
Tussen D-day, de landing van de geallieerden in Normandië op 6 juni 1944, en de officiële bevrijding van Nederland (5 mei 1945) zitten elf maanden. Waarom het nog zo lang duurde om de Duitsers te verslaan en Europa te bevrijden wordt uitgelegd in Het grote offensief. Deze film van Victor D. Ponten (co-regisseur Rabat, Catacombe, Mocro maffia) reconstrueert op gedetailleerde wijze wat er na D-day gebeurde. Ponten gebruikt daarbij archiefmateriaal, kaarten, maquettes en nagespeelde scènes van zowel de bevelhebbers achter de linies als de soldaten op de grond.
De betrokken bevelhebbers, de Amerikaanse generaal Eisenhower en Britse veldmaarschalk Montgomery, botsen na D-day al snel over de te volgen militaire strategie. Eisenhower wil een breed front, Montgomery zo snel mogelijk doorstoten naar Berlijn. Na de bevrijding van Antwerpen loopt hun conflict hoog op. Ondertussen probeert Hitler een cruciaal legeronderdeel te hergroeperen en trekken Canadese en Poolse soldaten Zeeuws-Vlaanderen binnen.
Na de mislukte Slag om Arnhem, operatie Market Garden in september 1944, likt Montgomery zijn wonden en wordt hij min of meer gedwongen de Canadese troepen bij te staan. Die stuiten op fel Duits verzet in Zeeland, met name op het eiland Walcheren. Zeeland is voor de Duitsers cruciaal vanwege de Atlantikwal, de verdedigingslinie langs de kust.
Zinloze onderwater zetten
De Zeeuwse episodes van het in opdracht van ‘Stichting 80 jaar vrijheid Zeeland’ gemaakte docudrama overlappen flink met de speelfilm De Slag om de Schelde (2021), die weer was gemaakt om 75 jaar bevrijding te vieren. De regisseur ervan, Matthijs van Heijningen jr., is een van de producenten van Het grote offensief. In beide films komt het zinloze onderwater zetten van Walcheren aan bod, evenals de slag om de Sloedam in Zuid-Beveland. Het docudrama is minutieuzer en meer op kale feiten gericht dan Van Heijningens vijf Gouden Kalveren winnende speelfilm, maar daardoor ook minder meeslepend. De nagespeelde, ontkleurde scènes in Het grote offensief zijn bedoeld om op de loer liggende saaiheid te ondervangen, maar zijn juist vrij problematisch. De acteurs doen hun best, maar de wat stijve scènes voegen weinig toe aan de voice-over van Gijs Scholten van Aschat. Soms werken ze onbedoeld lachwekkend, vooral de scènes waarin Hitler figureert: zijn fameuze woede-uitbarstingen zijn intussen het cliché voorbij.
Het grote offensief heeft veel oog voor de menselijke kosten van oorlog en werkt het best als het archiefmateriaal mag spreken. Daar kan uiteindelijk niets tegen op: vermoeide soldaten in de modder, een desolaat onder water staand Walcheren en de verwoesting van vele markante Zeeuwse plaatsjes.
