Column | Aanslag

Ik hing onderaan een kunststof bult, tussen stinkende kinderschoenen, in het sympathieke pretparkje ‘Oud Valkeveen’. Het was zondag aan het begin van de middag en ik zat er al doorheen. Eerder die ochtend had ik met drie dochters een uur in de hal van het Radiogebouw op het Mediapark gewacht op hun moeder die te gast was in het programma De Perstribune. Er is daar veel en weinig te doen, ze hadden een parcours gemaakt met de kussens van de witte bankstellen, en Frida van Roosmalen (3) had de beker chocolademelk die ze van de bewaking had gekregen over zichzelf heengegoten.

En nu lag ik ze een paar kilometer verderop aan te moedigen terwijl ze met een handvol andere kinderen vergeefs omhoog probeerden te klauteren, tegelijkertijd scrolde ik op mijn iPhone. Ik keek naar de actualiteit, naar de meteen al iconische foto’s van Donald Trump. Hij had een moordaanslag overleefd in Butler in Pennsylvania, bloedde aan een oor en balde een vuist. En naar de reactie daar weer op van Charles Groenhuijsen, die precies op het goede moment weer lijkt herrezen. Bij gebrek aan talkshowtafels is hij zichzelf maar gaan filmen. Daar gaan we in de aanloop naar de presidentsverkiezingen nog ontzettend van genieten, desnoods 24 uur per dag.

Er plofte een vader naast me in het natte gras, een typisch product van ’t Gooi, een petje van de New York Yankees op het hoofd. Hij moedigde zijn zoon aan, net als hij geen atleet.

„Hup Tobias! Hup!”

Nou, jij hebt natuurlijk genoeg om over te schrijven nu, met Trump

Het joch gleed kansloos, de handen klauwend in het kunststof, naar beneden.

„Jammer, weer proberen!”

Daarna richtte hij zich tot mij.

„Nou, jij hebt natuurlijk genoeg om over te schrijven nu, met Trump.”

Het was natuurlijk vriendelijk bedoeld, het was maar een aanzet tot een praatje. Waarom kan ik zo’n opmerking nou niet in stilte incasseren? Was het omdat ik dit stukje nog moest schrijven? Was het omdat ik de actualiteit er even niet bij kon hebben omdat we met z’n allen in een pretpark waren en ik heus wel voelde dat ik totaal geen invloed meer had op het verloop van deze dag? Was het een natuurlijke afkeer van het menstype?

Ik denk het laatste.

„Wat doe jij?”, hoorde ik mezelf vragen.

„Private banking.”

„Jij hebt natuurlijk genoeg om te handelen nu met Trump, misschien short gaan?”

Hij: „Misschien wel veel telefoon morgen, dat is altijd zo.”

Mijn Frida van Roosmalen van drie kroop ondertussen zijn veel oudere Tobias voorbij, even later vielen ze met elkaar naar beneden, Frida boven op hem. De pamper recht in dat gezicht.

‘Mijn dochter’, dacht ik.

Marcel van Roosmalen schrijft op deze plek een wisselcolumn met Ellen Deckwitz.