Clint Eastwood was in de jaren tachtig al een ‘eco-terrorist’

Milieu-activisme in film Milieubewustzijn en doembeelden spelen sinds de jaren 70 een rol in films. Al werden activistische personages niet bestempeld als ‘eco-terroristen’.

Clint Eastwood in ‘Pale Rider’ (1985).
Clint Eastwood in ‘Pale Rider’ (1985). Foto ANP / Mary Evans Picture Library Ltd.

Is Clint Eastwood een boze milieu-activist? Weinigen zullen dat denken. Maar in zijn bijna veertig jaar oude western Pale Rider neemt de door Eastwood gespeelde hoofdpersoon Preacher het op tegen een kwaadaardige mijneigenaar. Deze wil op grote schaal steen en grind winnen uit een berg. Daarvoor wordt water onder grote druk een berg op gespoten, waarbij bomen vernield worden en de grond wegspoelt. Het resulteert in een landschap dat er apocalyptisch uitziet. In de climax van Pale Rider vernietigt de mysterieuze Preacher met dynamiet de hele mijninstallatie, inclusief barakken.

In interviews uit 1985 beaamde Eastwood dat zijn western een ecologisch statement was. Net als How to Blow Up a Pipeline, die deze week in première gaat. De FBI vindt die laatste een gevaarlijke film en waarschuwt dat hij mensen mogelijk zou inspireren tot ‘eco-terrorisme’. Indertijd werd Eastwoods ecologische boodschap nauwelijks opgepikt, men zag zijn film als een tamelijk conventionele western. Toch past Pale Rider in een bescheiden corpus films dat tegenwoordig ‘ecocinema’ heet en bestudeerd wordt in studierichtingen als Green Media Studies.

Al Gore in ‘An Inconvenient Truth’ (2006). Foto UIP

Nostalgie

Pale Rider is niet de eerste (Hollywood)film die ecologische thema’s behandelt. Zowel de invoering van de jaarlijkse Dag van de Aarde (Earth Day) in 1970 als het alarmerende rapport De grenzen aan de groei (1972) van de Club van Rome was van invloed op het ontstaan van films over de impact van de mens op zijn natuurlijke leefomgeving. Zo kijken verschillende sciencefictionfilms uit begin jaren zeventig nostalgisch terug op een paradijselijke aarde die door ecologische of nucleaire rampen niet meer bestaat.

Soylent Green (1973), met Charlton Heston, speelt zich af in 2022, met een aarde die overbevolkt, oververhit en vervuild is. De veertig miljoen inwoners van New York overleven met het eten van ‘soylents’, vleesvervangers avant la lettre die in diverse (kleur)varianten komen, allemaal gebaseerd op soja. Een nieuwe variant, soylent green, blijkt een verrassende (en gruwelijke) component te bezitten, mensenvlees. De legendarische acteur Edward G. Robinson mag in zijn laatste rol melancholisch mijmeren over een tijd dat de aarde nog paradijselijk was: „People were always rotten. But the world was beautiful.

De bijna twintig jaar oude blockbuster The Day After Tomorrow is de nostalgie ver voorbij en liet in 2004 zien waar onomkeerbare opwarming van de aarde toe zou leiden: orkanen, vloedgolven en hagelbuien. De rampenfilm van Roland Emmerich zorgde voor een hernieuwd bewustzijn over de desastreuze gevolgen van klimaatverandering. In die zin was het een fictievariant van de invloedrijke en controversiële documentaire An Inconvenient Truth, met Al Gore als gids. Die leidde in 2006 niet alleen tot felle pro/contra-debatten, maar zorgde ook dat de klimaatcrisis als thema onontkoombaar werd. De impact van An Inconvenient Truth leek groot, maar de activistische effecten ebden na enkele maanden weg.

In 2009 volgde de gedramatiseerde variant van An Inconvenient Truth, docudrama The Age of Stupid. Vanuit 2055, als de aarde een soort hel is, kijkt de verteller – een archivaris – terug op het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw. „Hoe heeft het zo ver kunnen komen? Hoe konden we zo stom zijn? Dachten we soms dat de mensheid het niet waard was om gered te worden?”

Beeld uit ‘The Day After Tomorrow’ (2004) van Roland Emmerich.

Lees ook een interview met regisseur Daniel Goldhaber over ‘How to Blow Up a Pipeline’: ‘Ik weet dat mensen van mij willen weten: vind ik dat we pijpleidingen moeten opblazen?’

Wanhoop

De jonge hoofdpersonen uit How to Blow Up a Pipeline willen niet zo stom zijn. Ze kennen de aarde alleen als verwoest wingebied, dus hebben geen weemoed naar de tijd dat het de Tuin van Eden was. Nostalgie heeft definitief plaatsgemaakt voor wanhoop, voor een gevoel van urgentie. Omdat zij met eigen ogen zien tot welke gruwelen de fossiele industrie leidt, vinden zij dat ze niet anders kunnen dan illegaal handelen. Niet straks, maar nú. Dat ze eco-terroristen genoemd worden, nemen ze voor lief: „Als de Amerikaanse overheid ons terroristen noemt, dan doen we iets goed.”

Dat doet denken aan Kelly Reichardts Night Moves (2014) over jonge milieu-activisten, onder wie een fundamentalist, die iets opblazen. Die trok een decennium geleden weinig aandacht van de FBI. Maar Reichardts film was ambigue arthouse zonder voorgekookte ideologische boodschap. In How to Blow Up a Pipeline zijn de morele posities helderder. Toch maakte Reichardt in 2014 een gelijkaardig punt als de makers van How to Blow Up a Pipeline. Zo merkte ze destijds in de Filmkrant op: „Wat me irriteerde is dat milieu-activisme al heel snel eco-terrorisme heet, zelfs als het om heel wat minder drastische acties dan het opblazen van een dam gaat. Maar waarom heten die illegale lozingen van Shell en BP eigenlijk geen terrorisme?”

Charlton Heston in ‘Soylent Green’ (1973). Foto ANP / Mary Evans Picture Library Ltd.