China-correspondent Garrie van Pinxteren neemt afscheid. ‘Dit is een land waar alle zuurstof uit is verdwenen’

Het is eind 1983. Ik volg toneelles aan de Centrale Academie voor Drama in hartje Beijing. Als onze lerares binnenkomt, schrik ik. Het lange, dikke haar waar ze altijd zo trots op was, is opeens verdwenen. Ze heeft het recht afgeknipt, tot net iets onder haar oor. Precies zoals alle vrouwen in de tijd van Mao hun haar droegen.

Maar Mao is dan al een paar jaar dood. En Deng Xiaoping, die hem is opgevolgd, is juist net begonnen aan de grote openstelling van China naar de buitenwereld.

Waarom dan toch dat Mao-kapsel? „Straks komt er misschien weer een Culturele Revolutie. Dan wordt lang haar opnieuw verboden”, zegt ze na een beetje aandringen. Ik ben verbaasd: vanaf nu zal China toch alleen maar steeds moderner en opener worden?

In dat vertrouwen maak ik mijn eerste Chinese vrienden. Xie Yuanli, tien jaar ouder dan ik en arbeider in een fabriek waar ze meetapparatuur voor de industrie maken, wordt mijn beste vriend. Ik leer hem kennen via een andere lerares op de Centrale Academie voor Drama, en hij blijkt een ongewone arbeider. Hij komt uit een familie van wiskundigen en kerngeleerden, maar heeft zelf nooit gestudeerd. Wel leest hij alles wat los en vast zit. Hij praat graag over hoe China in elkaar zit en voor zijn vrienden doet hij alles, zonder er iets voor terug te willen.

Garrie van Pinxteren
Foto: Merlijn Doomernik

Dat is best ongewoon in een tijd waarin Chinezen nog vooral op buitenlanders afstappen omdat ze iets nodig hebben: koffie, filmrolletjes uit speciale ‘vriendschapswinkels’ waar Chinezen niet naar binnen mogen. Of ze zoeken een buitenlander om mee te trouwen, want dan kun je weg uit China.

Ik kom er al snel achter dat mijn toneellerares met haar nieuwe kapsel in 1983 niet gek is. Er blijkt net een politieke campagne afgekondigd tegen ‘geestelijke vervuiling’. Die richt zich tegen westerse ideeën over vrijheid en democratie, die meekomen met de gewenste economische hervormingen als waren het ongewenste vreemdelingen.

De campagne waait na een paar maanden weer over, omdat Deng zegt dat je nu eenmaal niet kunt voorkomen dat er ook een paar vliegen meekomen als je de ramen openzet. Ik ben zo’n vlieg: binnengevlogen in een tijd dat buitenlanders weer voorzichtig naar binnen mochten. In 1982 ben ik uit nieuwsgierigheid naar China gekomen, om er te studeren.

De lerares wist iets wat ik nog moest leren: je weet nooit zeker of de dingen uit het verleden niet opeens weer keihard komen spoken in het heden.

Zuiver in de leer

Als ik in 1982 aankom, ligt de Culturele Revolutie (1966-1976) bij Chinezen nog vers in het geheugen. Mao Zedong begon die politieke campagne omdat hij voelde dat hij macht begon te verliezen. Volgens Mao was het van belang om de resten van de traditionele Chinese cultuur en van het confucianisme met wortel en tak uit te roeien, zodat de waarlijk nieuwe mens kon omstaan in China.

Het leidde ertoe dat verschillende facties elkaar gingen bevechten om te bewijzen dat hún factie het zuiverst in de leer van Mao was, waarbij burgers elkaar zelfs de dood injoegen. Het was een chaotisch decennium vol vervolgingen, verbanningen naar het platteland, executies en moordpartijen.

Ik schrijf steeds meer geopolitieke analyses en steeds minder over de mensen van vlees en bloed. China wordt zo weer een zwart gat voor het Westen

Wat mensen elkaar toen hebben aangedaan, is daarna nooit echt openlijk besproken of verwerkt. China kent geen waarheidscommissies. Dat kan ook niet, want dan zou je moeten praten over de fouten die de Communistische Partij van China (CPC) maakt. Daardoor blijven alle conflicten uit het verleden smeulen onder het heden. Onopgelost. Als een niet goed genezen wond die altijd weer kan openbarsten.

Mijn lerares was in 1983 bang voor zo’n wond. Ik ben dat nu, in 2023.

Schelden mocht best

President Xi Jinping, die in 2013 aan de macht kwam, gelooft dat China alles het beste op eigen kracht kan doen. Hij gebruikt het buitenland waar dat kan, maar vertrouwt de buitenwereld voor geen meter. En zijn eigen burgers ook niet. Hij controleert alles en iedereen voortdurend, geholpen door een steeds verfijndere technologie.

Het doet mij denken aan het China van de jaren tachtig, waar persoonlijke en politieke vrijheid niet bestond. Als je van school of van de universiteit kwam, kon je niet zelf kiezen waar je wilde werken. De staat stelde je aan bij een bedrijf of instelling, daar moest je in principe de rest van je leven blijven werken. Je uitspreken over de politiek was gevaarlijk, de omgang met buitenlanders kon je ook in gevaar brengen.

Dat veranderde stapje voor stapje. In 2008, het jaar dat de Olympische Spelen naar China kwamen, bepaalden mensen zelf waar ze wilden solliciteren. Rijkere Chinezen reisden vrij binnen en buiten China. Voor binnenlandse reizen was geen vergunning meer nodig en het krijgen van een paspoort was geen zeldzaam voorrecht meer. Ook schelden op de CPC mocht eigenlijk best, als je dat maar niet al te openbaar deed en geen organisatie oprichtte die tegen de partij in opstand zou kunnen komen.

Foto Marie Mathelin / Roger-Viollet via ANP
Foto Andy Wong/AP

Het zorgde ervoor dat mensen zich behoorlijk vrij gingen voelen. Ze begrepen mij lang niet altijd als ik zei dat ik China geen vrij land vond. Ik zei dan dat er geen scheiding der machten is en dus ook geen onafhankelijke rechtspraak, maar daar hadden de meeste mensen in het dagelijks leven geen last van. Ze gingen op reis, richtten bedrijven op en gingen hun eigen gang. In China was de vrijheid om geld te verdienen toen groter dan in Nederland.

Nu leef en werk ik opnieuw in een maatschappij waaruit vrijwel alle zuurstof is verdwenen. Een samenleving waarin al het persoonlijke politiek geduid kan worden. Waarin je niet precies weet wat nu of later aangemerkt zal worden als een onvergeeflijke politieke fout.

In dat opzicht lijkt China, ondanks de fenomenale groei en alle wolkenkrabbers, weer meer op het China van tijdens de Culturele Revolutie. Je moet weer oppassen dat je niet onbewust een politieke doodzonde begaat.


Lees ook
Niemand durft te praten over Xi, in zijn oude dorp, want ook als ze iets positiefs zeggen kunnen ze een fout maken

<strong>Toeristen bij een muurschildering </strong> in het dorp Liangjiahe. Xi woonde er als adolescent.” class=”dmt-article-suggestion__image” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2023/12/china-correspondent-garrie-van-pinxteren-neemt-afscheid-ac280c298dit-is-een-land-waar-alle-zuurstof-uit-is-verdwenenac280c299-3.jpg”><br />
</a> </p>
<p>Dat overkwam laatst een beroemde kok toen hij een filmpje online plaatste waarin hij uitlegt hoe je gebakken rijst met ei maakt. Je verwacht het niet, maar dat bleek zo’n doodzonde. Hij zou met zijn gerecht verwijzen naar de dood van de zoon van Mao. Het gerucht gaat namelijk dat die tijdens de Koreaanse oorlog (1950-1953) omkwam doordat hij zijn positie op een domme manier had verraden: aan het front zou hij gebakken rijst met ei hebben gemaakt, door het vuur kon de vijand zien waar hij was.</p>
<p>Dat gerucht ontkent de overheid. De zoon van Mao is alleen al door zijn afkomst een held – niet iemand die domme fouten maakt. En de wet verbiedt tegenwoordig om kritiek te uiten op oorlogshelden. De kok verwijderde het filmpje en beloofde nooit meer gebakken rijst met ei te maken.</p>
<p>Het doet denken aan het soort ‘misdaden’ dat mensen tijdens de Culturele Revolutie in de schoenen werd geschoven. Ze konden je er toen voor doodslaan. Nu nog niet, maar het is wel tijd om voor de zekerheid alvast je haar weer recht af te knippen.</p>
<h2 class=Een vreemde, maar geen vijand

In 2001 werd ik correspondent voor NRC. Dat smaakte zoet: opeens mocht ik overal naartoe. Als fly on the wall kon ik op veel plekken meeluisteren. Officieel mocht er weinig, maar in de praktijk kon er heel veel. Als je verhalen niet al te politiek gevoelig waren, liet de overheid je gewoon je gang gaan. Soms was er zelfs een burgemeester die spontaan instemde met een interview als je aan zijn deur klopte. Ik vroeg mijn vriend Xie om mijn assistent te worden. Omdat hij heel veel wist en alle kranten las, maar vooral omdat ik wist dat hij absoluut betrouwbaar was en me nooit zou verraden aan de autoriteiten.

De nieuwsgierigheid was van beide kanten groot. De redactie van NRC zei: vertel ons iets over China, maakt niet zo veel uit wat, want we weten er heel weinig van. Op het platteland, waar ik veel naartoe ging, wilden de mensen vooral weten wie ik was, en hoe het er in Nederland aan toe ging. Hoeveel verdiende ik? En woonde ik soms op de ambassade? Ze dachten dat ik als journalist in dienst van de staat was, want dat waren de meeste Chinese journalisten ook. Ik was een vreemde, maar geen vijand.

Beijing, 2008. Om haar huis te behoeden voor sloop ten behoeve van de Olympische Spelen, heeft de bewoonster de gevel beplakt met afbeeldingen van oude en huidige leiders.
Foto Greg Baker/AP

Dat werd anders rond de Olympische Spelen. Die periode staat bekend als eentje van grote Chinese openheid, maar ik merkte juist toen een verstrakking. China was als de dood voor negatieve publiciteit rond dit mega-evenement. Steeds vaker werden mensen geïntimideerd om niet met buitenlandse journalisten te praten. We werden ook niet meer uitgenodigd voor de opening van het nieuwe vliegveld of van de Olympische stadions. Vroeger moesten we dan juist op de eerste rij zitten, dat gaf extra status aan zo’n evenement.

Maar vergeleken met nu was het in 2008 nog paradijselijk. Nu hangen overal ‘stillen’ rond die vaak binnen een paar minuten op je af komen als je een interview op straat wil doen. Academici wordt geadviseerd om niet met buitenlandse journalisten te praten. Een telefonisch interview met een gepensioneerde seksuoloog kon alleen doorgaan als iemand van het plaatselijke bureau voor buitenlanders meeluisterde. Vragen moesten vooraf ingeleverd. Toen ik me niet aan dat lijstje hield, greep de ambtenaar in en wees me terecht, terwijl de seksuoloog nog best wilde antwoorden.

De Chinese overheid doet er veel aan om ons te ontmenselijken, en dat werkt door. Als ik in 2021 in een Chinese appgroep met veel jonge ouders vraag of er soms iemand is die met een Nederlandse journalist wil spreken over nieuwe beperkingen op privélessen aan schoolkinderen, vallen de lezers over me heen. „Waarom schrijf je niet over het onderwijs in Europa? Is het daar soms zo goed mee gesteld?”, zegt iemand. Een ander: „Wie zegt dat jij een echte journalist bent? We weten allemaal dat er genoeg spionnen zitten onder die zogenaamde journalisten.” Ik zie de opmerkingen pas na een halfuur. Antwoorden kan dan al niet meer: ik ben uit de appgroep gegooid.

Er lopen hier steeds minder buitenlanders rond. Kleine kinderen wijzen ons weer na, net als in 1982

Het wordt moeilijker om een geloofwaardige Chinese spreker op te voeren, en dus ook om een genuanceerde Chinese mening te horen. Ik schrijf steeds meer geopolitieke analyses en steeds minder over de mensen van vlees en bloed die hier wonen. China wordt zo weer een zwart gat voor het Westen.

Dat is gevaarlijk. Het wordt makkelijker om ‘de’ Chinezen te gaan zien als een soort buitenaardse wezens. Omgekeerd geldt dat ook. Er lopen hier steeds minder buitenlanders rond, kleine kinderen wijzen ons weer na, net als in 1982. Veel Chinezen durven ook niet meer met ons te praten, bang om als landverrader gezien te worden. Tot mijn grote verdriet.

‘Iets’ met internet

In 1982 was China nog een straatarm land. Rijst, kookolie, katoen, fietsen: het was allemaal op de bon. Met de universiteit maakten we een studiereisje naar Xi’an, waar het terracottaleger van de eerste keizer van China was opgegraven. We lunchten aan een grote, ronde tafel. Om ons heen stonden mensen tegen de muur geleund. Ze droegen jassen gevoerd met schapenvachten en ze stonden onbeweeglijk te wachten. Wat wilden ze? Meteen toen we opstonden, stortten ze zich op onze maaltijdresten.

Wij hadden als Nederlandse studenten niets te klagen. De Nederlandse overheid vond de beurzen die China ons verstrekte veel te krap: ze gaven ons er nog zo’n beetje het dubbele extra bij. Het maakte ons stinkend rijk in een land waar vooral plastic puntenslijpers in de vorm van locomotiefjes te koop waren.

Nu zijn de meeste van mijn Chinese vrienden uit die tijd veel rijker dan ik. Ze hebben meerdere huizen en auto’s, wonen soms in het buitenland. Een van hun kinderen reed in de VS rond in een rode Porsche. Gekocht met de creditcard van haar moeder. Ze studeerde er iets kunstzinnigs op kosten van haar ouders.

In Hangzhou heb ik gezien hoe die rijkdom is ontstaan. Ik werkte er in 1998 op een semi-overheidskantoor dat de Nederlandse export naar China moest aanjagen. Maar dat lukte me niet. Elke dag kregen we Chinees bezoek, maar dat waren steeds mensen die juist iets aan Nederland wilden verkopen.

Het was een tijd van grote groei en inventiviteit. In het gebouw van ons kantoor zat ook een bedrijf dat iets deed met internet. Mijn assistent stelde voor om daar eens te gaan praten: het leek veelbelovend. Mij leek het niets. Ik wist zelf nauwelijks wat internet was en ik kon me niet voorstellen dat een Chinees bedrijf met iets echt bijzonders zou kunnen komen. Ik vergiste me. Het bedrijf heette Alibaba.

Xie Yuanli, vriend, later de assistent van Garrie van Pinxteren.
Foto Ruben Lundgren

Mijn vriend Xie Yuanli werd niet rijk. Hij bleef in zijn staatsfabriek werken en sprong niet ‘de zee in’, verruilde de ‘ijzeren rijstkom’ van een staatsbetrekking niet voor een eigen onderneming. Xie zat er niet echt mee, hij was niet bovenmatig geïnteresseerd in geld. In plaats daarvan zorgde hij voor zijn oude ouders en voor zijn honden en katten. Zijn fabriek kreeg het moeilijker toen hij er langer werkte. Op het laatst kwam hij er alleen nog om de jonge katjes te eten te geven die zich in de verlaten fabriekshal hadden gevestigd.

Wat hij altijd absoluut wilde voorkomen, is dat ik zou denken dat hij onze vriendschap misbruikte, door mij als buitenlander om gunsten te vragen. Eén keer deed hij dat toch, toen hij me vroeg om melkpoeder uit Nederland op te sturen. Zijn neef wilde dat per se hebben voor zijn pasgeboren dochter, Xie zwichtte. Achteraf betaalde hij me te veel geld terug, en barstte in tranen uit toen ik dat niet wilde aannemen. „Nu zijn we al zoveel jaar bevriend, en dan moeten we het hebben over zoiets onbelangrijks als geld?”

China’s grote groei lijkt nu voorbij, en jongeren willen juist weer graag bij de staat in dienst, dat geeft meer bestaanszekerheid. Groei staat voor Xi Jinping niet meer op één. Veiligheid gaat nu voor alles.

Veiligheid voor alles

Zo werd mijn oude vriend Dong Yuyu in 2022 opgepakt en in 2023 officieel beschuldigd van spionage. Hij werd opgepakt toen hij zat te lunchen met een Japanse diplomaat in hetzelfde Novotel waar wij ook altijd afspraken. Ik ken deze journalist al jaren. Hij gaf me regelmatig zijn persoonlijke interpretatie van het Chinese nieuws. In het begin ging dat heel openlijk: ik mocht de gesprekken gewoon opnemen met mijn grote radiomicrofoon. Later wilde hij liever dat ik die achter de menukaart verborg. Nog later zocht hij juist plekken op met veel anderen om ons heen, zodat duidelijk was dat we niets stiekems deden voor wie ons misschien in de gaten hield.


Lees ook
Deze reportage uit 2018 van Van Pinxteren: hoe kun je in China werken als je laptop leeggetrokken wordt?

<strong>Het internationale vliegveld van Shanghai</strong>, hier komen veel toeristen China binnen.” class=”dmt-article-suggestion__image” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2023/12/china-correspondent-garrie-van-pinxteren-neemt-afscheid-ac280c298dit-is-een-land-waar-alle-zuurstof-uit-is-verdwenenac280c299-6.jpg”><br />
</a> </p>
<p>Nu zit hij al bijna twee jaar gevangen, tot een proces is het nog niet gekomen. Dat komt er pas als de overheid precies weet wat ze hem ten laste gaat leggen en hoe zwaar ze hem willen straffen. Dat hij veroordeeld wordt, is zo goed als zeker. De overheid tolereert niet langer dat hij met buitenlanders praat en dat hij dan een standpunt verkondigt dat niet hetzelfde is als de overheidspropaganda. Bezoeken mag ik hem niet, en ik ben bang dat ik hem nooit meer zal zien. </p>
<p>Waar komt die obsessie met veiligheid vandaan? Ik ben er steeds meer van overtuigd dat het land zich voorbereidt op een mogelijke oorlog met de Verenigde Staten. Daarom ontkoppelt Xi de Chinese economie op die gebieden waar dat nu al kan van de internationale economie en promoot hij intern het idee dat China volledig op eigen benen moet staan. </p>
<p><dmt-image-wrapper class=

President Xi Jinping tijdens de sluitingsceremonie van het Nationale Volkscongres in maart 2023.
Foto Wu Hao/EPA

Tegen het buitenland benadrukt China dat het land steeds opener wordt, maar daar is in de praktijk steeds minder van te merken. China wil dat de wereld zo afhankelijk mogelijk wordt van China, maar China zelf juist zo onafhankelijk mogelijk van de wereld. Alles is erop gericht om zo zelfvoorzienend mogelijk te worden. Daarom bouwt China zijn eigen hightech-industrie, daarom koopt het liever geen grondstoffen op de vrije markt. Wat China wel doet, is mijnen opkopen in het buitenland en dan zorgen dat niet alleen de winning maar ook het vervoer en de bewerking volledig in Chinese handen is. China heeft niets met het idee van een vrije markt en een global village, het land wil vooral zichzelf versterken.

China wil dat de wereld zo afhankelijk mogelijk wordt van China, en China zelf juist zo onafhankelijk mogelijk van de wereld

Niemand wil oorlog, Xi ook niet, maar hij lijkt er wel steeds meer rekening mee te houden. Hij denkt dat de VS niet zullen tolereren dat China Amerika uiteindelijk zal overvleugelen. Hij gelooft net als Mao dat zo’n overvleugeling uiteindelijk onvermijdelijk is. Het communisme, of liever: het socialisme met Chinese kenmerken, is superieur aan het kapitalisme, redeneert hij – dus is de opgang van China en de neergang van de VS een historische onvermijdelijkheid. Krijgt Xi gelijk? Ik hoop het niet.

Maar het idee sijpelt door. Ik schrok toen ik eind 2021 naar een met staatsgeld gefinancierde film ging over de Koreaanse oorlog (1950-1953). Daarin waren de Chinezen de helden en de Amerikanen de boeven. De jongeren die ik na afloop sprak, zeiden dat het heldhaftig is om je op te offeren voor het vaderland, ook als je daarvoor buiten je eigen landsgrenzen moet vechten. Arme kinderen, dacht ik, jullie overheid maakt je met dit soort films bereid om straks als kanonnenvoer te dienen.

Wrokkig en ontevreden

In het China waar ik nu woon is de politiek hard, cynisch, maffia-achtig, en zijn de mensen onvrij. Onder de oppervlakte smeult weer altijd angst: om je uit te spreken, om iets fout te doen, of om te verliezen wat je met zoveel moeite hebt verkregen. Vrijwel niemand beroept zich hier op rechten, want je weet dat je die toch niet hebt.

Tijdens de coronapandemie moest ik me voor het eerst zelf ook aan alle regels houden die voor Chinezen gelden. Dat voelde beklemmend. Ik werd er niet dapper van, maar laf. Ik papte aan met bewakers aan de poort van mijn wooncomplex en met vertegenwoordigers van het buurtcomité. Alles om maar zo veel mogelijk vrijheid voor mezelf te behouden. Daardoor lukte het om bijvoorbeeld na een reis mijn eigen huis weer soepel binnen te komen, maar het voelde vooral onprettig. Ik werd er wrokkig en ontevreden van. Ik besefte: de staat is veel sterker dan ik, ik moet me naar de autoriteiten schikken.

Niet iedereen is zo laf als ik. Mijn vriend Xie Yuanli bleef altijd autonoom. Hij kreeg als jonge, hardwerkende arbeider het aanbod om lid te worden van de Communistische Partij van China. Dat geldt als een hele eer, en brengt veel voordelen met zich mee. Je krijgt toegang tot betere voorzieningen, je krijgt meer kansen om je te ontwikkelen en bovenal krijg je meer macht over anderen. Xie bedankte voor de eer: hij behield liever zijn vrijheid.

Dit jaar is hij overleden. Hij heeft onze vriendschap nooit verloochend, ook niet toen het politieke klimaat weer onguur werd. Ik mis zijn generositeit, zijn warmte en zijn onvoorwaardelijke steun.