Wilde haaien voor de kust van Rio de Janeiro zijn positief getest op cocaïne. Dat blijkt uit een vorige week in het tijdschrift Science of the Total Environment gepubliceerd onderzoek. In alle dertien scherpneushaaien die de Braziliaanse wetenschappers onderzochten, werd cocaïne aangetroffen in een concentratie die honderd keer hoger bleek dan bij andere onderzochte zeedieren.
Het onlangs verschenen wetenschappelijke artikel is niet het eerste onderzoek naar de invloed van drugs op het leven in de zee. Zo toonde onderzoek uit 2023 aan dat sommige drugs op zeedieren eenzelfde effect hebben als op mensen. Een onderzoek uit 2017 liet zien dat palingen verslaafd kunnen raken aan cocaïne. Het is nog onduidelijk wat het effect van cocaïne op haaien precies is, daar moet nog verder onderzoek naar worden gedaan.
Doorvoerland
De cocaïneconsumptie is volgens de onderzoekers de afgelopen decennia wereldwijd enorm gestegen. Ongeveer 22 procent van de gebruikers bevindt zich volgens hen in Zuid-Amerika, met in Brazilië de op een na grootste consumentenmarkt in de regio.
Enrico Mendes Saggioro, de coördinator van het onderzoek, benadrukt tegenover de Britse krant The Guardian dat de resultaten volgens hem laten „zien dat cocaïne op grote schaal wordt verhandeld en verplaatst in Brazilië”. Hoewel er in het land niet op grote schaal cocaïne wordt geproduceerd, is het wel een belangrijke doorvoerhaven naar Europa. De in de haaien aangetroffen cocaïne is vermoedelijk door druglabs of gebruikers via het riool in de oceaan terechtgekomen.
Een andere zorg die binnen het onderzoek wordt geuit, is het effect op de mens. De scherpneushaai wordt in Brazilië als delicatesse beschouwd, waardoor de mogelijkheid groter wordt dat cocaïneresiduen van vis op mens overgaan.
Het tulpenveld is door de selfie een van de bekendste attracties voor toeristen in Nederland geworden.
Het succes heeft een groeiend aantal selfiespots opgeleverd, die op zichzelf ook weer een trekpleister worden.
Waarom is dit genre zo succesvol?
Met alle aanwijzingen zou het eigenlijk makkelijk moeten zijn. De kunst is te doen alsof je er middenin staat. Alsof jij daar alleen tussen de bloeiende tulpen bent, alleen jij dat laatste verborgen paradijs van stralende kleuren hebt gevonden. Niemand hoeft te zien dat je gewoon op een keurig aangeharkt paadje loopt, dat speciaal voor deze suggestie tússen de tulpenvelden is aangelegd.
Steeds meer lijken het er te worden, nóg meer tulpen-, hyacinthen of narcissenveldselfies. In de Keukenhof, sinds eind maart weer geopend voor zijn jaarlijkse miljoen bezoekers, is er afgelopen jaren een „toenemend” aantal selfiespots en Instagram-hoekjes ontstaan, zoals zelfs The Guardian begin april waard vond om te berichten: de grote klomp waar je in kan staan, de bloemige boogvorm, de paadjes tussen de bloemen. Op de velden rondom Hillegom wordt de Tulip Barn (Tulpenschuur) in de plaatselijke media als ‘selfietuin’ aangeprezen, en heeft in de vier jaar van haar bestaan een decoratieve molen, een gekleurde omafiets en grote rode hartjes als kaders tussen de repen bloemen geplaatst.
Het succes van de selfies heeft de bollenvelden de afgelopen tien jaar van oubollige attractie tot „one of the best Instagram spots in spring„ (DW, Duitse wereldomroep) gemaakt. De speciaal geïnstalleerde selfiespots zijn daarbij bedoeld om de stromen bezoekers te reguleren – te vaak werden bloemen vertrapt, te vaak werd over hekjes geklommen – maar zijn op zichzelf ook een trekpleister geworden, en daarmee ook alweer een cliché op zichzelf. Het toeristenbureau geeft tips online, de Keukenhof heeft selfiereclames bij de Dam in Amsterdam opgehangen. Het is nieuw Nederlands cultuurgoed; Rembrandt, Red Light District, tulpenveldselfie.
Dus: waarom is uitgerekend dit genre zo succesvol?
Een toerist maakt een selfie in de bloemenvelden. Foto Robin van Lonkhuijsen / ANP Bezoekers maken een selfie tussen de bollenvelden in Lisse. Foto Rob Engelaar
Boodschap
Echt verrassend zijn ze niet, de tips die holland.com ervoor geeft, maar wel veelzeggend. Denk aan een goede belichting, de juiste kadrering, en natuurlijk: „Vergeet niet vrolijk te lachen.” Want: niet de bloemen, maar het eigen gezicht staat hier uiteindelijk centraal – de bloemen zijn het decor voor jezelf.
Is de lach vrolijk genoeg? Je kan het zelf controleren. Het succes van selfies begon vijftien jaar geleden toen er twee technische mogelijkheden samenkwamen: de smartphone met frontcamera en smartscreen na 2010, en de opkomst van Instagram na 2012. Voor het eerst kon een zelfportret worden gemaakt terwijl je zelf op het schermpje kon controleren hoe je eruit zag – en het goedgekeurde beeld kon je daarna direct de wereld in sturen.
Een selfie is dus ontstaan als een vorm van communicatie, als een boodschap aan de wereld via een afbeelding van je gezicht. De Duitse psycholoog Martin Altmeyer heeft een mooie verklaring voor het succes ervan: de selfie is volgens hem niet ontstaan uit narcisme – narcissis-stick, zoals de selfiestick rond 2014 ook wel cultuurkritisch in Amerikaanse media werd genoemd – maar juist uit te wéinig eigenliefde. De selfie verklaart hij met het verlangen gezien te worden, met de behoefte aan resonantie in een vaak anonieme digitale wereld: ‘Kijk naar mij, zie dat ik besta.’
Alleen: hoe word je het best gezien? Om direct begrepen te worden moet de selfie zo helder mogelijk overkomen, schrijft kunsthistoricus Wolfgang Ullrich in zijn essay Selfie. Snel gaat het swipen, klein is het scherm, dus moet de selfie extra duidelijk zijn om goed over te komen. Binnen vijftien jaar zijn er daarom nieuwe, volgens hem ‘slapstick-achtige’ gezichtsuitdrukkingen, poses en decors ontstaan, die allemaal één kenmerk hebben: als je denkt dat ze overdreven zijn, je glimlach net te breed, je ogen net te twinkelend, de locatie nét te theatraal, dan is het precies goed voor de selfie.
Influencers bezoeken de Instagram Experience in Amsterdam-Noord. Foto Evert Elzinga / ANP
Hoogspanningskabels
Als het verlangen om gezien te worden bij de selfie voorop staat, dan word je dankzij het perfecte bollenveldendecor nog net wat beter gezien. Met jezelf lachend voor de houten deco-molen tussen de tulpen of hyacinthen heb je de helderste toeristische boodschap: Nederland = tulpen + molens – het Hollandse equivalent van de selfie voor de Eiffeltoren in Parijs of voor de gletsjers in Zwitserland. Zoek je eerder een tijdloos beeld van pure idylle? Schuif dan even door op het paadje tussen de bloemen, doe net of die familie naast je of de vakantiestress in je er niet zijn, en suggereer een afgelegen paradijs van bloemen om je heen.
De bollenboeren begrijpen het verlangen, en passen hun velden aan voor de snelst werkbare boodschap
De bollenboeren begrijpen het verlangen, en passen hun velden aan voor de snelst werkbare boodschap. Platgetrapte tulpen, volle vuilnisbakken of hoogspanningskabels in de verte worden dankzij de aangegeven selfiespots vakkundig buiten beeld gelaten – behalve als de storende factor op zichzelf de boodschap is, dan mag je in een oversized klomp ironisch knipogen naar de toeristische gekte waar je aan meedoet.
En dan, als alles gereguleerd en ingekaderd is, lijken de velden ineens gemaakt voor het snelle swipen. De felle Mondriaan-kleuren, de bloemige Jugendstil-vormen en de scherpe abstracte vlakken van het tulpenveld lichten op het kleine scherm op, helder als boodschap en tegelijk lichtelijk desoriënterend. Ze zijn het real life-equivalent van dat wat de selfiestudio’s proberen op te roepen, met hun kamers met roze ballenbaden en grappig bedoelde props: herkenbaar, maar tegelijk nauwelijks realistisch – larger than life, en daarom precies goed.
Een briljant staaltje campagnepolitiek. Zo is de wanvertoning rondom de deze week uitonderhandelde Voorjaarsnota met een cynische blik nog het best te omschrijven. Na een marathonsessie van 25 uur onderhandelen (lees: heroïek) kwamen de afgematte fractievoorzitters woensdagochtend uit het ministerie van Financiën gelopen. Allemaal met cadeautjes in hun mandje voor de eigen achterban. Extra geld voor defensie voor de VVD, boeren, spoor en wegen voor BBB, een ‘boodschappenbonus’ (eigenlijk een hogere huurtoeslag) voor de PVV en iets met bestaanszekerheid voor NSC. Er werd voor miljarden verspijkerd om al dit moois veilig te stellen. Wie de rekening daarvoor betaalt, bleef daarna dagenlang onduidelijk. Op zijn zachtst gezegd een onwenselijke situatie.
De jaarlijkse begrotingscyclus is bij uitstek gebaat bij controleerbaarheid, transparantie en een ijzeren ritme. Anders dan politieke botsingen over ideologie, heeft de begroting daadwerkelijk effect op de economische stand van het land. Toegeven aan de wensen van de een, leidt vaak tot een verslechtering van de positie van de ander. Gratis geld bestaat niet, en er gelden langjarige en Europese afspraken die de inkomsten en uitgaven van het rijk begrenzen. Een begrotingstekort is geen mening.
Dat dit kabinet daar de hand mee licht, blijkt wel uit het feit dat tot vorige week de Eerste Kamer nog goedkeuring moest geven aan een aantal departementale begrotingen voor het al vier maanden lopende begrotingsjaar. Met veel kunst- en vliegwerk kwam dat bijna allemaal goed, ook omdat sommige fracties in de senaat het domweg niet aandurfden een lopende begroting weg te stemmen. Chaos troef op financieel-economisch terrein.
Dat de onderhandelingen over de Voorjaarsnota deze week onder hoogspanning stonden, was geheel en al aan de coalitie zelf te wijten. Sinds de Miljoenennota van vorig jaar, zijn er voor vele miljarden aan wijzigingen aangebracht in de plannen. Deels door gewijzigde politieke inzichten (de btw op cultuur en media bijvoorbeeld), deels door tegenvallers (asiel) en deels door een veranderde werkelijkheid (defensie). Grote gemene deler bij de parlementaire behandeling van die onderwerpen was het gemak waarmee enerzijds een besluit werd teruggedraaid en anderzijds de rekening daarvoor werd doorgeschoven. De optelsom van al dat opportunisme was de gordiaanse knoop waarmee de Voorjaarsnota-onderhandelingen werden opgescheept.
Zo op het oog is het knap dat de vier partijen hun zelfgecreëerde probleem hebben weten op te lossen. Maar dat is schijn. De echt grote besluiten (klimaat, stikstof) zijn wederom doorgeschoven. Ook loopt het tekort meer op dan het Centraal Planbureau had berekend, omdat niet uitgegeven miljarden niet in ‘het saldo’ lopen, maar in latere jaren alsnog worden uitgegeven (de beruchte ‘kasschuif’).
Problematischer nog dan dat, is de manier waarop er onderhandeld is. De vier partijen kozen ervoor om alleen met minister Eelco Heinen (Financiën, VVD) om de tafel te gaan, en andere bewindslieden buiten de gesprekken te houden. Het gevolg was dat zij donderdagochtend pas hoorden of zij er geld bij kregen of juist moesten inleveren. Het leidde tot verwarring en teleurstelling, niet alleen in de ministersploeg, maar ook bij bijvoorbeeld provincies die toegezegde gelden voor een Lelylijn zagen verdampen ten gunste van een Nedersaksenlijn en een paar N-wegen.
Wie inzoomt op de plannen, ziet dat ze wel degelijk pijn doen. De inkomstenbelasting gaat omhoog, net als de vermogensbelasting, het middelbaar onderwijs krijgt minder geld voor het helpen van kansarme kinderen, de werkloosheidsuitkering wordt met een half jaar ingekort, gratis kinderopvang uitgesteld, er verdwijnt 600 miljoen uit het Klimaatfonds en met de kaasschaaf moeten alle departementen de stijgende kosten voor inflatie deels zelf opvangen.
Het extraparlementaire experiment van deze coalitie loopt tegen zijn eigen grenzen aan, of is daar al doorheen. Het willens en wetens weghouden van vakministers, die met steun van hun ambtelijk apparaat wél weten hoe bezuinigingen of investeringen uitpakken, leidt tot ad-hoc-politiek die vaak meer kwaad dan goed doet. Visieloze koehandel zonder de echte consequenties daarvan te willen openbaren. Premier Schoof kon na afloop niets anders dan met zalvende woorden de eenheid benadrukken. Verder dan: „het kabinet is wederom net niet gevallen” lijkt hij niet te komen.
Wat resteert is het beeld van een coalitie die permanent in de campagnestand lijkt te staan. Het bedienen van de eigen achterban wordt boven het landsbelang geplaatst. Ook deze Voorjaarsnota is een toonbeeld van gestold wantrouwen: pakken wat je pakken kunt voordat de boel in elkaar stort. Zolang die dreiging boven elke onderhandeling hangt, blijven PVV, VVD, NSC en BBB vechten om electoraal aantrekkelijke kruimels. Het land is daar niet bij gebaat.
Aan de kust van Senegal trekt een fabriek van het Franse bedrijf Eramet traag over het zand. De enorme machine drijft op een zelf gecreëerd meer van opgepompt grondwater, en zuigt hectare voor hectare grote hoeveelheden zand op. Uit dat zand wint Eramet, via dochterbedrijf Eramet Grand Côte, hoofdzakelijk zirkonium en het mineraal ilmeniet, dat titanium bevat. In de afgelopen tien jaar heeft de fabriek een spoor van 23 kilometer achtergelaten dat vanuit de ruimte zichtbaar is.
Vrouwen met emmers en hout op hun hoofd lopen in het dorp Foth, Senegal.Foto Patrick Meinhardt/ AFPFoto’s Patrick Meinhardt/AFP
Maar de protesten tegen de mijnwerkzaamheden van Eramet nemen toe sinds vorig jaar april de nieuwe president, Bassirou Diomaye Faye, aan de macht is gekomen. Hij benadrukt de souvereiniteit van Senegal, en wil meer transparantie van, en controle over de mijnactiviteiten. Boeren aan de kust zeggen ontheemd te zijn door Eramet Grand Côte, lokale groepen beschuldigen het bedrijf van milieuvervuiling en klagen over de magere compensatie. Ze hebben inmiddels de handen ineengeslagen met reisorganisaties, en eisen een tijdelijke onderbreking van de mijnwerkzaamheden. In dorpen als Lompoul (bekend wegens z’n duinenwoestijn) staan borden langs de weg met de tekst ‘GCO Degage’. Vertaald: Grand Côte Operations (de voormalige naam van Eramet Grand Côte), rot op.
In een persbericht heeft Eramet begin januari alle beschuldigingen ontkend, en schrijft aan alle wetten en regels van het land en de strengste internationale mijnstandaarden te voldoen. Eind maart heeft het bedrijf een kantoor in Lompoul-sur-Mer geopend om de bevolking te informeren. Begin april is Eramet Grand Côte bezocht door een delegatie van Extractive Industries Transparency Initiative, een in 2002 gelanceerd internationaal initiatief voor goed bestuur bij de winning van delfstoffen.
De gigantische boorinstallatie zuigt duizenden tonnen mineraalzand per uur op, terwijl het vooruit beweegt over een kunstmatig meer dat is gecreëerd met water dat via pompen uit de diepe ondergrond wordt opgepompt. Momenteel snijdt het door de duinen van Lampoul een van de kleinste en mooiste woestijnen ter wereld een toeristische trekpleister vlakbij de eindeloze stranden van de Atlantische kust van Senegal.Foto Patrick Meinhardt/ AFP
De “grootste mijnbouwbaggeraar ter wereld” heeft hectare na hectare van de vruchtbare kuststrook opgeslokt waar de meeste groenten van Senegal worden verbouwd.