N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Zestig jaar geleden ontving Linus Pauling de Nobelprijs voor de Vrede wegens zijn rol bij het tot stand komen van de Limited Test Ban Treaty, dat het testen van kernwapens aan banden legde. Protesten tegen kernwapens brachten in die jaren veel mensen op de been. Op een foto zwaait de gelauwerde scheikundige Pauling temidden van een menigte met een spandoek voor het Witte Huis. Jaren later zei hij daarover: „Alle mensen, alle burgers, hebben een verantwoordelijkheid in het democratische proces. Maar bijna iedere kwestie heeft een wetenschappelijke kant, en deze, kernoorlog, is natuurlijk bij uitstek een kwestie van wetenschap.”
Mag of moet een wetenschapper actievoeren? Pauling suggereert dat als er een wetenschappelijke kant aan zit, protest geboden is. Op het eerste gezicht lijkt er dan ook een sterke parallel met de hedendaagse klimaatprotesten, waar ook wetenschappers aan meedoen.
Maar er zijn belangrijke nuances. Kernwapens zijn een directe afgeleide van de ontdekking van nucleaire kettingreacties en de enorme energie die daarbij vrijkomt. Hoewel ons begrip van de effecten van de toename van broeikasgassen in de atmosfeer voortvloeit uit wetenschap, zijn de broeikasgassen zelf niet het eenduidige gevolg van wetenschap. Ze komen voort uit een veelheid van technologische en politieke keuzes die de mondiale consumptiemaatschappij aanzwengelden. Technologische vooruitgang heeft naast onvoorziene neveneffecten zoals milieuvervuiling ook de meerderheid van de wereldbevolking gezonder, beter behuisd en vrijer gemaakt. Anders gezegd, kernwapens zijn een veel eenduidiger onderwerp van protest. Afgezien van wederzijdse afschrikking is er geen positieve kant aan kernwapens te ontdekken.
De klimaatdemonstranten eisen stopzetting van fossiele ‘subsidies’ (eigenlijk belastingvrijstellingen). Maar die eis is niet wetenschappelijk onderbouwd. Economen vinden weinig grond om aan te nemen dat stopzetting de CO2-uitstoot vermindert of goed is voor het verdienmodel van Nederland waaruit investeringen in innovaties of alternatieve energiebronnen betaald moeten worden.
De (bijna) unanieme wetenschappelijke diagnose – versnelde opwarming van de atmosfeer door de sterke uitstoot van broeikasgassen sinds de industriële revolutie – leidt (nog) niet tot wetenschappelijke consensus over hoe het verder moet. Vervangen van fossiele brandstoffen vraagt om zorgvuldige discussie over wat, waar en hoe snel.
Wetenschappers die demonstreren als wetenschapper, en niet als privépersoon, hebben een speciale verantwoordelijkheid. Wie expliciet in zijn wetenschappelijke hoedanigheid naar demonstraties gaat waar verkondigd wordt dat er geen aarde meer zal zijn voor toekomstige generaties, gaat voorbij aan eeuwenlange wetenschappelijke vooruitgang. Apocalyptisch denken is daarmee volledig tegenstrijdig. Er is geen wetenschappelijke aanwijzing dat de mensheid nu niet in staat is tot correcties.
Wie zich uitdrukkelijk afficheert als wetenschapper, moet dezelfde zorgvuldigheid betrachten als gebruikelijk in de wetenschap. Dit is niet een academische kwestie. Wetenschappers die in een demonstratie persoonlijke emoties met wetenschappelijke feiten verwarren, voeden de opvatting dat wetenschap ook maar een mening is.
Kernfysici zagen destijds een ‘informed democracy’ als de bescherming tegen een ramp. Dat is nog steeds zo. Beleid begint met feitenkennis. Niet met wat nu dringend aandacht vraagt, maar met een begrip van de grote toekomstige veranderingen en een afgewogen visie op prioriteiten. Door de politiek te voeden met feiten, helpen wetenschappers de polarisatie tussen ideologie en wetenschap te vermijden.