Coalitie vreest dat de staat zelf moet opdraaien voor bouw nieuwe kerncentrales

De coalitie houdt er sterk rekening mee dat de staat de bouw van twee nieuwe kerncentrales grotendeels zelf moet bekostigen. Dat is nodig omdat private partijen, zoals energiemaatschappijen en pensioenfondsen, de miljardeninvestering financieel te riskant vinden. Dit bevestigen ingewijden aan NRC.

Het vorige kabinet verwachtte al dat de staat zou opdraaien voor een deel van de kosten van de twee nieuw te bouwen kerncentrales. Maar het hoopte tegelijkertijd op een grote rol voor private investeerders. Dat was de afgelopen decennia, waarin de energiemarkt werd geliberaliseerd, immers gebruikelijk, bijvoorbeeld bij de bouw van elektriciteitscentrales en windparken op zee.

In Den Haag is het denken inmiddels zo opgeschoven dat de coalitie nu overweegt het merendeel te betalen. „Dit is de lijn der verwachtingen nu”, zegt een Haagse ingewijde. „Met kerncentrales in andere Europese landen gaat het op dit moment ook vaak zo. Nederland ontkomt daar niet aan.” Het is nog onbekend wat de centrales gaan kosten. Schattingen lopen uiteen van 8 tot meer dan 20 miljard euro per stuk.

Nederland heeft momenteel één centrale voor kernenergie, in het Zeeuwse Borssele. Het vorige kabinet had deze gemeente ook aangewezen als voorkeurslocatie voor de twee nieuwe centrales. Afgelopen weekend werd echter bekend dat er nu ook gekeken wordt naar Terneuzen.

Meer kernenergie was tientallen jaren een taboe in Den Haag, wegens discussies over de veiligheid en de opslag van kernafval. Onder het vorige kabinet kwam daar verandering in. Met het oog op de energietransitie besloot het te onderzoeken of twee extra centrales technisch en financieel haalbaar zijn. Die onderzoeken zijn nu bijna afgerond.

Het is moeilijk te voorzien of de staat zijn investering in de twee nieuwe centrales zou terugverdienen. Dat is immers afhankelijk van de opbrengst van de elektriciteit die de centrales gaan opwekken als ze eenmaal af zijn. Het is afwachten wat de marktprijs voor stroom tegen die tijd is. In andere Europese landen duurt de bouw van een kerncentrale gemiddeld tien tot vijftien jaar.

Kerncentrales als ‘achtervang’

De nieuwe coalitie van PVV, VVD, NSC en BBB omarmt kernenergie nog steviger. De partijen hebben in het hoofdlijnenakkoord afgesproken om niet twee, maar vier centrales bij te bouwen. Zij achten dit nodig om de stroomvoorziening in de toekomst veilig te stellen, als het gebruik van fossiele bronnen wordt afgebouwd. Omdat de wind en de zon niet altijd energie leveren, is er naast deze duurzame vormen een betrouwbare ‘achtervang’ nodig.

In de Tweede Kamer bestaat een duidelijke scheidslijn over het onderwerp: (centrum-)rechtse partijen zijn over het algemeen voor meer kernenergie, linkse partijen tegen. Die laatste denken dat de bouw te lang duurt om de klimaatdoelen te halen en willen het vraagstuk over kernafval niet doorschuiven naar toekomstige generaties.

Voormalig minister Rob Jetten (Klimaat en Energie, D66) zette in maart in een brief aan de Tweede Kamer uiteen welke opties voor financiering door de staat er zijn voor de eerste twee centrales. Hij deed dat nadat de Kamer een motie van de VVD had aangenomen die het kabinet opriep om alvast te werken aan een staatsdeelneming, omdat die onvermijdelijk zou zijn. Jetten deelde die opvatting, maar sprak zich toen nog niet uit over de omvang van de rol van de staat.

Andere grote energieprojecten, zoals wind- en zonneparken en gascentrales, lieten de achtereenvolgende regeringen de afgelopen decennia juist zo veel mogelijk over aan private partijen. Marktwerking zou voor consumenten de laagste prijzen en de beste dienstverlening opleveren. Dit was jarenlang het devies van vooral (centrum-)rechtse partijen.

De onzekerheid over de toekomstige stroomprijzen is een van de redenen dat veel private investeerders ervoor terugdeinzen om mee te doen. Het grootste struikelblok is echter de lange bouwduur – waarbij een vertraging van jaren eerder regel dan uitzondering is. In Finland is vorig jaar een centrale in gebruik genomen na veertien jaar vertraging, waarbij de kosten waren opgelopen van 3 tot 11 miljard euro. Het Franse project Flamanville 3 is na twaalf jaar uitloop bijna af. Kosten: niet 3, maar 13 miljard euro.

Tot een kerncentrale is voltooid kan een investeerder er niets mee verdienen. Daarnaast stijgt bij vertraging de rentelast over het geld dat investeerders hebben geleend om de bouw te financieren, waardoor de kosten uit de hand kunnen lopen. Overheden hebben daar minder last van omdat die vaak tegen lagere rentes kunnen lenen, als gevolg van hun hoge kredietwaardigheid.

Private geldschieters vrezen verder dat de politieke steun voor kernenergie onder volgende kabinetten weer afbrokkelt. Dat zou kunnen betekenen dat de centrales niet worden afgebouwd of voortijdig moeten sluiten, waardoor zij financieel schade zouden lijden.

Pensioenfondsen zijn vanwege hun enorme belegde vermogens denkbare investeerders, maar de meeste zijn nog niet enthousiast. „Er zijn nog veel onduidelijkheden over de risico’s en de rendementen”, zegt een woordvoerder van pensioenfonds PMT. ABP, een ander groot pensioenfonds, laat weten: „Dit zijn investeringen voor de zeer lange termijn en je zult goed moeten kijken hoe je bindende afspraken kunt vastleggen om een passend rendement te waarborgen.”

‘Goed debat met de samenleving’

In Nieuwsuur zei voorzitter Eric Uijen van pensioenfonds PME deze zomer dat PME wél bereid is te investeren in de nieuwe centrales. Een voorwaarde die hij meteen stelde, is dat het pensioenfonds gedurende de bouw al rendement ontvangt over elektriciteit die in de toekomst moet worden opgewekt. Dat is een heikel punt, omdat de staat zal die vergoeding zal moeten betalen.

PME is vooralsnog de enige private partij die zich publiekelijk bereid heeft verklaard om een investering te overwegen. En ook Uijen is behoedzaam. „De overheid moet eerst een goed debat voeren met de samenleving over de vraag wat we willen”, zegt hij tegen NRC. „Het vorige kabinet wilde twee kerncentrales, dit kabinet wil er vier. Het gaat om keuzes voor zo’n zestig jaar.” Een eventuele bijdrage van PME zal overigens niet meer dan een fractie bedragen van alle bouwkosten.

Binnen energiemaatschappijen woedt discussie over de vraag of ze moeten meedoen, aldus betrokkenen, mede doordat kernenergie omstreden is.

„Het is duidelijk dat de energietransitie regie vanuit de staat nodig heeft”, zegt een ingewijde. Niet alleen omdat de energietransitie complex is, ook omdat het bedrijfsleven te afwachtend is, volgens deze bron. Minister Jetten toonde zich vorig jaar al kritisch over de risicomijdende houding van het bedrijfsleven. Hij zei toen tijdens een persconferentie over de verduurzaming van het energiesysteem dat de overheid zich „veel pro-actiever” zou gaan opstellen. „We hebben lang gedacht: de markt regelt het wel. Maar we zien nu toch een grotere rol voor de overheid.”

Een meerderheidsbelang voor de staat is de aantrekkelijkste optie om investeerders over de streep te trekken

Silvio Erkens
Kamerlid VVD

VVD-Kamerlid Silvio Erkens denkt dat een meerderheidsbelang voor de staat belangrijk is om investeerders over de streep te trekken. „Anders zal de staat hele grote garanties en financiële prikkels aan investeerders moeten beloven om ze ervan te overtuigen dat de overheid niet over enkele jaren toch weer wat anders besluit. Die zullen het dusdanig duurder maken dat dit gewoon de aantrekkelijkste optie is.”

Pieter Boot, voormalig sectorhoofd Klimaat en Energie bij het Planbureau voor de Leefomgeving, zet vraagtekens bij een meerderheidsaandeel voor de staat. „De omvang van de investering lijkt me het grootste probleem niet,” zegt hij, „maar de risico’s die eraan verbonden zijn wel. De ellende is dat de elektriciteit van een kerncentrale duurder is dan die van wind op zee en zon.”

Boot doelt op het feit dat kerncentrales gebouwd zijn om vele uren te draaien. Op momenten dat energie uit wind en zon beschikbaar is, zal dat echter goedkoper zijn dan kernenergie. Vooral bij wind op zee gaat het om vele uren. Kerncentrales steeds aan en uit zetten maakt de energie die ze leveren gemiddeld erg duur.

Er speelt nog iets anders, zegt de econoom. „De overheid laat veel windparken op zee bouwen. Daar zullen de kerncentrales mee concurreren. Hier zit een schurend belang, omdat de windparken dan moeten concurreren met een bedrijf dat deels van de overheid is. De overheid wordt marktmeester en eigenaar tegelijk.” De eigenaren van de windparken zouden dat als oneerlijke concurrentie kunnen ervaren.

Formeel heeft het kabinet nog niets besloten, alle opties zijn nog open. Het nieuwe ministerie van Klimaat en Groene Groei werkt onder leiding van minister Sophie Hermans (VVD) aan een zogeheten marktconsultatie om te polsen of er animo is onder private investeerders. De uitkomst daarvan wordt binnenkort verwacht.

Tijdlijn
Twee nieuwe kerncentrales

December 2021
Het kabinet-Rutte IV kondigt aan twee nieuwe kerncentrales te willen bouwen.
December 2022
Minister Jetten (Klimaat en Energie, D66) wijst Borssele aan als voorkeurslocatie. Een andere optie was de Maasvlakte.
Begin 2023- zomer 2024
Het kabinet laat drie bouwers – EDF (Frankrijk), Westinghouse (VS) en KHNP (Zuid-Korea) – onderzoek doen naar de technische en financiële haalbaarheid van de bouw. Private partijen worden gepolst of ze willen investeren. In de regio beginnen inspraakprocedures.
September 2024
Het onderzoek naar mogelijke locaties wordt uitgebreid met Terneuzen.
Najaar 2024-begin 2025
De Tweede Kamer zal worden geïnformeerd over de haalbaarheid en de rondgang langs geldschieters. Het kabinet zal meer informatie verstrekken over de verwachte (financiële) rol van de overheid bij de bouw. Verder zal het kabinet een definitief besluit nemen over de locatie.
Voorjaar 2025
Het kabinet wil een definitief besluit nemen over het bouwen van twee nieuwe kerncentrales.
Medio 2025
Begin van de aanbestedingsprocedure en het vergunningstraject.
2026
De aanbestedingsprocedure moet afgerond zijn.
2028
Vergunning verleend.
2028
Start bouw.
2035
Verwachte ingebruikname.