Ik denk niet vaak meer aan Maxime Verhagen, maar deze week gebeurde het. Het SCP meldde dat „de meerderheid van de Nederlanders wil dat de regering zich minder richt op het buitenland en meer op de problemen in eigen land”. Veel media, ook NRC, namen het nieuws over. En zo kwam die speech bij me terug waarin Maxime Verhagen, toen nog CDA-leider, in het hoofd van de bange Nederlander kroop. Destijds was er een E.coli-uitbraak in Duitsland, en de bange Nederlander zei bij monde van Verhagen: „Moeten we ook niet gewoon helemaal af van al dat buitenlandse gedoe en kunnen we niet – letterlijk – beter onze eigen boontjes doppen? Het buitenland kost toch alleen maar geld en levert weinig op behalve problemen.”
Ook toen, in 2011, vond de meerderheid van de Nederlanders volgens het SCP dat de regering zich minder op het buitenland moest richten. Het was het eerste jaar dat het planbureau dit had onderzocht, aan de hand van de volgende stelling: „De Nederlandse regering moet zich minder richten op het buitenland en meer op de problemen in eigen land.” Hiermee konden respondenten het eens of oneens zijn, of geen van beide.
Deze vraagstelling, dit jaar onveranderd, heeft twee manco’s. Ten eerste stelt ze de gerichtheid op het binnenland en het buitenland voor als een zero-sum game: aandacht voor het een gaat ten koste van die voor het ander. Nu klopt dat wel als het gaat om geld (hoewel je kunt betogen dat geld voor Oekraïne ook in het Nederlandse veiligheidsbelang is): dat kun je maar één keer uitgeven. Maar het geven van geld is slechts een klein deel van de Nederlandse gerichtheid op het buitenland. Daarnaast is niet bewezen dat binnenlandse problemen zoals het woningtekort worden opgelost als er geen geld meer gaat naar ontwikkelingssamenwerking of militaire missies.
Hilarisch genoeg schrijft het SCP zelf: „Solidariteit met andere landen, zoals het besteden van geld aan de aanpak van klimaatverandering of aan ontwikkelingssamenwerking, zien sommigen als een zero-sum game.” Ja, misschien omdat de vraagstelling dat impliceert?
Het tweede manco is dat het SCP niet uitlegt wat ‘zich richten op’ betekent. Nederland geeft geld aan, werkt samen met, exporteert naar, importeert uit, heeft diplomatieke betrekkingen met, handhaaft wel of niet grenzen met, en onderwerpt zich aan regels van ‘het buitenland’. Waarnaar het SCP precies informeert blijft onduidelijk. Bij ‘zich richten op’ en ‘aandacht hebben voor’ denk ik aan ontwikkelingssamenwerking, militaire missies, EU-afdrachten, en ook aan diplomatieke betrekkingen. Maar het rapport heeft het ook over „internationale verwevenheid”, en noemt dingen als stikstofregels, de open economie en het verdwijnen van grenzen. Die kun je toch moeilijk zien als een vorm van ‘zich richten op het buitenland’. Het is dan meer zo dat het buitenland zich richt op óns.
Er is in het rapport nog meer conceptuele verwarring, bijvoorbeeld over de grenzen van ‘eigen belang’. De deelnemers is gevraagd zich te plaatsen op een schaal tussen „aan het nationale belang denken” en „rekening houden met de belangen van andere landen”. Velen kozen voor een „gulden middenweg”, want: „Te veel nadruk op eigenbelang kan op termijn negatief uitpakken.” Aha, dus eigenbelang is niet in het eigen belang. Zegt dit misschien iets over de bruikbaarheid van deze schaal?
Kortom, het SCP schetst een simplistisch beeld van buitenlandbeleid. Misschien om zich aan te passen aan de respondenten? In zowel 2011 als 2024 merken de onderzoekers op dat de deelnemers weinig kennis hebben van buitenlandbeleid. In 2011: „Deelnemers weten niet precies wat Nederland doet en waarom, hebben nog nooit lang bij dit onderwerp stilgestaan en lijken weinig geïnteresseerd in de achtergronden van internationale ontwikkelingen.” Dit kan verklaren waarom de antwoorden een hoog ‘eat your cake and have it too’-gehalte hebben: mensen willen niet de lasten van het buitenland, maar wel de lusten. De grappigste zin uit het onderzoek uit 2011: „In een ideale situatie is een actieve rol in het buitenland zowel goed voor Nederland als voor het buitenland.” Bedankt, panelleden.
Toch is het de moeite waard te onderzoeken wat Nederlanders vinden van het buitenlandbeleid, aldus het SCP in het nieuwe rapport: dat beïnvloedt immers „het (politieke) gedrag van mensen en het draagvlak voor het Nederlandse buitenlandbeleid”. En inderdaad, verschuivingen in de publieke opinie lijken me het bestuderen waard. Maar zo’n verschuiving is er nu juist niet, wat het gek maakte dat zo veel media het brachten. In 2011 wilde 64 procent van de Nederlanders dat de regering zich minder zou richten op het buitenland, in 2024 was dat 63 procent. Dat gelijkblijvende percentage is een wonder als je bedenkt hoe buitenlandse gebeurtenissen ons sinds 2011 hebben geraakt: het einde van de eurocrisis, de vluchtelingencrisis, de opkomst van het nationaal-populisme, de pandemie, de oorlog in Oekraïne.
Als er al nieuws viel te halen uit het laatste SCP-onderzoek, dan toch dit: wat er ook gebeurt in de wereld, Nederlanders blijven precies hetzelfde, en precies even ongeïnformeerd, denken over onze verhouding tot het buitenland. Op de manier die Maxime Verhagen zo goed wist te vertolken: moet dat nou, al dat buitenlandse gedoe?
Floor Rusman ([email protected]) is redacteur van NRC