Column | Alles begint met een punt

Hoe activistisch mag – of moet – je als wetenschapper zijn? Die vraag leek maandag te resoneren in de Leidse Pieterskerk. Het was de 25ste editie van de Avond van Wetenschap & Maatschappij, een jaarlijks terugkerend deftig diner waarbij wetenschappers, kunstenaars, journalisten en politici met elkaar in gesprek gaan over actueel onderzoek. Of het nu ging over biodiversiteit, klimaatkantelpunten, bezuinigingsbeleid of de oorlog in Gaza: tijdens het eten werd veelvuldig bediscussieerd in hoeverre de wetenschap zich al dan niet afzijdig moet houden. Want kun je objectief en subjectief tegelijk zijn?

Te midden van alles viel vooral op hoe beschaafd iedereen bleef. Op het moment dat Eppo Bruins – als minister van OCW verantwoordelijk voor de bezuinigingen – het podium betrad, hield ik mijn adem in. Zouden de aanwezigen door een hedendaagse pendant van Aktie Tomaat hun onvrede uiten en de tartelette van vergeten groenten naar het podium slingeren? Maar nee: na Bruins’ speech kreeg hij een beleefd applaus. En toen twee spreeksters zich later op de avond alsnog fel tegen de koers van het kabinet keerden klapte de minister op zijn beurt bedeesd mee.

Bij het toetjesbuffet sprak ik met twee heren in smoking over ribkwallen. Over de Amerikaanse langlob-ribkwal om precies te zijn, Mnemiopsis leidyi, die in weerwil van de naam niet alleen voorkomt in de Atlantische Oceaan maar ook in de Zwarte Zee en de Middellandse Zee. In wetenschapstijdschrift Current Biology had ik net gelezen hoe twee gewonde ribkwallen kunnen samensmelten tot één nieuw individu. „Hét antwoord op polarisatie”, vond mijn ene gespreksgenoot. „Twee gewonde zielen die één worden. Pacifistischer kan niet.” „Besef wel dat die ribkwallen invasieve exoten zijn”, relativeerde de ander. „Ze hebben de hele oostkust van de Middellandse Zee gekoloniseerd.” Vanuit daar kwam het gesprek op de teloorgang van de biodiversiteit in Gaza en Oekraïne, op alle soorten die door oorlog worden uitgeroeid, en op de studentenprotesten tegen samenwerking met Israël.

Pas bij de laatste hap chocolademousse viel me het vierkantje op. Beide mannen droegen op hun revers een klein stukje rood vilt, als abstracte corsage. Het bleek symbool te staan voor het universitaire protest tegen de bezuinigingen. „Hopelijk ziet de minister dit ook.”

Het rode vierkant deed denken aan de abstracte kunst van Wassily Kandinsky, die ik net gezien had in H’Art Museum (voorheen Hermitage Amsterdam, tot het de banden met Rusland verbrak). Als geen ander kon hij met kleur én vorm emotie opwekken. Zo schilderde hij in 1933 Entwicklung in Braun. Tussen twee bruine massa’s – verwijzend naar het opkomend nazisme – gloren kleurige driehoeken als teken van hoop.

„Alles begint met een punt”, schreef Kandinsky in een essay. Maar wanneer bereiken we eens het punt waarop er door de politiek echt naar kunst en wetenschap geluisterd wordt?

Gemma Venhuizen is biologieredacteur bij NRC en schrijft elke woensdag een column op deze plek.