N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
ruangrupa terug in Indonesië Documenta 15 werd beheerst door de controverse over antisemitisme. Terug in Indonesië kijken leden van het kunstcollectief terug op de door hen verzorgde kunstmanifestatie in Kassel. „We erkennen onze fouten en betalen nu de prijs.”
Onder geklap en gezang van haar vrienden blaast grafisch ontwerper Daniella Praptono (47), zwarte bril, volle pony, roze broek, de kaarsjes op de verjaardagstaart uit. Achter haar hangt een poster met haar afbeelding op een geblokte discovloer. Twee vrolijk bedoelde roze ballonnen prijken op borsthoogte.
Praptono is een van de voorvrouwen van het Indonesische kunstcollectief ruangrupa, dat deze zomer onder vuur kwam te liggen in Duitsland door kunstwerken op de door de groep samengestelde kunstmanifestatie Documenta 15 in Kassel. Op een grote schildering van een ander Indonesisch collectief, Taring Padi, waren onder meer een Israëlische soldaat en een man met pijpenkrullen en een bolhoed met SS-teken te zien. Het collectief was zich van geen antisemitisme bewust, omdat dit in Azië een andere ‘focus’ heeft dan in het westen. Het kunstwerk dateert uit 2002, vier jaar na de val van het dictatoriale regime van Soeharto, en was juist bedoeld als een aanval op staatsgeweld en militarisme. De controverse – ook over andere vermeende antisemitische werken – overschaduwde het lumbung-concept dat ruangrupa wilde uitdragen.
Wat het lumbung-concept precies inhoudt, wordt iets duidelijker tijdens een bezoek aan Praptono. „Deze verjaardag is kunst!” grapt videokunstenaar Simon Darang Anggoro (35) met een weids gebaar, terwijl een huis-dj via zijn set, gemonteerd op een beschilderde kar, de beat laat aanzwellen. Bij ruangrupa loopt alles door elkaar: leven, kunst, geld, vriendschap, feesten en happenings.
Onze ideologie is het collectivisme, we zijn niet anti-kapitalistisch en niet anti-staat
Zo gaf het collectief in 2003 een performance in een kunstruimte in het hart van Yogyakarta. Het was een wild feest. De daaropvolgende tentoonstelling bestond uit de dingen die waren overgebleven: sigarettenpeuken, etensresten en smerig servies. De presentatie kreeg de Nederlandse titel Lekker eten zonder betalen. „Niet iedereen was enthousiast,” grinnikt Farid Rakun (40). „Ik geloof dat alleen de galeriehouders die ons hadden uitgenodigd het konden waarderen. We krijgen doorgaans goede kritieken, maar de hedendaagse kunstwereld in Indonesië is niet zo groot.”
Kleurrijke vrijplaats
Praptono’s verjaardag wordt gevierd in de performancezaal van het collectief. In een van de ruimtes van de gudskul (naar het Engelse ‘good school’), een kleurrijke artistieke vrijplaats in het zuiden van Jakarta, tegenover de buurtsupermarkt op de plek waar eens een overdekt voetbalveld was. Sinds 2016 is de gudskul de thuisbasis van het kunstcollectief. „Daarvoor zwierven we door de stad,” vertelt Rakun, opgeleid als architect, in de kantine van het collectief. Een groep kittens parkeert zich aan onze voeten, terwijl naast ons een dikke rat langs de kokkin naar het gezelschap aan de picknicktafel achter ons waggelt. „We deden op verschillende plekken in de stad kunstprojecten met bewoners. In 2018 konden we dankzij subsidie van de Amerikaanse Ford Foundation samen met twee andere collectieven, Serrum en Grafis Huru Hara, iets kopen.”
Rakun zag in het voetbalveld een thuisbasis om het concept lumbung waarop het collectief sinds 2016 aan het broeden was, in de praktijk te brengen. Lumbung betekent rijstschuur, een gemeenschappelijke ruimte waar voedsel, geoogst door gezamenlijke arbeid, voor de toekomst wordt opgeslagen. „Na vijftien jaar vol experimenten en verbeelding wilden we een platform opzetten waar we onze ervaringen als collectief, onze kennis en vaardigheden, onze geschiedenissen en vriendschappen konden delen en opslaan voor de toekomst.”
De voetbaltribune kreeg muren en werd een loods, waarin scheepscontainers werden geplaatst. In de containers kwamen ateliers, galerieën, fotostudio’s, een radiostudio en ruimtes voor video-editing, workshop- en ontspanning, een winkel, bibliotheek en kinderonderwijs.
Overal staan kunstwerken. en aan de muren hangen activistische en humoristische affiches en druksels. Op een vrijgekomen stuk land achter de kantine zijn ook zeecontainers op elkaar gestapeld, die worden verhuurd aan creatieve geestverwanten. Pradewi van de drukkerij Marjinkiri (te vertalen als ‘Links in de marge’) toont een recente druk van Revoloesi Pemoeda, een standaardwerk van de vermaarde antropoloog Benedict Anderson over de jaren 1965-66 in Indonesië, een gewelddadige periode waarover niemand durft te praten. Toen zijn honderdduizenden Indonesiërs vermoord die werden verdacht van communistische sympathieën. In de etalage van de drukkerij liggen werken van Marx.
„We zijn geen communisten,” benadrukt Rakun. „Dat kan hier niet.” Sinds de zuiveringen in de jaren zestig kan men in Indonesië beter niet worden geassocieerd met communisme. „Ik zou zeggen: onze ideologie is het collectivisme,” vervolgt hij. „We zijn niet antikapitalistisch en niet anti-staat. We bevragen de systemen. Zo vinden we dat de kunstwereld anders zou kunnen. Dat was ook ons punt in Kassel. Voor ons was de Documenta een experiment om onze ervaring te delen met het opzetten van een collectief.”
Maar de boodschap raakte ondergesneeuwd. „We erkennen onze fouten en betalen nu de prijs. Sommigen van ons zouden les geven in onder meer Duitsland en dat gaat nu misschien niet door.” Rakun zoekt voorzichtig naar woorden. „We hadden een snel stijgende leercurve. Er is nu bewustwording over antisemitisme in de artistieke wereld in Indonesië en ook in andere landen in de regio was het een onderwerp van gesprek. We hebben ons gerealiseerd hoezeer er in tegenstellingen wordt gedacht. Dat is niet hoe wij denken.”
Naast de discussie over antisemitisme was er ook kritiek op de artistieke kwaliteit van het collectief. Was dit kunst of een sociaal experiment? „Ik wil niet zeggen dat de kunstwaardering zoals het Westen die kent, slecht is”, zegt Rakun. „Maar we passen daar niet in. We zijn middelmatig genoemd, slechte kunstenaars zelfs. We maken ook individuele kunst, maar voor ons is het collectieve werken een vanzelfsprekend onderdeel van wie we zijn. Natuurlijk is er wel eens frictie en zijn we het onderling niet altijd eens over het resultaat van een gezamenlijk project. Maar we bekritiseren elkaar wel degelijk. En dan gaan we praten. Wat is er in jouw ogen niet goed? Als het eindresultaat matig is geworden, dan gaan we door. Het is een leerproces.”
Er klinkt getrommel. In een van de bovenruimtes oefenen buurtbewoners muziekstukken voor in de moskee. Kunstenaars lopen in en uit. De sfeer is ontspannen en open. Vanuit de kantine is er zicht op een werkruimte die is volgehangen met posters. Tekenaar Ze, zwarte kuif, krijtstreepcolbert en sigaret in z’n mondhoek, werkt voorovergebogen aan zijn werktafel aan een graphic novel, een van de vele kunstdisciplines die op de gudskul worden beoefend.
Kritiek op eigen land
Ruangrupa is geïnspireerd door het collectief Taring Padi, een groep die in 1998 is ontstaan uit verzet tegen de militaire dictatuur van Soeharto en die nog altijd politiek-geëngageerde kunst maakt. Ook ruangrupa hecht aan waarden als solidariteit, duurzaamheid en rechtvaardigheid. Maar waar is de kritiek van ruangrupa op huidige misstanden in Indonesië, zoals politiegeweld, corruptie of repressie? „Als collectief is Taring Padi een voorbeeld voor ons,” zegt Rakun. „Maar ze komen uit een andere tijd. De politieke stellingname die hen heeft gevormd, past niet bij ons.” Dat is niet zozeer uit angst voor de overheid, verzekert Rakun: „Ons collectief is niet gebaseerd op een specifieke religieuze of politieke overtuiging. We bestaan uit heel diverse mensen. Sommigen van ons zijn heel religieus, anderen juist anarchistisch. We doen niet aan maatschappijkritiek op de directe wijze van Taring Padi. Dat zit niet in ons DNA.”
Wat is het dan het doel van ruangrupa? „Overleven als collectief,” antwoordt Rakun onmiddellijk. „We begonnen als een groep vrienden die zich realiseerden dat de waarden die wij belangrijk vonden niet in het maatschappelijke ecosysteem zaten. Toen we in 2000 begonnen, waren we jong. We hebben nu kinderen. We willen dat het beklijft. Daniella heeft bijvoorbeeld een kindereducatieruimte opgezet, omdat er in het Indonesische onderwijs amper kunsteducatie bestaat. Creatief denken, artistieke vaardigheden leren kinderen niet.”
De gudskul bestaat inmiddels uit zo’n vijftig leden. Praptono doet de boekhouding. De jarige veertiger neemt plaats naast Rakun. Haar zoon van elf hangt aan haar arm. „Eerlijk delen en transparantie is voor ons belangrijk. Maar het heeft jaren geduurd voordat we open konden zijn over geldkwesties,” zegt Rakun. „Iedereen krijgt een inkomen,” vult Praptono aan. „Sommigen zitten rond het minimuminkomen. Anderen verdienen meer. Omdat ze een gezin hebben of langer bij het collectief zitten.”
Als Rakun zich verontschuldigt en verdwijnt omdat hij zijn dochter moet ophalen, vertelt Praptono, die het gesprek vanwege haar rondrennende tweeling en voetballende zoon slechts met een half oor heeft gevolgd, hoe belangrijk vriendschap voor haar geweest is. „Ik ben een alleenstaande moeder met drie zonen. Dat is niet altijd gemakkelijk. Tijdens corona kreeg ik ook nog last van de menopauze. Ik voelde me depressief, ik moest om de haverklap huilen. Ik kon niet meer werken. Ik heb toen tegen iedereen gezegd: dit is de menopauze en ik heb er last van. Ik kreeg gehoor en dat hielp.”
Praptono voegt zich weer bij de feestvierders. Een handvol vrienden dansen en eten met hun kinderen sotosoep en zoete hapjes.