Met het Frans-Engelstalige liedje C’est La Vie heeft de Nederlandse zanger Claude zich geplaatst voor de finale van het Eurovisie Songfestival, dat zaterdag plaatsvindt in de Zwitserse stad Bazel. Dinsdagavond vond de eerste halve finale plaats, waarin naast Claude veertien andere deelnemers aantraden. In totaal kwalificeerden zich dinsdag tien landen voor de finale.
In een show die gekenmerkt werd door veel bombastische optredens en weinig rustige nummers, stond de 21-jarige Claude als dertiende op het podium. Hij droeg een rood kostuum en bracht twee dansers en drie violisten mee. Aan het einde van het nummer zong Claude tegenover een elfjarige versie van zichzelf op een scherm, gespeeld door de jongen die ook in de clip van het nummer te zien was. Het optreden was „recht uit het hart”, volgens Songfestivalcommentator Cornald Maas.
Naast Nederland plaatsten ook topfavoriet Zweden, Noorwegen, Albanië, IJsland, Polen, San Marino, Estland, Portugal en Oekraïne zich voor de finale. België, dat hoog stond bij de bookmakers, werd uitgeschakeld. Gastland Zwitserland en de grote vijf landen Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk waren al zeker van een finaleplaats.
Controverse
Het Songfestival is ook dit jaar weer onderwerp van controverse vanwege de deelname van Israël, dat donderdag tijdens de tweede halve finale aan zal treden. Organisator European Broadcaster Union (EBU) houdt vol dat het Songfestival „geen politiek evenement” is.
Ook het vlagprotocol zorgde voor ophef: artiesten mogen bij de traditionele vlaggenparade zaterdag geen Pride- of Palestijnse vlag dragen, enkel de vlag van hun eigen land.
Lees ook
Van een vlammende vioolsolo tot twee stuiterende broers: NRC beoordeelde de Songfestivaloptredens van de eerste halve finale
Wat begon met een hoopvolle verkiezingsbelofte van de PVV, eindigde in diepe teleurstelling: het Zuyderland-ziekenhuis in Heerlen sluit tóch drie belangrijke afdelingen. Redacteur Oscar Vermeer ziet hoe het ziekenhuis symbool staat voor de kloof tussen Haagse politiek en een regio die zich al jaren vergeten voelt.
Voormalig president José ‘Pepe’ Mujica van Uruguay is dinsdag op 89-jarige leeftijd overleden in zijn woonplaats Montevideo. Hij was sinds vorig jaar ziek en leed aan slokdarmkanker.
Mujica werd wel „de armste” of „meest bescheiden” president ter wereld genoemd vanwege zijn sobere levensstijl. Tijdens zijn regeerperiode (2010-2015) besloot Mujica negentig procent van zijn presidentiële salaris (12.000 Amerikaanse dollar) af te staan aan goede doelen, aan arme Uruguayanen en aan kleine ondernemers.
Hij weigerde te verhuizen naar het presidentieel paleis, maar bleef in zijn kleine boerderij wonen waar hij bloemen kweekte en groente verbouwde, samen met zijn echtgenote en politica Lucía Topolansky en hun drie honden.
Van dure auto’s moest hij niets hebben, hij bleef in zijn oude Volkswagen Kever rijden. Door zijn simpele levensstijl en levensfilosofie, zijn sociale inborst en de afwijzing van luxe werd hij een voorbeeld voor velen, inspireerde hij wereldwijd mensen en hing er een ware cultstatus om hem heen.
Over geld zei Mujica: „We zijn te gefocust op rijkdom en niet op geluk. We zijn alleen maar bezig met dingen doen en voor je het weet is het leven aan je voorbijgegaan”.
Legalisering marihuana
Mujica transformeerde tijdens zijn presidentschap het kleine, oer-katholieke Uruguay tot een van de meest sociaal-liberale en progressieve democratieën ter wereld. Onder zijn bewind werd in Uruguay marihuana gelegaliseerd waarbij de overheid zelf producent werd van cannabis.
„Ik verdedig drugsgebruik niet. Maar ik kan een verbod niet verdedigen, want nu hebben we twee problemen: drugsverslaving, wat een ziekte is, en drugshandel, wat nog erger is”, zei Mujica verwijzend naar de georganiseerde misdaad in Uruguay, die de marihuanahandel in handen had.
Tijdens zijn regeerperiode tekende hij ook wetten die het homohuwelijk mogelijk maakte en versoepelde hij abortuswetgeving.
Guerillastrijder
José Mujica was een voormalige guerrillastrijder, boer en bloemenkweker. Hij groeide op in een gezin van migranten die in de 19e eeuw vanuit het Spaanse Baskenland naar Uruguay trokken. Zijn vader overleed toen hij net tien was, en hij hielp zijn moeder vervolgens op de boerderij, waar ze kippen kweekten en aan veeteelt deden.
Een deel van zijn familie was actief in de lokale politiek en Mujica raakte al op jonge leeftijd politiek geïnteresseerd en sloot zich aan bij de Nationale Partij. Maar hij raakte teleurgesteld omdat er geen ruimte was voor progressieve denkbeelden en politieke hervormingen binnen deze centrumrechtse partij.
In de jaren zestig werd hij medeoprichter van de marxistisch-leninistische stadsguerrillabeweging Tupamaras. Die beweging richtte zich tegen de conservatieve regering middels overvallen, politieke ontvoeringen en bomaanslagen. Mujica was in die tijd betrokken bij verschillende gewelddadige confrontaties met de politie en militairen en werd een aantal keren neergeschoten.
Lees ook deze column van Carolina Trujillo
Oude linkse rakkers
In 1973 kwam het leger aan de macht en was er twaalf jaar lang een militaire dictatuur in het land gevestigd waarbij naar schatting tweehonderd mensen werden ontvoerd en vermoord en duizenden Uruguayanen gevangen werden genomen en gemarteld.
De guerrillabeweging Tupamaras werd ontmanteld en Mujica werd gearresteerd en zat dertien jaar achter de tralies waarbij hij werd gemarteld, en lange tijd in eenzame opsluiting zat. Samen met andere leden van de Tupamaras ontsnapte Mujica uit de gevangenis door het graven van een tunnel maar hij werd opnieuw gearresteerd.
Linkse regeringen
Nadat de democratie terug keerde in 1985 werd Mujica vrijgelaten en begon hij in 1989 met de linkse Beweging voor Volksparticipatie (MPP). Hij werd gekozen tot congreslid en aansluitend senator. In de eerste linkse regering van Uruguay werd hij minister van Landbouw. In 2010 werd Mujica gekozen tot president met een ruime meerderheid van de stemmen, hij was toen 74 jaar.
Hoewel er toen ook kritiek klonk vanwege zijn verleden als guerrillaleider droegen veel Uruguayanen hem op handen, onder meer omdat hij weigerde mee te gaan met de presidentiële protocollen. Tijdens zijn regeerperiode lukte het Mujica ook met rechtse partijen een dialoog op te zetten en tot samenwerking te komen.
„We kunnen niet doen alsof we het overal over eens zijn. We moeten het eens zijn met wat er is, niet met wat we graag zouden willen” is een van zijn bekendste uitspraken.
Sociale rechtvaardigheid
Na zijn regeertermijn bleef Mujica zich inzetten voor sociale veranderingen en werd hij een icoon voor linkse bewegingen en Latijns-Amerikaanse leiders.
Uit heel Latijns-Amerika stroomden reacties binnen na het overlijden van Mujica. President Lula da Silva van Brazilië, die goed bevriend was met Mujica, prees hem vanwege zijn „menselijke grootheid” en noemde hem „een strijder voor sociale rechtvaardigheid”. Hij roemde daarbij zijn inzet tegen ongelijkheid.
En weer richtte president Donald Trump zich maandag in een volgepakt zaaltje in het Witte Huis tot de wereld. Deze keer was het om zijn „fantastische handelsdeal” met China te vieren en een „historisch” decreet te ondertekenen dat de prijs van medicijnen in de VS met tientallen procenten moet verlagen. En ook nu werd hij omgeven door een selectie uit zijn kabinet (dit keer onder meer voormalig televisiedokter ‘Oz’ en minister van volksgezondheid Robert Kennedy), die zich uitputten in loftuitingen aan de president. Narcisme ten top.
Het opgeklopte mediamoment kan niet verhullen dat Trump momenteel beleidsmatig weinig klaarspeelt. Zijn campagnebeloftes over een snel einde aan de oorlogen in Oekraïne en Gaza hebben tot nu toe niets opgeleverd. Zijn ‘Bevrijdingsdag’ om „Amerika weer rijk” te maken (de importheffingen van 2 april) zijn hard op de economische realiteit gebotst en in de koelkast verdwenen. In plaats daarvan wordt er al weken onderhandeld met allerhande landen. En de twee ‘deals’ die Trump tot nu toe wist te sluiten (met het VK en China) zijn geen akkoorden maar hooguit aanzetten tot voorwaarden waaronder een proces van onderhandelingen zou kúnnen beginnen.
Hoe anders is dat achter de schermen van de Oval Office. Daar blijken Trump en zijn naasten de afgelopen weken keihard te hebben gewerkt aan een veel minder openlijke agenda: die van schaamteloze zelfverrijking. Deze week werd dat ineens zichtbaar toen bleek dat Trump, die dezer dagen Saoedi-Arabië, Qatar en de Verenigde Arabische Emiraten bezoekt, een heel vliegtuig cadeau had gekregen van Qatar. Ter vervanging van het hoogbejaarde regeringstoestel Air Force One, verklaarde president zonder aarzeling. Een supergoeie deal, want waarom meer betalen voor een toestel als het ook gratis kan?
Het antwoord op deze vraag is (de schijn van) corruptie, en dat is nou net niet het antwoord dat Trump wil horen. Want wat wil Qatar terug voor deze gift? Niemand die het weet. Het voorbeeld van de Boeing staat niet op zichzelf. Trump begon op de dag van zijn inauguratie met een eigen memecoin, de $TRUMP, en zet die in als middel om geld binnen te harken. Wie er het meest van koopt, wint een diner met de president. Zijn zoons Donald junior en Eric hebben voor miljarden aan privé-vastgoedcontracten gesloten op drie continenten en brengen een cryptobedrijf naar de beurs. En dan zijn er nog de media en advocatenkantoren die miljoenen overmaken aan de president om juridische vervolging te voorkomen of sowieso in de gratie te blijven van het Witte Huis.
Politiek en geld zijn al lang geleden een onzalige verbintenis aangegaan in de Verenigde Staten. Campagnes om president te worden kosten honderden miljoenen dollars, die moeten opgebracht worden door donateurs. En die willen daar wat voor terug. Dat is niet voorbehouden aan de Republikeinen onder Trump, maar helaas staande praktijk.
Maar Trump 2.0 rekt deze praktijken op tot ver buiten de grenzen van het juridisch toelaatbare. Het cynische is dat hij daar meer dan welke andere president voor hem ook de ruimte voor heeft, door de uitspraak van het Hooggerechtshof vorig jaar die presidenten immuniteit verleende voor letterlijk al hun officiële handelingen. Als alles mag, is dus niets verboden.
Wat rest is verbazing over hoe snel een op zichzelf goed functionerende rechtstaat kan afglijden tot dit niveau. Laat dat een les zijn: ook gevestigde democratieën zijn kwetsbaar voor brute autocraten.