Chopineske onrust & eclectisch mengwerk

De bergen van Montana brengen Avdeeva tot een bezonken Chopin

Veertien jaar geleden won de Russische pianist Yulianna Avdeeva het beroemde vijfjaarlijkse Chopin Concours in Warschau. De tegenstand was niet mals, want ze hield onder andere haar landgenoot Daniil Trifonov achter zich. Sneller dan Avdeeva ontwikkelde hij zich tot een sterpianist, die afgelopen maand met My American Story: North al zijn achttiende album uitbracht. Voor zover dat in de klassieke cd-markt nog kan, is hij een melkkoe voor het grote label Deutsche Grammophon.

Avdeeva’s Chopin Voyage is haar achtste album. Haar opnamen verschenen vooral bij kleinere platenmaatschappijen. Vijf ervan zijn geheel of deels aan Chopin gewijd, een componist met wie ze in veel opzichten vergroeid lijkt. Ze sprak zich meteen na de Russische inval in Oekraïne uit tegen Poetins agressie, op een moment dat veel van haar artistieke landgenoten hun handen daaraan niet durfden te branden. Evenals Chopin – die Polen ontvluchtte voor de Russen – leidt Avdeeva daardoor nu een ballingenbestaan met muziek als thuishaven. Voor haar onthult Chopin in zijn pianostukken de diepste lagen van de menselijke ervaring.

Avdeeva buigt zich over de late werken van de componist die al jong (39) bezweek aan een niet al te sterk gestel. Hij schreef ze, betoogt de pianist, omringd door de natuur. En zij maakte haar opnamen in het Tippet Rise Art Center, een ranch in de Amerikaanse staat Montana omringd door de besneeuwde toppen van de Beartooth Mountains.

Zou het verschil maken voor een interpretatie of een musicus zich door de drukte van Parijs naar de studio wurmt, een ochtendwandeling langs de zee maakt of de verlatenheid van de bergen opzoekt? Je bent geneigd met ja te antwoorden.

De Chopineske onrust blijft voelbaar in de Polonaise-Fantasie en de Derde Sonate, maar klinken nu minder dramatisch en scherp omrand dan de Préludes, die Avdeeva een decennium geleden opnam. Wel bezit haar spel nog altijd een helderheid, waardoor geen enkele noot verdrinkt. Ze bereikt een mooie balans tussen het detail en de grote lijn.

Chopins favoriete vormen zijn er: de nocturne, de polonaise, de mazurka, maar het epicentrum van het album is de vierdelige Derde Sonate. En vergeleken met sommige andere vertolkingen is Avdeeva een toonbeeld van bezonkenheid. De ‘strijd’ tussen licht en duisternis die Chopin schetst, benadert de pianist eerder filosofisch dan vanuit de ervaring. En misschien is die aanpak wel indachtig de woorden van Chopin zelf, dat aan het einde van de rit – wanneer alle noten al eens door je handen zijn gegaan – eenvoud de kroon op de kunst is.


Nubya Garcia voert mee over kolkende jazzstromen

Ergens midden in het album van tenorsaxofonist Nubya Garcia (33) voel je het. Je vergeet op te letten, je laat je meevoeren zonder er nog over na te denken. Er is een overgave aan de jazzstroom, zoals raften in een onstuimige rivier gaat, langs stroomversnellingen en ‘kookpotten’, de zones vol turbulentie.

Is het de ritmische opwinding met de kalme tenorlijnen in een stuk als ‘The Sheer’? Of zijn het juist de bedwelmende strijkarrangementen die, uitgevoerd door het Britse Chineke! Orchestra, dragen of optillen of dienen als rustpunt in de aanloop naar weer energieke stukken? Het tekent in elk geval de uitersten van Nubya Garcia’s Odyssey – een indrukwekkende tweede plaat die even onrustig als kalmerend is.

De in de Londense wijk Camden Town opgegroeide Garcia verdiepte zich al vanaf haar tiende in jazzmuziek. Ze draaide de jazzalbums van haar ouders grijs, maar zoog als tiener vooral ook de jazzlessen bij het Londense jongerencentrum Tomorrow’s Warriors op. Daar vormden jonge musici een hechte muziekfamilie.

Eerst speelde ze altsaxofoon, op haar twintigste stapte ze over op tenorsax. Wie haar live zag spelen weet wat een stoere uitstraling ze daarmee heeft: niet alleen is er haar zelfverzekerde, felle speelstijl, geïnspireerd door tenorkolossen van toen – ze weet heel goed op wiens schouders ze staat. Maar ook is ze een blikvangend podiumdier, met haar lange dreads en meestal baggy outfits, die weet wat ze wil en hoe ze dat wil uitdragen.

Was Garcia’s debuutalbum Source in 2020 al een eclectisch mengwerk van breed beïnvloede urbanjazz vol grime, garage en dub gecombineerd met haar Afro-Caribische roots, het nieuwe Odyssey is nog méér. De aanvoerder in de Britse jazzscene die steeds grotere zalen trekt, neemt mee in een groots muziekverhaal vol verborgen plots.

Vier jaar werkte ze aan het album waarop ze haar talent voor componeren en arrangeren de ruimte gaf. Ze kiest een wat spiritueler jazzpad, maar draagt ook nadrukkelijk haar groeiende liefde voor klassieke muziek uit. En om de diversiteit in haar muziek te onderstrepen koos ze het Britse Chineke! Orchestra, een van de weinige zwarte en etnische minderheden-orkesten in Europa.

Odyssey is een mooie en artistiek spannende verkenning op het pad van orkestrale jazz. Kunstzinniger ook, wat niet voor iedereen een direct toegankelijke insteek is. Maar Garcia laat je niet bungelen en alles heeft logica. Zo komt de opening, het geladen ‘Dawn’ met de klaaglijke zangstem van Esperanza Spalding wat stroef over. Maar ontvangt titelstuk ‘Odyssey’ direct daarna met wijde armen in een warme stroom, die eigenlijk in sfeer toch behoorlijk fraai aansluit op de opening.

In de combinatie van jazz en strijkers ligt het gevaar van sufheid op de loer. Maar je voelt, in bijvoorbeeld ‘In Other Words, Living’, vooral de toegevoegde waarde. Garcia trekt fraaie lijnen, heeft aangename melodieën en de spaarzame, rustig gespeelde noten leveren cinematische delen op (‘Clarity’).

Zijn haar lekker lome dub-vibes van de straat helemaal weg? Nee. Voor ‘Triumphance’ schakelt ze met ronde lobbige tonen helemaal terug, met een vuist in de lucht.

Ook uit



POP
Racoon – It Is What It Is

Het Zeeuwse Racoon zingt op het nieuwe album weer in het Engels en dat klinkt goed. De Beatles-achtige melodieën, de jongens-achtige stem van Bart van der Weide die ook pijnlijk kan uithalen en de meestal akoestische gitaren creëren hier een zachtaardige muzikale stijl. Op het album staan twaalf liedjes die snel bekend klinken maar steeds verrassen met een onverwachte drumpartij of melodieuze wending. (Hester Carvalho)



Punk
Amyl and The Sniffers – Cartoon Darkness

Tweederde raggen, eenderde kalm, dat is de verhouding op het nieuwe, derde album van het Australische Amyl and The Sniffers, aangevoerd door macho voorvrouw Amy Taylor. Zo ontstaat een kolkend feestje zoals in ‘Chewing Gum’ en af en toe rust, in ‘Big Dreams’ en ‘Tiny Bikini’. (HC)



Dance
Caribou – Honey

Van kraut tot hiphopbeats en psychedelische doolhoven: elk Caribou album verrast met een nieuw geluid. De nieuwste lijkt vooral een vrolijke houseplaat vol knipogen en gastartiesten. Tot je doorkrijgt dat al die zangeressen en zelfs een rapper wel erg dezelfde timing als Caribou-brein Dan Snaith hebben: hij heeft AI op zijn stem losgelaten. Benieuwd hoe lang deze truc houdbaar is. (Ralph-Hermen Huiskamp)



Noise/metal
Chat Pile – Cool World

Over brute ritmewisselingen, industrieel loeiende bassen en atonaal gitaargepiep mompelt, raaskalt, zingt of brult Raygun Busch alle zelfhaat en vertwijfeling uit zijn droeve ziel. Die vervreemdende cocktail maakt van Chat Pile een van de eigenzinnigste én opwindendste harde gitaarbands van het moment. Net als het overweldigende debuut God’s Country (2022) klinkt Cool World woest, radeloos, onbeholpen en vooral: intens ongemakkelijk.
(Frank Provoost)



Klassiek
Octavie Dostaler-Lalonde & Postscript – Geminiani: Cellosonates

De Canadese cellist Octavie Dostaler-Lalonde – wonend in Nederland – zoekt op een prettige manier haar eigen weg in de oude muziek. Haar debuutalbum From Mannheim to Berlin viel op vorig jaar. Toen liet ze de cello piccolo stralen. Nu buigt ze zich met net zo veel overtuiging over de cellosonates van de Italiaanse barokcomponist Francesco Geminiani. (JG)