Column | Bloemen voor de vaste invalkracht van de VVD

In de Tweede Kamer, vorige week woensdag, is Dick Schoof net gaan zitten voor het debat over de val van zijn kabinet. Hij heeft zijn stoel aangeschoven en kijkt de zaal in. Naar Geert Wilders, die niet naar hém kijkt. Dan krijgt Schoof van een Kamerbode te horen dat hij weer moet gaan staan, er wordt een nieuw Kamerlid beëdigd. VVD’er Simone Richardson neemt de plek in van Roelien Kamminga, die burgemeester wordt in Groningen.

De vorige dag had Wilders in zijn werkkamer een eind gemaakt aan het kabinet en in de gang van NSC, op de zevende verdieping, was er gehuild. In peilingen staat NSC al een tijdje op één zetel. Van de twintig Kamerleden en meer dan vijftig medewerkers heeft na de verkiezingen misschien niemand nog een baan. Er zijn ook zorgen bij de Kamerleden die nog bij niemand zijn opgevallen, de backbenchers. Tot de val van het kabinet konden zij denken: mijn tijd komt nog wel. Nu niet meer. In de fractie zijn al hun collega’s concurrenten geworden voor een plek op de kandidatenlijst. Niemand gunt je nog iets.

En wat kun je dan als nieuw Kamerlid?

Simone Richardson ziet er woensdagochtend vrolijk uit. Ze krijgt bloemen, VVD’ers komen haar omhelzen. Ze is 53, ze heeft een eigen sportadviesbureau, en het is al de vierde keer dat ze wordt beëdigd als Kamerlid. Ze verving eerst Ockje Tellegen, die een burn-out kreeg, daarna Bente Becker, die zwanger was. En na de val van Rutte IV kwam ze in de plaats van Mariëlle Paul, die demissionair minister werd voor Onderwijs. „Ons draaideur-Kamerlid”, zegt een VVD’er.

In het café van de Tweede Kamer, donderdagmiddag, vraag ik haar hoe het is om de vaste invalkracht te zijn van de VVD. En misschien komt het omdat er twee voorlichters bij zijn. Ze kan het ook zelf hebben bedacht. Wat ze zegt is: het is „eervol” om Tweede Kamerlid te zijn en ze voelt een „grote verantwoordelijkheid” om haar werk goed te doen. Ze was „teleurgesteld” ja, toen bleek dat haar „minder tijd gegeven was”. „Maar ik ben iemand die makkelijk de knop omzet. Ik kijk liever vooruit.”

Ze zegt ook wat VVD-leider Dilan Yesilgöz heel vaak zegt: ze wil „het verschil maken”. Nog voor de zomer is er een debat over sport en daar wil ze „een mooie rol” spelen. Ik probeer zo neutraal mogelijk te vragen aan welke rol ze denkt, met nog maar zo weinig tijd. Dat mislukt. Ze vindt het „een gekke vraag”, ze is „net 24 uur Kamerlid” en moet zich nog gaan inlezen.

Na twintig minuten met drie keer „het verschil maken” en twee keer „een bijdrage leveren”, zeg ik dat ik het nog steeds niet snap: wáárom doet ze dit? Een van de voorlichters lijkt net zo geïrriteerd te zijn geraakt als ik, maar dan over mij. Hij wil het „omdraaien”. Zou ik het „oké” vinden dat mensen op een kandidatenlijst gaan staan, maar ‘nee’ zeggen als het kabinet is gevallen?

Voor de VVD, dat is zeker, zou het niet oké zijn. Bij de stemmingen op dinsdagmiddag heeft élke partij álle Kamerzetels nodig. Iemand moet het doen. Maar als je dat over jezelf zegt, is het dan nog ‘eervol’?

Simone Richardson had er niet aan gedacht om het tegen mij te zeggen, zegt ze. Omdat ze het „zo vanzelfsprekend” vindt. „Ik doe het voor mijn kluppie.”

Petra de Koning doet elke dinsdag verslag over de Haagse politiek. ([email protected])