Centraal Museum koppelt ambitieus videokunst aan 17de-eeuwse meesters

Recensie

Beeldende kunst

Tentoonstelling De tentoonstelling ‘Double Act’ in het Centraal Museum in Utrecht combineert een topcollectie videokunst met 17de-eeuwse schilderkunst. De inrichting is voortreffelijk, maar de verbanden zijn soms wat krakkemikkig.

Bill Violas The Crossing (1996) bestaat uit een dubbelzijdig scherm waarop aan één kant een man opgaat in het vuur en aan de andere kant verdwijnt in een waterval.
Bill Violas The Crossing (1996) bestaat uit een dubbelzijdig scherm waarop aan één kant een man opgaat in het vuur en aan de andere kant verdwijnt in een waterval.

Foto Alessandro Moggi / Fondazione Palazzo

De tentoonstelling die u nu bezoekt, ‘onderzoekt wat het betekent om mens te zijn’. De ambitie druipt eraf in de openingstekst van Double Act: Meesterwerken in verf en video in het Centraal Museum in Utrecht. Van zo’n hoogdravende formulering kun je wat kont-tegen-de-kribberig worden, maar wat volgt in de verduisterde zalen erna is behalve ambitieus wel degelijk ook moedig én vaak indrukwekkend – al verdwijnt de scepsis nooit helemaal.

Voor Double Act maakte artistiek directeur van het Centraal Museum Bart Rutten een combinatie van videokunstwerken (uit de topcollectie van het Amerikaanse echtpaar Pamela en Richard Kramlich) met 17de-eeuwse stukken uit de eigen museumcollectie. Verf en video naast elkaar, dat zie je op deze manier niet vaak. De verbanden tussen de getoonde video’s van onder anderen Marina Abramovic, Bruce Nauman en Pipilotti Rist en de schilderijen van de Utrechtse Caravaggisten zijn gezocht in de onderwerpen, de emoties die een werk oproept of de gebruikte technieken.

Abramovic en floepende tepels

In een aantal gevallen pakt die combinatie geweldig uit. Zoals bij Marina Abramovic’ video Art must be Beautiful, Artists must be Beautiful (1975) – waarin de kunstenaar een uur lang gepijnigd haar haren borstelt, terwijl ze de titel als afmattend mantra herhaalt. Abramovic’ film is te zien naast een wand met zeventiende-eeuwse schilderijen van vrouwen van Utrechtse kunstenaars als Gerard van Honthorst, Johan van Bronchorst en Paulus Moreelse – mannen die waar het ook maar even een borst of tepel uit een jurk lieten floepen. Je wéét wel dat Abramovic’ zich verzet tegen die male gaze in de kunst, maar deze botsende installatie maakt het nog veel indringender.

Marina Abramovic, Art must be Beautiful, Artist Must Be Beautiful, 1975.
Filmstill Marina Abramovic
Gerard van Honthorst, De koppelaarster, 1625 (olieverf op paneel, 71 x 104 cm)
Foto Centraal Museum / Ernst Moritz

De video Untitled (Silver), waarvoor Takeshi Murata zwartwitbeelden uit horrorfilms zo vervormt dat alleen een zilverachtige, golvende pixelzee overblijft, is te zien in dezelfde ruimte als een collectie zeventiende-eeuws zilverwerk in de kwab-stijl. De grillige, plooiachtige vormen van het zilver rijmen visueel erg mooi met de éénentwintigste-eeuwse glitchkunst. De combinatie ontroert en ontregelt ook, maar wat dit precies onder het kopje ‘angst voor het onbekende’ doet, blijft schimmig. De horrorfilms zouden een spiegel zijn voor onze angsten, net als de zeventiende eeuwse toiletspiegel ernaast. Dat is wat vergezocht.

Ook de combinatie rondom de film Returning a Sound (2004) van Jennifer Allora en Guillermo Calzadilla loopt net niet helemaal lekker. In de film zie je een man rondrijden met een trompet in de uitlaat van zijn brommer. De man blijkt een activist te zijn, die strijdt tegen de dominantie van de Verenigde Staten in Puerto Rico. Naast de film hangen schilderijen van vrolijke, welgestelde zeventiende-eeuwers die genieten van muziek. De zaaltekst wijst op de link: ‘Geluid als activistische daad of als moment van vermaak voor de rijken, de kunstwerken krijgen een nieuwe betekenis zodra hun maatschappelijke context wordt onthuld’ – machthebbers en demonstranten, ze houden beiden van muziek. Dat is een open deur: het zijn net mensen.

In de laatste zaal hangt een schilderij van een wit paard voor een zwarte achtergrond door Roelant Saverij (1578-1639), naast een film van Steve McQueen die tijdens een wandeling zijn eigen hoofd filmde met de witte lucht boven hem. Behalve de gebruikte techniek, het contrast tussen en zwart hoofd met een witte achtergrond en een wit paard met een donkere achtergrond (waarin van alles te ontdekken valt), is er geen inhoudelijke parallel te ontdekken. Schilders en filmmakers gebruiken allebei contrast, lijkt dan de boodschap.

Indringende ervaring

Ondanks die soms wat krakkemikkige verbanden, valt er een heleboel te genieten in deze expositie. De schilderijen en videowerken zijn stuk voor stuk geweldig, en de manier waarop ze geïnstalleerd zijn, maakt vaak veel indruk. Technisch moet het een grote uitdaging geweest zijn: filmprojecties hebben duisternis nodig, schilderijen gedijen juist in het licht. Het Centraal Museum koos voor een vrijwel geheel verduisterde route, waarin op sommige punten schilderijen opdoemen, prachtig uitgelicht door spotjes van boven en onder. Het roept een rust en focus op waarvan alle werken profiteren.

Indrukwekkend is ook de ruimte waarin Bill Viola’s The Crossing (1996) wordt getoond. Op een immens tweezijdig beeldscherm zie je de kunstenaar aan de ene kant opgaan in een vlammenzee en aan de andere kant verdwijnen in een waterval. Het sluit aan bij de schilderijen van de Griekse filosofen Heraclitus en Democritus, een populair zeventiende eeuws thema, dat uitdrukking geeft aan de dualiteit van het bestaan: de ene eeuwig vrolijk, de ander altijd verdrietig.

Een ander voorbeeld van die dualiteit is te zien in het werk van Bruce Nauman. Hem zien we in Raw Material-OK, OK, OK (1990) op verschillende beeldschermen en een wandgrote projectie in close-up rondtollen terwijl hij manisch uitroept: „Ok, Ok, Ok, Ok, Ok, Ok…”. De tranen en het schateren staan hem even nabij als die eeuwenoude Heraclitis en Democritis.

In deze installatie tillen de relatief recente video en oude schilderijen van de nog veel oudere filosofen elkaar op tot grote hoogte. Lachen of huilen: al eeuwen buitelen onze levens tussen die grote emoties. Hier wordt de belofte van een zoektocht naar ‘wat ons tot mens maakt’ toch ingelost. De wereld verandert, maar onze emoties blijven hetzelfde. En alles is ‘Ok, Ok, Ok…’