N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Festival Oude Muziek Luitist Christina Pluhar staat met haar ensemble L’Arpeggiata bekend om haar speelse en genre-overschrijdende interpretaties van oude muziek. Binnenkort treedt ze weer op in het Festival Oude Muziek in Utrecht.
Vrouwen die sterven door toedoen van hun geliefde. De Oostenrijkse luitist en theorbist (basluit) Christina Pluhar heeft dit jaar geen luchtig thema gekozen voor het programma waarmee zij en haar gezelschap L’Arpeggiata het podium van het Festival Oude Muziek in Utrecht betreden. Ze plaatst het verhaal van Orpheus naast dat van Tancredi, op muziek van onder meer Monteverdi. In allebei stuurt een man per ongeluk zijn geliefde de onderwereld in: Orpheus omdat hij tóch omkijkt naar Eurydice als ze bijna weer in het land der levenden zijn, Tancredi omdat hij Clorinda zonder dat hij het doorheeft doodt op het slagveld.
Prachtige muziek, zware kost. „Maar dat gaan we goedmaken in de toegiften! Die worden hartstikke vrolijk, dat beloof ik.” Dat lijdt geen twijfel, want plezier en lol zijn, naast haar passie voor improvisatie en experimenten met andere muziekstijlen, het handelsmerk geworden van de concerten van Pluhar. Het concert op het festival is al weken uitverkocht, maar voor wie geen kaartje heeft, is het gelukkig wel via een livestream te bekijken.
Het geheim van dat succes, speculeert Pluhar, is allereerst de lol die de musici zelf hebben. Maar het is ook dankzij haar inspanningen om van elk concert een emotionele reis te maken die niet onderdoet voor een tripje naar de bioscoop. „Ik heb me vaak afgevraagd waarom er mensen zijn die liever een Netflix-serie opzetten, dan dat ze naar een plek gaan waar mensen voor je optreden. Live, voor je neus! Dat is denk ik omdat ze door films emotioneel meegevoerd worden. Dus dat wil ik in onze muziek ook.”
Jonge generatie
Hoe staat de oude-muziek-scene er eigenlijk voor in 2023? Pluhar is iemand die al decennia meedraait. Zij ziet dat er veel is om van te genieten. „We profiteren van al het werk van voorgaande generaties, en ik merk dat de jongere musici veel vrijer zijn. Bij ons was het normaal dat we eerst een modern instrument studeerden, maar nu zijn er jongeren die beginnen met het klavecimbel of de gamba (een oud instrument lijkend op de cello, red.), zonder eerst de piano of cello aan te raken. Daardoor bereiken ze veel sneller een hoog technisch niveau.”
En, een ontwikkeling waar Pluhar zelf haar voordeel mee doet: sinds een jaar of tien heeft iedereen toegang tot online (muziek)catalogi. „Wij moesten in de jaren tachtig weken besteden om manuscripten uit een bibliotheek in Bologna of Rome te halen. Natuurlijk was dat ook prachtig: je kon het handschrift zowat aanraken. Ik had die momenten niet willen missen, maar ik ben blij dat ik nu veel makkelijker onderzoek kan doen.”
Ook wat betreft programmering is er veel goeds bereikt. „Elke concertzaal in Europa programmeert nu vanzelfsprekend Händel en Bach of Monteverdi. Dus ik vind het eigenlijk geweldige tijden.”
Is het niet ook een nadeel dat de oude-muziek-scene nu ook bij de status quo hoort?
„Het is lastiger om nog origineel te zijn. Dat is een gevaar. En het is steeds moeilijker om nieuw repertoire te vinden. Ik denk dat we over honderd jaar echt wel elk stuk hebben uitgevoerd dat er te vinden is, of het nu de moeite waard is of niet, en dat is jammer. Het is altijd zo spannend om stukken te ontdekken die al 300 of 400 jaar niet meer zijn gespeeld.”
Het lijkt me ook een aparte gewaarwording, om eerst een ‘stoffige’ wereld open te breken en nu zelf een soort traditie te worden.
„Ik denk dan terug aan Kees Boeke en Walter van Hauwe. Die hadden eind jaren 60 samen met Frans Brüggen de groep Quadro Hotteterre en zaten met lang haar en een spijkerbroek op het podium blokfluit te spelen. Revolutionair! Een geweldige tijd. Nu kun je je kleden zoals je wilt.
„Natuurlijk missen we dat, we vonden het geweldig dat het allemaal zo ongehoord en opwindend was, en je kon toen provoceren met deze muziek. Ik mis dat zelf ook wel een beetje. Maar toch hebben de jonge musici nu ook een mooie carrière voor zich. Ik weet zeker dat hun hoge niveau ons in de toekomst veel gaat opleveren. Dat is iets om naar uit te kijken.”
U zegt weleens dat oude muziek reconstrueren lijkt op het leggen van een puzzel waarvan je nooit weet of die klopt. Als ik u een tijdmachine geef, welke componist zou u willen ontmoeten en welke brandende vraag heeft u voor hem?
„Het is niet een kwestie van ze iets vragen, het is een kwestie van horen hoe het klonk. Dát is wat we missen. Er zijn nog zo veel vragen over timing, ritme, versiering. We kunnen het geluid van de instrumenten naderen door ze zo goed mogelijk na te bouwen, maar zelfs daar zijn we nooit 100 procent zeker van. Mijn grootste vraag – ach dat zou me echt zo interesseren als ik een tijdmachine had – zou naar het zingen zijn. De zang van toen is volgens mij het verst verwijderd van wat we nu doen. We hebben geen idéé wat mensen toen mooi vonden. Als je nu naar opnames van zelfs maar vijftig jaar geleden luistert, realiseer je je meteen dat onze smaak in een halve eeuw al zo enorm is veranderd wat betreft vibrato, techniek, de projectie van de stem. We hebben werkelijk geen flauw benul wat voor soort zangers Monteverdi gewend was te horen.”
Als u een bepaalde uitvoering in het verleden zou kunnen bezoeken, welke zou u …
„L’Orfeo van Monteverdi natuurlijk! Op 24 februari 1607 in het paleis van de hertog van Mantua. Als je toch de kans zou hebben Francesco Rasi als Orfeo zijn eigen versieringen te horen zingen, en dan onder leiding van Monteverdi zelf, dat zou waanzinnig zijn. Stel je voor …”
Wat als u daarheen gaat en het is totaal anders dan wat u zich al die jaren hebt voorgesteld. Bent u dan teleurgesteld?
„Nee. Ik denk echt dat in één keer alles op zijn plek zou vallen. Dat we plots alles zouden begrijpen. Ik zou volkomen verrast zijn door het geluid, dat weet ik zeker. Maar positief verrast. Het zou een droom zijn! Laat het me alsjeblieft weten als je iets hoort over die tijdmachine.”