Hoe overleeft een plant die leeft in een voedingsloze bodem? De Paarse trompetbekerplant vangt dieren om benodigde voedingsstoffen binnen te krijgen. Normaal gesproken zijn dat kleine insecten maar fotograaf Samantha Stephens vond twee gevlekte salamanders gevangen in de beker van een Canadees exemplaar in Algonquin Provincial Park. Stephens behaalde met deze foto de eerste plek.
Foto Samantha Stephens
N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Meer dan negenduizend foto’s werden ingestuurd door fotografen uit 54 landen voor fotowedstrijd ‘Close-Up-fotograaf van het jaar 2022’. Fotograaf Tracey Calder en haar man organiseerden de jaarlijkse wedstrijd voor de vierde keer. De reden: hun liefde voor ‘macrografie’, fotografie van het allerkleinste. “We worden weggeblazen door wat we door een microscoop kunnen zien”, schrijven ze op hun website. “Het opmerken van de kleine dingen in de natuur is geweldig.” Het thema van de wedstrijd van 2022 was ‘minimaal’. De ingestuurde foto’s zijn kleurrijk, gedetailleerd en geven een inkijkje in een wereld die zich veelal verstopt voor het blote oog.
In de avonduren vliegen termieten uit voor warmte en voedsel. Bij een Indiase benzinepomp zag fotograaf Anirban Dutta een koningsdrongo jacht maken op de zwerm. Dutta maakte er verschillende foto’s van. Het resultaat is dit beeld vol vleugelslagen en vluchtende termieten. Foto Anirban Dutta
Deze zogeheten gesteelde kwal heeft zich gevestigd op zeewier dat groeit op de bodem van de dichtgevroren Russische Witte Zee. Aan de hoeveelheid groene algen kun je zien dat de lente in aantocht is. Foto Viktor Lyagushkin
Deze bidsprinkhaan zit normaal gesproken in natte graslanden, maar voor een kannibalistisch maaltje gaat hij graag even naar de nabijgelegen autoweg. Het eten van de mannetjes is geen gek fenomeen als vrouwtjes trek hebben. Foto Takuya Ishiguro
De vleugelslagen van een libelle. Foto Bert Faber
Dit is een reflectie van een gebouw in Canary Warf, Londen. Het mystieke beeld ontstond nadat fotograaf Mike Curry twee uur lang zijn camera probeerde scherp te stellen op het gladde water van de Theems. Foto Mike Curry
Hoe overleeft een plant die leeft in een voedingsloze bodem? De Paarse trompetbekerplant vangt dieren om benodigde voedingsstoffen binnen te krijgen. Normaal gesproken zijn dat kleine insecten maar fotograaf Samantha Stephens vond twee gevlekte salamanders gevangen in de beker van een Canadees exemplaar in Algonquin Provincial Park. Stephens behaalde met deze foto de eerste plek. Foto Samantha Stephens
Een groepje langstelige kroeskopjes groeien op het rotte hout van de de schutting van fotograaf Barry Webb. De koude temperaturen in januari zorgden voor een bol van glazig ijs om de slijmzwam. Foto Barry Webb
Een porseleinkrabbetje dat zich in de nacht nestelt in een anemoon. Dit tafereel werd gefotografeerd bij Bacong in de Filipijnen. Foto Andrey Savin
Terwijl fotograaf Nathan Benstead door het veld liep op zoek naar schimmels op rotte stukken hout vond hij deze groep Grote langdraadwatjes. Foto Nathan Benstead
In het Poolse Wigry National Park nam fotograaf Marek Miś een monster van deze rode zoetwateralg. Miś maakte meer dan honderd beelden vanuit verschillende hoeken. Met speciale technieken creëert hij met zijn technieken kleurrijke beelden van organismen die met het blote oog niet waar te nemen zijn. Foto Marek Miś
Een kleurrijk netwerk aan schimmels, gevonden in Venezuela. Foto J. Fritz Rumpf
Een wielwebspin die klaar zit voor de aanval. Deze spinnensoort staat bekend om zijn camouflage. In dit geval probeert het beestje te lijken op vogelpoep. Foto Jamie Hall
Vlakbij Ede vond Wim Vooijs deze weidebeekjuffer gehuld in ochtenddauw. In de vroege morgen wachten ze op de zon om te drogen zodat ze weer kunnen vliegen. Foto Wim Vooijs
Een abstract beeld van dansende oliedruppels die niet oplossen in water. Fotograaf Matt Vacca vindt de natuurlijke tegengesteldheid metaforisch voor het echte leven. Hij noemt het een dans gezien door zijn cameralens. Foto Matt Vacca
Terwijl de kleine vijver opgedroogd is, zoeken de kleine padden bescherming. Deze twee exemplaren vonden onderdak in de beschimmelde voetafdruk van een bulldog. De Spaanse fotograaf Juan J. Gonzalez Ahumada stelde zich een drinkende hond voor die zijn sporen achterliet in de modder aan de rand van de vijver. Foto Juan Jesus Gonzalez Ahumada
Op 13 januari brak er een grote ijsschots (A84) af van de George VI ijsplaat, die aan de zijkant ligt van het schiereiland dat richting het noorden naar het puntje van Zuid-Amerika reikt. De onderzoekers van de Falkor, die toevallig in de buurt waren voor ander onderzoek, volgden hun nieuwsgierigheid. Op 25 januari bereikten ze de plek waar kort daarvoor nog een honderdvijftig meter dik pak ijs had gelegen.
Met een robotonderzeeër, de SuBastian, zochten ze acht dagen lang de ongerepte zeebodem af naar bijzonderheden.
Op jonge leeftijd verhuisde Xiaoxiao Xu (40) binnen China naar een andere stad met een nieuw dialect. Zeven jaar later reisde ze haar moeder achterna naar Nederland, waar ze weer een nieuwe taal moest leren. Xu worstelde er lange tijd mee hoe ze zichzelf moest uiten maar vond een manier in de fotografie. In 2009 studeerde ze af aan de Fotoacademie in Amsterdam, sindsdien werkt ze aan eigen projecten.
Door de verhuizing in China had Xu zich geïsoleerd gevoeld en een toevlucht gezocht in de wereld van Japanse manga. Toen ze in Nederland in 2022 voor de eerste keer een cosplay-conventie bezocht, zag ze, naast figuren uit bijvoorbeeld Star Wars en Breaking Bad, personages uit Japanse anime en manga. „Ik had gelijk een band met de bezoekers. Ik voelde me als een kind in een snoepwinkel”, vertelt ze. Voor haar nieuwe fotoboek This looks better irl: Exploring cosplay cons bezocht Xu in tweeënhalf jaar tijd meer dan dertig cosplay-bijeenkomsten in Nederland, België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Ze werd er betoverd, zoals ze het zelf formuleert, door het gemeenschapsgevoel en de creatieve aandacht voor kleding, make-up en accessoires waarmee personages uit films, strips en games tot in detail worden uitgebeeld.
Op sociale media delen cosplayers geregeld het maakproces van hun outfit, waar ze soms maandenlang aan werken. Xu besloot naast eigen foto’s ook hun Instagram-screenshots in haar boek op te nemen.
Online laten deze cosplayers niet alleen hun creaties zien, maar ook hun onzekerheden en kwetsbaarheden, zegt ze. In het voorwoord schrijft ze: „Een groot deel van de cosplaygemeenschap is neurodivergent. […] Op sociale media delen ze hun gevoelens.” Zo vertelt een cosplayer op Instagram dat de therapie voor een angststoornis haar zwaar valt. Een ander geeft aan liever niet spontaan aangesproken te willen worden op een conventie, omdat dat te veel onverwachte prikkels geeft.
Xu: „Ik denk dat veel mensen moeite hebben om hun gevoel te uiten in taal. Met mijn fotoserie wil ik de eigenheid van cosplayers laten zien. Vaak worden ze weggezet als kinderlijk. Ze omarmen juist de vrijheid om zichzelf te zijn.”
Niet voor iedereen is cosplay overigens een toevluchtsoord, zegt ze. „Een groot deel vindt het gewoon leuk om te knutselen en creatief bezig te zijn. Om iets moois aan te trekken en naar een conventie te gaan.”
Vroeger was Willy Kling (73) timmerman en trainde hij de plaatselijke voetbaljeugd. Nu is hij met pensioen en traint hij waterslagers. Dat is een kanarieras dat speciaal voor de zang wordt gefokt, waar dan weer wedstrijden voor worden georganiseerd. Vanzelf gaat dat zingen niet: alleen de mannetjes doen het, en ook die brengen hun krachtige, gevarieerde, als klokkend en borrelend water klinkende lied alleen na een zorgvuldig uitgedacht trainingsregime.
Er is een jaarlijkse cyclus, die rond deze tijd van het jaar begint. De zang van de waterslager is deels erfelijk bepaald, dus de in het Gelderse Wijchen wonende Willy Kling en zijn vrouw (die „voor 200 procent” achter zijn hobby staat) koppelen een melodieus mannetje aan een vrouwtje, een ‘pop’, en dan hopen ze „dat daar weer toppers uitkomen”. Als ze vijf dagen oud zijn krijgen de jonge vogeltjes een voetring met daarop het kweeknummer dat Kling van de bond toebedeeld kreeg en een uniek nummer per dier.
In november, als ze een klein half jaar oud zijn, begint de zangles. In de volière laten de mannetjes zich dan al horen, maar nu gaan Kling en zijn vrouw ze ‘opkooien’, zoals dat heet: vier boven elkaar, elk in een eigen kooitje. Waterslagers beginnen te zingen als het licht wordt, dus hij zet ze in een volledig verduisterde ruimte waar hij met een lamp meerdere keren per dag een zonsopkomst veinst. En dan luisteren. Twaalf verschillende geluiden (‘toeren’) onderscheiden de experts: de klokkende, bollende en rollende waterslag moeten ze in het repertoire hebben, net als bijvoorbeeld het knorren, woeten, bellen en tjokken. Belangrijk is dat de onderste van de vier een brutaal knaapje is, niet bang het voortouw te nemen: waterslagers beginnen doorgaans te zingen zodra ze onder hen een soortgenoot horen.
Kling zit erbij en noteert. „Het mooiste”, zegt hij, „is als ze alle vier hetzelfde lied inzetten, dat het een zuiver in het gehoor liggend geheel is. Als er een met de knor begint en een ander met de klok, dan klinkt het niet.”
Hoe krijg je dat voor elkaar? Lachend: „Ja, dat is het uitzoeken van de liefhebber.” Het samenstellen van goed op elkaar ingespeelde kanarieteams helpt natuurlijk. En voedsel is belangrijk. Kling experimenteert met soorten voer, weegt het op de gram nauwkeurig. Anijszaad, bijvoorbeeld, is wat nootachtig, dat is heel goed voor de keeltjes. „Maar welk voer precies, en in welke hoeveelheden: dat is geheim. Daar ben ik járen mee bezig geweest.” Wat ook helpt is een strak ritme: niet de ene dag voeren om vijf uur en de volgende pas om zes uur. „Een mens moet regelmaat hebben, maar een vogel ook.”
Zo werkt hij toe naar de wedstrijden. Het Nederlands kampioenschap was de afgelopen jaren in Urk. Kling neemt altijd een wedstrijdselectie van 24 waterslagers mee; zes teams van vier, in houten koffers. De bedoeling is dat je ze daar aflevert, je mag er niet bij zijn als de keurmeesters naar het gezang van de deelnemende vogels luisteren en scores toekennen. Wel geeft Kling zijn eigen voer mee, en zelfs zijn eigen water. „Dat is gewoon kraanwater, maar wel van hier. In Wijchen is het water anders dan in Katwijk of Urk. Elke plaats heeft z’n eigen hardheid.” De kleinste verandering van spijs, zo gelooft hij, zou de zang van z’n vogels kunnen aantasten. Zo werd hij al meerdere keren Nederlands kampioen – en zelfs een keer wereldkampioen.
Foto’s Eveline van Elk
Op het laatste NK, afgelopen januari, heeft hij „wel goed gedraaid, laat ik het zo zeggen”. Er zijn meerdere categorieën: een voor het kwartet vogels boven elkaar, een voor duo’s, een voor enkelingen. Hij kwam thuis met respectievelijk de tweede, derde en tweede plaats. Tevreden? „Jah, ik ben ergens wel blij, maar toch, toch.” Bij meerdere andere zangwedstrijden ging hij dit jaar naar huis met de prijs voor ‘meesterzanger’: die is voor de vogel die van alle 250 tot 300 die meededen het mooist zong. Van prijzengeld is overigens geen sprake; Kling en andere deelnemers doen het voor de eer.
Foto Eveline van Elk
De vogels gaan na de wedstrijd weer naar de volière; sowieso zitten ze nooit langer dan twee, drie dagen achtereen in het kleinere kooitje, zegt hij. Na zo’n cyclus gaan ze naar een opkoper, die ze naar onder meer het Midden-Oosten en Vietnam vervoert. „Schijnbaar willen die mensen daar ze in huis hebben.”
Er zijn steeds minder mensen die dit doen, zangkanaries kweken en leren zingen. Met duizenden waren ze in de jaren vijftig, nu is Willy Kling een van de weinigen die er nog elke dag mee bezig is.
Ja, elke dag, benadrukt hij, maar niet de héle dag. „Je kunt wel eindeloos bij die kooien gaan liggen hangen, maar dat vinden die vogels ook niet leuk.”