Column | Ach. Europa

Marjoleine de Vos

In de atelierwoningen naast ons in het Duitse Worpswede, waar we in 1984 twee weken verbleven, werkten Poolse kunstenaars. Ik had net hun dichter Zbigniew Herbert ontdekt en die bewonderden zij ook. Wat hadden we veel gemeen, hoe gemakkelijk was het met elkaar te praten: we waren allemaal onderdeel van een Europese cultuur.

We werden er ook door omringd, in Worpswede hadden een kleine eeuw eerder de Alte Worpsweder gewoond en gewerkt, kunstenaars van wie Paula Modersohn-Becker, Otto Modersohn en Heinrich Vogeler de beroemdste waren (en zijn). Rilke had over hen geschreven (nu ja, alleen over de mannen) – de cultuur sprong je in Worpswede van alle kanten tegemoet. Europese cultuur.

Later viel de Muur en kon de beschaving waar Midden-Europa het symbool van was weer vrij stromen vanuit de koffiehuizen, waar men gesprekken voerde over literatuur en geschiedenis, Goethe en Wittgenstein, democratie en mensenrechten. Ach. Europa.

Ik kan wel zeggen dat ik jarenlang min of meer trots ben geweest op dat Europa, al was het dan geen enkele verdienste van mijzelf. Maar ik was er evenzogoed wel met enige gretigheid onderdeel van. De mindere episodes uit de geschiedenis beschouwde ik vooral als aanvallen op die cultuur. Alsof ze van onbepaalde ‘vijandige elementen’ kwamen.

Nu is die houding moeilijk vol te houden. Vluchtelingen die Europa bereiken, schrikken zich een ongeluk. „Ik zou niet weten wat wij gedaan hebben om zo slecht behandeld te worden”, zei de Afghaanse vluchtelinge Atifa Akbari die uiteindelijk wist te ontsnappen, aan een vluchtelingenkamp in de bakermat van onze democratische traditie, het onmenselijke Griekenland.


Foto Hazem Ahmed / Reuters

De Europese Unie sloot onlangs een deal met Tunesië en zei bij monde van Ursula von der Leyen, dat we zo de misdadige mensensmokkelaars bestrijden. Onze eigen premier stond ernaast te glunderen. Een week later zagen we beelden vanuit de woestijn waar lichamen gevonden werden van verdorste mannen, van dode moeders en kinderen die dankzij ons de smokkelaars geen werk bezorgen.

Zelfs Caroline de Gruyter, onvermoeibaar pleitbezorger van de EU, hield het onlangs niet voor onmogelijk dat de EU een radicaal-rechtse organisatie zou worden, onder het mom van het verdedigen van de Europese cultuur.

Dode moeders en kinderen die dankzij ons de smokkelaars geen werk bezorgen

Cultuur gaat dan natuurlijk niet over Zbigniew Herbert die verrukkelijk hooghartig over zijn weerzin tegen het communisme schreef: „een barak/ die Paleis van Justitie werd genoemd”, „geen enkele distinctio in het betoog” en die deze minachting ongetwijfeld ook voor de huidige machthebbers zou laten gelden die menen dat de Europese cultuur verdedigd moet worden tegen iedereen die van buiten komt. Dus misschien ook wel tegen iemand als de Senegalees-Franse schrijver Mohamed Mbougar Sarr die met La plus secrète mémoire des hommes een van de beste Europese en tevens kritische romans schreef die je je zou kunnen wensen als Europa. Bekroond met de Prix Goncourt, dat wel.

Toch heeft de trots plaats gemaakt voor schaamte. Ook nu ben je onderdeel van Europa, van het goede en het slechte. En ook nu zijn er vanzelfsprekend genoeg politici en kunstenaars met wie je je verbonden zou kunnen voelen door zoiets als ‘Europese cultuur’. Het neemt dat gevoel van schaamte niet weg. „En alleen onze dromen zijn niet vernederd,” schreef Herbert.