De tien procent meest gefortuneerde huishoudens in Nederland bezat anno 2023 56 procent van de totale vermogensberg in Nederland. Dat meldt het Centraal Bureau van Statistiek (CBS) woensdagochtend. Van de in totaal 2,6 biljoen (2600 miljard) euro aan vermogen in Nederland, was 1,5 biljoen euro in handen van de rijkste 10 procent.
Die verdeling is dezelfde als in 2022, en daarmee komt een dalende trend in vermogensongelijkheid voor het eerst in zeven jaar tot stilstand. In 2015 bezat de rijkste tien procent nog 70 procent van het totale vermogen.
Dat de onderste 90 procent een groter deel van het totale vermogen kreeg, kwam vooral doordat woningen meer waard werden. De prijzen van goedkopere woningen stijgen relatief harder dan die van duurdere woningen, waardoor de ongelijkheid afneemt.
Nog altijd is de eigen woning voor de meeste Nederlanders het belangrijkste stuk vermogen. Bijna zes op de tien huishoudens bezaten in 2023 een woning. Rijkere huishoudens beschikten daarnaast ook vaak over een aandelenportefeuille. Bij de rijkste 1 procent maakte aandelen gemiddeld zelfs 54 procent van het vermogen uit.
Ondertussen bestaat de armste groep vooral uit werknemers (69 procent). Hun vermogen is zelfs negatief, omdat hun schulden groter zijn dan hun bezit. In totaal gaat het bij de armste 10 procent om een negatief vermogen van 38 miljard euro.
Maar welke huishoudens zitten er na het optellen van onder meer vastgoed, contant geld en spaargeld het warmste bij? De rijkste 10 procent bestond in 2023 vooral uit gepensioneerden (40 procent), gevolgd door werknemers (33 procent) en tot slot zelfstandigen (27 procent). Nederlanders die zich tot deze groep welgestelden willen rekenen, moesten in 2023 inmiddels minstens 680.000 euro aan vermogen bezitten.
Als “lid” van de onderste 90 procent maak je evenwel weinig kans om toe te treden tot de gemeenschap van de allerrijksten. Afgelopen augustus concludeerde het Centraal Planbureau na onderzoek dat Nederlanders die het meest vermogend zijn, dat ook vaak blijven. Twee derde van de huishoudens die meer dan vijftien jaar geleden bij de 10 procent rijkste Nederlanders hoorden, maakten in 2022 nog steeds deel uit van die groep.
Lees ook
Rijk worden is zo makkelijk niet, rijk blijven is dat wél
Afgelopen jaar hebben 225 wethouders hun functie tijdelijk of definitief neergelegd. Dat zijn er meer dan in de voorbije jaren, blijkt uit het jaarlijkse Wethoudersonderzoek door kennisplatform De Collegetafel in opdracht van vakblad Binnenlands Bestuur. Wethouders stopten onder meer door gezondheids- of persoonlijke redenen of politieke vertrouwensbreuken.
In vier eerder jaren waarvoor het aantal gestopte wethouders werd bijgehouden, lag het aantal ook boven de tweehonderd. Net als in 2024 ging het veelal om jaren waarin colleges van burgemeester en wethouders in het derde jaar van hun vierjarige termijn zaten. Nederland telt momenteel ongeveer 1.400 wethouders, stelt Wethoudersvereniging.
Om persoonlijke redenen stopten 44 wethouders, die bijvoorbeeld meer tijd met hun gezin of familie wilde doorbrengen. Zeker 38 bestuurders stopten om gezondheidsredenen. Bijna honderd wethouders vertrokken tijdelijk of definitief na een politieke vertrouwensbreuk. Verder kozen 49 wethouders voor een andere baan, of stopten ze om andere reden zoals een zwangerschap of het einde van een interim-verband.
De directeur van de Wethoudersvereniging, Jeroen van Gool, uit tegenover Binnenlands Bestuur zijn zorgen over het recordaantal. „Dit onderzoek laat pijnlijk duidelijk zien hoe veeleisend het wethouderschap is. Naast politieke druk spelen ook de balans tussen werk en privé en gezondheid een steeds grotere rol bij het vertrek van wethouders”, zegt Van Gool.
Zijn onvoorwaardelijke trouw aan koning Filips II van Spanje was funest voor zijn latere reputatie. Wie, immers, kent nog Antoine Perrenot de Granvelle (1517-1586), kardinaal en grand seigneur in het 16de-eeuwse Europa, met schitterende paleizen in Brussel, Mechelen en Besançon? Na het begin van de opstand in de Nederlanden tegen het Spaanse gezag was Granvelle zijn leven daar niet meer zeker, en opereerde hij voornamelijk vanuit Rome, Napels en Madrid. Toch is hij, ook in Noord-Europa, blijven voortleven als verfijnd kunstverzamelaar. De tentoonstelling in zijn voormalige residentie in Mechelen, het stadspaleis Hof van Busleyden, getuigt daarvan met zo’n 85 fraaie kunstwerken en luxe voorwerpen uit collecties in onder meer België, Frankrijk en Oostenrijk.
Antoine Perrenot de Granvelle was een zoon van de invloedrijke staatsman Nicolas Perrenot de Granvelle en volgde in diens voetsporen als secretaris en diplomaat in dienst van de Habsburgse vorsten Karel V en Filips II. Naast zijn politieke activiteiten volgde Granvelle een kerkelijke carrière die hem al op 21-jarige leeftijd bisschop maakte en later ook kardinaal. Hij ontpopte zich als een echte renaissancegeleerde en liefhebber van kunst en oudheden.
Glimmend zwart kostuum
De grote, internationale staat die hij voerde, weerspiegelt zich in twee werken door toonaangevende Europese portrettisten waarmee de expositie opent. Het ene is gemaakt in 1549 door Anthonis Mor, en toont Granvelle in glimmend zwart kostuum als ambitieuze 32-jarige. Het andere werd geschilderd door Scipione Pulzone zo’n dertig jaar later in Rome: Granvelle is hier een gearriveerd prelaat, met een inmiddels lange grijze baard en gekleed in een purperen kardinaalsgewaad.
Objecten zoals boeken en prenten, penningen en gesneden stenen, en een zeldzame nautilusschelp die met verguld zilveren onderdelen is getransformeerd tot een drinkschaal in de vorm van een kip, illustreren Granvelle’s wetenschappelijke en artistieke belangstelling. Maar hoe fraai ze vaak ook zijn, niet steeds is daarbij even duidelijk of de voorwerpen ook daadwerkelijk stammen uit zijn eigen collectie. Het zou ook ondoenlijk zijn geweest zijn om in één enkele tentoonstellingszaal (al is het een grote) recht te doen aan de aard en omvang van de collectie van de man die misschien wel de actiefste particuliere verzamelaar van zijn tijd was.
In de expositie is dan ook de gelukkige keuze gemaakt om de nadruk te leggen op een bepaald aspect van Granvelle’s interesse, of eigenlijk twee: zijn belangstelling voor wandtapijten en daarmee samenhangend, die voor tuinen.
Tapisserieën
Van de verschillende monumentale tapisserieën die hij bezat, bevindt zich er een in de eigen collectie van Hof van Busleyden: een indrukwekkend gezicht in vogelvlucht op de oorlogshandelingen tijdens de verovering van Tunis onder Karel V. Het enorme weefwerk (365 x 575 cm) heeft nu bij uitzondering gezelschap gekregen van vier bijna even grote en kostbare tapijten die tegenwoordig worden bewaard in het Kunsthistorisches Museum in Wenen. Gewoven met wol en zijde in het Brusselse atelier van Willem de Pannemaker (1564) zijn ze voorzien van een decoratieve rand met bovenaan Granvelle’s kardinaalswapen.
Hoogstwaarschijnlijk zijn ze speciaal voor de galerij van diens representatieve stadspaleis in Brussel gemaakt. De in omvang en detaillering spectaculaire tapijten tonen steeds een fantasievolle, opengewerkte zuilenarchitectuur in sterk perspectief; ze zijn geplaatst in aangeharkte tuinen, met nauwkeurig weergegeven bloemen en vruchten, vogels en andere, soms exotische, dieren. De voorstellingen sluiten daarmee bijna naadloos aan bij de echte binnentuin van het paleis waarop de ramen van de galerij waar ze hingen, uitzicht gaven.
Gespecialiseerde traktaten en tuinbeelden, zoals een levensecht in hout uitgevoerd liggend hert met op de schedel een echt gewei, getuigen van Granvelle’s interesse in allerlei aspecten van de tuinkunst. Zelf heeft hij nooit van het uitgekiende schouwspel in zijn Brusselse paleis kunnen genieten. Nog voor voltooiing van zijn tapijten was hij de Nederlanden definitief ontvlucht.
De iPhone liefhebbers moeten voorlopig nog op hun vingers bijten, schrijft de gadget-redactie van de Indonesische krant Kompas deze week. Als ‘fancam’ om de nieuwste concerten vast te leggen is de Samsung Galaxy op dit moment de beste smartphone, schrijft het gadgetpanel. De iPhone 16 is ook een goede kandidaat, maar die doet niet mee in de test. De aankoop van een iPhone 16 is in Indonesië namelijk illegaal.
Indonesië heeft de verkoop in oktober verboden omdat het vindt dat het Amerikaanse bedrijf Apple niet aan investeringsvoorwaarden voldoet. Sindsdien ligt Apple met het Zuidoost-Aziatische land in de clinch. Indonesië wil namelijk haar hoogwaardige technologie-industrie uitbreiden. Ze wil dat het bedrijf in het land fabrieken bouwt en gebruikt toestemming voor de verkoop van de iPhone als pressiemiddel. Afgelopen week bood Apple aan om een Air Tag (een losse tracker voor Apple producten) fabriek op te zetten in Batam, een stad dicht bij Singapore, een investeringsproject van een miljard Amerikaanse dollar. Maar de Indonesische overheid vindt de handreiking onvoldoende om het verbod op de iPhone op te heffen.
Corruptie
De Indonesische president Prabowo wil net als zijn voorganger Joko Widodo dat Indonesië in 2045 economisch gouden tijden bereikt. Aan het einde van zijn regeerperiode in 2030 moet de huidige groei van circa 5 procent naar 8 procent per jaar zijn gestegen. Indonesië is rijk aan grondstoffen, zoals steenkool, nikkel en tin. De laatste twee metalen zijn onmisbaar bij de productie van elektrische auto’s en smartphones.
Om de industriële ontwikkeling en daarmee werkgelegenheid te stimuleren, wil Indonesië niet alleen inzetten op de exploitatie van deze grondstoffen, maar eist ze dat hightechbedrijven op Indonesische bodem hun fabrieken bouwen. Maar tot nu toe gaat dat nog niet heel soepel. Zo staat Indonesië hoog in de corruptieranglijsten. En deze corruptie gaat hand in hand met dikke lagen bureaucratie. Het is voor bedrijven notoir moeilijk om hun weg te vinden in de enorme doolhoven van – vaak dure – toestemmingen en ondoorzichtige eisenpakketten.
En dat ondervindt Apple nu ook. In de hoop het verkoopverbod op de iPhone 16 op te heffen, verhoogde Apple in november haar investeringen, die tot dan toe tien miljoen Amerikaanse dollar bedroegen, naar honderd miljoen dollar. Ook stelde het bedrijf voor om vier ‘Apple Academies’ op te zetten waar het lokale werknemers op kan leiden.
Rode loper
Maar industrieminister Agus Gumiwang Kartasasmita was niet onder de indruk. Met bijna 280 miljoen inwoners is Indonesië een mooie afzetmarkt, benadrukte hij. In 2023 verkocht Apple er zo’n twee miljoen telefoons, tablets en laptops. Meer investeringen zal ook de verkoop stimuleren, beargumenteerde hij. „En daar willen we wel iets voor terug.” Apple heeft toch ook fabrieken in Vietnam, stelde hij. Dat kan dan ook in Indonesië.
Maar dan wel volgens de Indonesische productieregels: 40 procent van de componenten van een eindproduct dat door een buitenlands bedrijf in Indonesië is gemaakt moet Indonesisch zijn. „We rollen natuurlijk niet zomaar de rode loper uit,” zei woordvoerder Febri Arif bij monde van de minister.
„Deze eis is voor buitenlandse bedrijven wel een erg grote uitdaging,” reageerde Lydia Ruddy, de voorzitter van de Amerikaanse Kamer van Koophandel in Indonesië in november in The Jakarta Post. „Als Indonesië niet flexibeler is, dan zal dat schade berokkenen aan het investeringsklimaat,” waarschuwde ze. „Als het bijvoorbeeld niet mogelijk is om 40 procent van een eindproduct te maken met lokale componenten, dan zullen internationale bedrijven zich hier niet vestigen.”
Indonesische economen zijn bezorgd over de opstelling van Indonesië. Bhima Yudhistira Adhinegara, directeur van CELIOS, een Indonesisch onderzoekscentrum voor Economie en Recht, waarschuwt dat de overheidsregels, bedoeld om economische groei te bevorderen, juist investeerders zullen afschrikken. „Het is pseudo-protectionisme,” vertelt hij in The Jakarta Post. Adhinegara vreest dat een onbetrouwbare en ondoorzichtige overheid investeerders afschrikt. Zo was de eis voor het deel lokale productie bijvoorbeeld eerst 35 procent en werd daarna opeens 40 procent. „Dergelijke inconsequenties creëren onzekerheid en daar houden investeerders niet van.”
‘Ze appen te veel’
Daarbij lijkt onduidelijke communicatie gesprekspartners te frustreren. Tegen de Indonesische krant Kompas klaagt de woordvoerder van de minister van Industrie deze week dat de Apple-vertegenwoordigers alleen maar appen (via Whatsapp) en niet in persoon overleggen. Volgens Catherine Thorbecke, technologisch expert van Bloomberg, was Apple wel op een uitnodiging daarvoor ingegaan. „Maar de Apple-vertegenwoordigers kregen bij aankomst in Jakarta te horen dat de minister niet beschikbaar was,” schrijft ze voor het Singaporese nieuwsmedium CNA.
Habib Dzakwan, onderzoeker aan het Indonesische Instituut voor Internationale Strategische Studies (CSIS), vreest dat Indonesië haar hand overspeelt. „Afgelopen week openden Maleisië en Singapore allebei een economische zone die helemaal is toegespitst op high tech productieketens. Nu is hét momen om westerse investeerders aan te trekken,” zegt hij aan de telefoon. „Als Indonesië Apple kan binnenhalen als investeerder, dan is dat een mooi signaal naar andere westerse bedrijven.”
Lees ook
Apple hobbelt achter de AI-hype aan. Is het bedrijf traag of is het tactiek?
Dat is extra urgent nu deze maand de Amerikaanse president Trump zal aantreden, stelt de econoom. Want ook voor Zuidoost-Azië breken onzekere tijden aan. Trump heeft een extreem isolationistisch economisch beleid aangekondigd. Het is nog niet duidelijk welke importtarieven hij gaat eisen, maar er is geen twijfel dat China het moeilijk zal krijgen. Al enige jaren verhuizen steeds meer westerse bedrijven hun fabrieken van China naar Zuidoost-Azië.
Deze ontwikkeling zal zich na het aantreden van Trump voorzetten, denken de meeste economen. Maleisië, Singapore en Vietnam hebben zich hier al op ingericht, stelt Dzakwan. „Als Indonesië ook westerse investeerders wil aantrekken, is het belangrijk dat ze haar zaakjes snel op orde krijgt”, benadrukt hij. „Indonesië loopt nu nog achter op deze landen.” Bijvoorbeeld in het aanbod van goed opgeleide werknemers. „Er zijn minder kenniswerkers beschikbaar, het onderwijssysteem schiet tekort.”
Ook moet de bureaucratie worden beperkt. „Maar in Indonesië gaat het helaas juist de andere kant op. Onder Prabowo is het aantal ministers toegenomen van 34 naar 48. Dat betekent nog meer loketten waarlangs je aanvragen moet doen.” Ook moeten de vestigingsregels voor buitenlandse fabrieken versoepeld worden. „Die zijn vooral voor hoogwaardige technologiebedrijven een groot obstakel,” stelt hij. „Omdat er niet altijd lokale partners voorhanden zijn die voldoen aan internationale kwaliteits- en kenniseisen.”
Ruimte voor China
Analist Thorbecke van het Amerikaanse mediabedrijf Bloomberg vreest twee verliezers. Als Apple en Indonesië er niet uitkomen, dan geeft dat extra ruimte voor Chinese invloed in Indonesië, schrijft ze in een opiniestuk voor het Singaporese nieuwsmedium CNA. Want Chinese smartphone-bedrijven zoals Oppo, Xiaomi en recentelijk Honor (onderdeel van Huawei) hebben al wel fabrieken in Indonesië. Ze roept president Prabowo op om geopolitiek strategisch te zijn en te waken voor te grote Chinese afhankelijkheid.
China is voor Indonesië een belangrijke handelspartner en domineert momenteel samen met het Zuid-Koreaanse Samsung de Indonesische smartphone-industrie. En dat moet de Verenigde Staten zorgen baren, schrijft Thorbecke. Want terwijl het westen juist probeert invloed via Chinese technologie te beperken, neemt deze afhankelijkheid in andere delen van de wereld toe.