolgen gehad.”
Lees ook
Lees ook In Suriname vertelt schrijfster Elena Beelaerts over haar overgrootvader, die slavenhouder was: ‘Dit is een doorbraak, dit is wat we nodig hebben’
Na de voorstelling waar ik was ontstond discussie in het publiek over of racisme nu meer of minder aanwezig is. Wat vind jij?
„Ik denk dat er een grotere groep is voor wie racisme nu minder speelt. Omdat ze gewoon mee kunnen draaien en werken in de maatschappij. En er is ook een steeds grotere groep die begrijpt dat Nederland gewoon een multicultureel land is.”
Hoe rijm je dat met de huidige politieke wind?
„In media hoor je voornamelijk twee uiterste groepen die het debat hebben gekaapt. Onvrede die veel mensen voelen over woningen en banen is heel erg scheef gegroeid. Buitenlanders pakken onze banen af? Wat lul je nou! Veel witte Nederlanders willen helemaal niet werken in distributiecentra, slachthuizen, of als pakketbezorgers. Je kunt niet zeggen: ik wil dat pakketje nú hebben, maar ik wil niet die persoon in mijn land. Hier hebben we voor gekozen: Nederland zit in de hele wereld, dús de hele wereld zit ook in Nederland.”
Je zegt dat je geen concrete oplossingen hebt tegen racisme.
„Ik wil vertellen over wat mij bezighoudt. Ik ben een cabaretier, geen activist. Over herstelbetalingen maak ik expres vooral grappen. En in het debat over wel of geen nationale feestdag op 1 juli wil ik me niet mengen. Dan wordt het te moralistisch.”
Maar je vindt het wel?
„Nou ja… Het kan bijdragen aan minder krampachtigheid. Ik denk dat het helpt als iedereen weet wat Ketikoti is. Het is belangrijke Nederlandse geschiedenis. Zo is het gewoon gegaan. En hoe kan je nou tegen de afschaffing van de slavernij zijn? Dat is toch reden voor feest? Waarom dan ook geen nationale feestdag?”
Mijn Voyage naar Bazel begint. In mijn zelfgebouwde camper ben ik onderweg naar Art Basel, waar ik de grootste installatie zal tonen die ooit op het beursonderdeel Unlimited heeft gestaan: The Voyage: A March To Utopia. Het is een honderd meter lange parade van meer dan 180 sculpturen die ik in de afgelopen vijf jaar heb gemaakt. Op reis naar de perfecte wereld nemen we alles en iedereen mee: transportmiddelen, medische apparatuur, allerlei wapens, machines, kisten met benodigdheden en monumenten voor de strijders die gestorven zijn voor stad, staat of ideaal. De stoet wordt afgesloten door een heftig apparaat dat de straat aan gruzelementen slaat, zodat je alleen maar vooruit kunt en ook achteraan zie je vier lichtblauwe geesten die zorgen dat iedereen goed terecht komt.
Maandag 16 juniSleutelen aan ‘De Houten Long’
Het is 21 jaar geleden dat ik voor het eerst werk toonde op Art Basel en vandaag voelde een beetje als thuiskomen. Na een kunstenaarsontbijt opende Unlimited vanmiddag voor de VIP-bezoekers van de beurs. Er waren belachelijk veel verzamelaars, curatoren, museumdirecteuren en andere kunstenaars. Ik heb veel nieuwe contacten opgedaan, waaronder opvallend veel mensen die hun eigen museum aan het bouwen zijn. Zo sprak ik een man uit het Franse Caen met plannen voor een presentatieruimte van 50.000 vierkante meter, waar The Voyage prima in zou passen. Hij komt binnenkort langs in het atelier. De directeur van het Guggenheim Museum in New York, Mariët Westermann, gaf me nog een paar goede tips over partijen die eventueel ook geïnteresseerd zouden zijn in de installatie.
Morgen moet ik nog wel even sleutelen aan ‘De Houten Long’, een van de kunstwerken in de parade. Die hapert een beetje.
Joep van Lieshout leest in zijn honderd meter lange installatie ‘The Voyage’ een grafrede voor bij ‘Tomb of the Unknown Artist’.
Joep van Lieshout in zijn honderd meter lange installatie ‘The Voyage’ op Art Basel in Zwitserland.
Foto’s Stefan Bohrer
Dinsdag 17 juniAls hongerige wolven
Vanochtend was de opening van Art Basel zelf, waar ze timeslots hebben voor de verschillende rangen van VIP’s. Het doet me een beetje denken aan de Drie Dwaze Dagen van de Bijenkorf. Verzamelaars met specifieke wensen hebben runners in dienst, die zodra de deur opengaat de beursvloer opstormen als een stel hongerige wolven. De galeries hebben van tevoren lijsten opgesteld en vaak zijn de belangrijke werken al verkocht of gereserveerd. Zoals een schilderij van Gerhard Richter, dat werd aangeboden voor 25 miljoen euro.
Naast handen schudden en netwerken heb ik vandaag ook nog een performance gedaan. Ik heb een grafrede voorgedragen bij ‘De Tombe Van De Onbekende Kunstenaar’, een van de werken uit The Voyage dat een herdenkingsmonument is voor alle kunstenaars die nooit de erkenning hebben gekregen die ze verdienen. De avond werd afgesloten met een borrel georganiseerd door Stedelijk Museum Amsterdam, met aansluitend een elegant diner van Galerie Krinzinger uit Wenen, een van de galeries die Atelier Van Lieshout representeert.
Woensdag 18 juniZwemmen in de Rijn
Vandaag ben ik de dag begonnen met een duik in de Rijn, om even goed wakker te worden. Ik had overwogen naar een ontbijt te gaan in Kunsthaus Baselland, maar besloot mijn energie te sparen voor de drukke dag die komen ging. Dus koos ik voor een kop koffie en butterbrezel van de bakkerij om de hoek.
De dag bestond voornamelijk uit het non-stop rondleiden van geïnteresseerde liefhebbers, kunstprofessionals en groepen van internationale musea. Met het team van Atelier Van Lieshout hebben we de dag afgesloten in Fondation Beyeler, naar mijn mening een van de beste musea van Zwitserland. Iedere zomer tijdens Art Basel zetten ze een mooie tentoonstelling neer. Kunstenaar Jordan Wolfson gaf een lezing over zijn complexe installatie waarbij je gescand wordt door honderd HD-camera’s om daarna met een virtual reality-helm op je hoofd letterlijk jezelf tegen te komen. Op het aansluitende feestje leek de aanvoer van champagne en hapjes oneindig.
Joep van Lieshout duikt in de Rijn bij Bazel.
Foto Stefan Bohrer
Ook heel bijzonder is de tentoonstelling in het Kunstmuseum Basel. De manier waarop de tentoonstellingen zijn samengesteld en alles op z’n plek hangt – het is perfectie zoals je dat verwacht van Zwitsers. Mijn eigen werk is meer expressief, interactief, onverklaarbaar en onvoorspelbaar. Perfectie is het tegenovergestelde van wat ik nodig heb om kunst te maken.
Ik had een interessant gesprek met verzamelaar David Walsh, oprichter van het MONA Museum op het Australische eiland Tasmanië. Hij laat nu een extra vleugel bouwen voor een werk van Anselm Kiefer. Dus ik zei: kun je dat niet ook doen voor mijn installatie? Hij vond het idee nog zo gek niet. Hij heeft een berg, waarin ik gangen zou kunnen uithakken om The Voyage neer te zetten. Dat lijkt me een mooi idee: de karavaan op zoek naar het licht aan het eind van de tunnel. Ik moet hem alleen nog even overtuigen.
Maar het heeft me wel aan het denken gezet: vanaf nu ga ik The Voyage met gebouw erbij aanbieden. Grote musea met interesse in het werk beginnen meteen te mekkeren over hoeveel ruimte het inneemt en waar ze het moeten opslaan. Maar voor een beetje extra geld ontwerp en bouw ik een paviljoen voor ze. Hoeven ze alleen maar een stuk grond te hebben en wordt de installatie echt één met de omgeving.
De kunstwerken ‘Knight I Small’ en ‘Knight II Small’ in ‘The Voyage’.
Foto’s Stefan Bohrer
Donderdag 19 juniVerwondering en hoop
Vanaf vandaag is de beurs open voor algemeen publiek. Mijn werk wordt constant gefotografeerd of gefilmd wat tot een explosie van internationale aandacht op sociale media heeft geleid. The Voyage kan gezien worden als commentaar op of illustratie van de vluchtelingencrisis, en dat raakt mensen. Hoewel sommige beelden niet erg toegankelijk zijn en het thema best heftig is, viel het me op dat de installatie ook positieve reacties opriep. Mensen zijn erdoor verwonderd en zien er een boodschap van hoop in. Door de gesprekken met bezoekers komt het werk ook voor mijzelf en het team verder tot leven. Het functioneert echt als portret van onze huidige samenleving, een snapshot van waar we op dit moment staan als mensheid.
Hier, op Unlimited, wordt The Voyage pas voor het eerst in zijn totaliteit getoond. De afgelopen jaren heb ik telkens maar delen gezien, in mijn atelier of op exposities in kleinere ruimtes. Nog nooit heeft het werk in deze formatie en op zo’n grote schaal bij elkaar gestaan, dus de echte betekenis van het werk wordt nu pas zichtbaar. Ook voor mijzelf.
Vrijdag 20 juniCompliment van Christoph Büchel
Een van de leukste opmerkingen van afgelopen week kwam van Christoph Büchel, een goede Zwitserse kunstenaar van wie ik super fan ben. Hij maakt zelf onmogelijk grote en complexe installaties en zei over The Voyage: “Ja Joep, deine Arbeit ist ein Highway of Scheisse.”