Column | Als er één kledingtype stijf staat van de symboliek, dan is het de hoofddoek en de abaya

Aylin Bilic

Lien Mendez mag niet meer werken als treinassistente omdat ze een abaya draagt. Dit was het nieuws van afgelopen dinsdag bij EenVandaag. Een abaya is een wijde jurk waarbij borsten, taille, heupen, billen, benen en armen niet zichtbaar zijn. Kortom, alle vrouwelijke vormen zijn weggemoffeld, want een man zou erdoor verleid kunnen worden.

De abaya is een kledingstuk uit de Arabische wereld, hoewel het tegenwoordig ook in een land als Turkije in opkomst is. Frankrijk ziet de abaya als religieus statement en heeft daarom een verbod ingesteld op het dragen ervan op openbare scholen. In Nederland woedt al jarenlang de discussie of de politie religieuze kleding zou moeten toestaan.

Recent droeg Kamerlid Fonda Sahla (D66) een abaya tijdens Prinsjesdag, om naar eigen zeggen „een statement te maken en mijn steun te betuigen aan de vrijheden van vrouwen wereldwijd, inclusief aan de jonge vrouwen die onderwijs willen volgen maar worden beperkt door kledingvoorschriften”.

Zichtbaar moslim zijn door het dragen van orthodoxe kleding mag natuurlijk. Bij de Albert Heijn in een grote stad zijn cassières met hoofddoek niet meer weg te denken, net zo min als in veel kantoortuinen. Daar is weinig op tegen. Net zo min als er iets op tegen zou moeten zijn als werknemers in neutrale beroepen, zoals een winkelier of een vrachtwagenchauffeur, in korte broek met daaronder slippers lopen, diepe décolletés dragen, een PvdA-button opspelden, hun okselhaar niet scheren of hun armen vol tatoeëren.

Dat Lien Mendez geen treinassistent mocht zijn, had overigens niets te maken met discriminatie. Een lang gewaad als de abaya voldoet niet aan de veiligheidseisen voor treinpersoneel. NS zoekt intern een andere passende functie voor haar.

Waar ik moeite mee heb is dat conservatieve kleding voor moslima’s steeds vaker gepresenteerd wordt als belangrijk onderdeel van emancipatie, diversiteit en inclusie. Wie vindt dat zulke kleding niet past bij organisaties die neutraliteit moeten uitstralen, zoals de politie, wordt steeds vaker weggezet als anti-feministisch of zelfs als anti-diversiteit of racistisch. Ik geloof overigens niet dat de zwarte kousen uit Staphorst of de zondagse hoedjes op de Veluwe ooit gefungeerd hebben als symbolen van emancipatie.

En terecht: want zulke kleding onderstreept de ongelijkheid van man en vrouw (vrouwen moeten primair zedigheid uitstralen) en hebben wel degelijk binnen religieuze gemeenschappen een verplicht karakter, ook al zullen ook de vrouwen in Staphorst verzekeren dat het hun eigen keus is. Niets op tegen als mensen zulke kleding dragen in hun vrije tijd of in niet-neutrale beroepen, we leven in een vrij land. Maar religieuze, bedekkende kleding voor vrouwen verheffen tot het toppunt van emancipatie is op zijn best een merkwaardige paradox, maar eigenlijk een gotspe.

In mijn jeugd moesten veel meisjes om me heen een dubbelleven leiden in Rotterdam-Zuid. Mijn buurmeisje Nermin moest van de een op andere dag een hoofddoek dragen. Ze vertelde me dat ze iedere dag dolblij was dat ze vlak voor haar school in de bus haar hoofddoek af kon. Lippenstift op. Hoofddoek in de tas en gaan. Er waren veel meisjes in mijn geboorteplaats voor wie dit gold. Vanaf het moment dat ze menstrueerden gingen vaders, broers of mannen uit de sociale omgeving bepalen wat de meisjes wel en niet mochten en moesten dragen. En dat gebeurt tegenwoordig massaler.

Als er één kledingtype is dat stijf staat van de symboliek, dan is het vrouwelijkheid-verhullende kleding zoals hoofddoek en abaya. Voor de een symbolen van emancipatie, voor de ander van vrouwenonderdrukking. Heel verstandig daarom dat organisaties die neutraliteit moeten uitstralen, zoals de politie, kiezen voor een voor ieder gelijk – en betekenisloos – uniform. Dat is inclusie, geen uitsluiting.

Aylin Bilic is headhunter en publicist.