Huiselijk geweld speelt vaak een rol bij scheidingen. Maar de familierechter neemt veiligheid van vrouwen en kinderen niet goed mee

De statistieken liegen er niet om. Bij ongeveer een op de vijf echtscheidingen speelt huiselijk geweld een rol. Bij complexe vechtscheidingen zelfs in de helft van de zaken. Maar stappen gescheiden ouders de zittingszaal van de familierechter binnen voor een zaak over gezag of omgang met de kinderen, dan lijkt het of huiselijk geweld niet meer bestaat.

Onveiligheid van vrouwen en kinderen speelt namelijk vaak geen rol als de rechter zich buigt over zorg, gezag en omgang, zo blijkt uit een onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut naar huiselijk geweld in familierechtelijke procedures dat deze dinsdag verschijnt. „Het is verre van vanzelfsprekend om huiselijk geweld mee te wegen omdat in het familierecht vooral het frame van gelijkwaardigheid overheerst, omdat beide ouders evenveel recht hebben op contact met het kind en omdat naar de toekomst wordt gekeken”, vertelt onderzoeker Katinka Lünnemann.

Het onderzoek dat Verwey-Jonker op initiatief van Vrouw en Recht en branchevereniging Valente uitvoerde, vond plaats onder 127 advocaten. Ook werden gesprekken gevoerd met rechters en medewerkers van de Raad voor de Kinderbescherming, Veilig Thuis en de vrouwenopvang.

Wat is de belangrijkste reden dat huiselijk geweld en de impact vaak niet worden meegewogen bij familierechtszaken?

„In de wet is vastgelegd dat na scheiding sprake moet zijn van gelijkwaardig ouderschap. Idealistische ouders die in de jaren negentig uit elkaar groeiden maar na scheiding wel co-ouder wilden zijn, hebben dit uitgangspunt bevochten.

„Dat huiselijk geweld niet wordt meegewogen is omdat het bij zorg, omgang en gezag gaat om het belang van het kind en het recht op omgang. Onveiligheid is niet het juridische probleem waarmee het familierecht zich bezighoudt. Daar wordt huiselijk geweld gezien als iets wat bij de strafrechter thuishoort.”

Waarom doet huiselijk geweld nog ter zake als ouders al uit elkaar zijn?

„Het punt is dat uitgezocht moet worden welk geweldspatroon aanwezig was. Als er huiselijk geweld is geweest, wil dat niet automatisch zeggen dat de pleger zijn kind niet meer mag zien. Uit onderzoek blijkt dat als sprake was van agressie tijdens de relatie, een nieuw evenwicht kan worden gevonden nadat de ergste spanning is verminderd. Dan kan ook tot een goede omgangsregeling gekomen worden.

„Maar er moet wel achterhaald worden of het echt veilig is bij beide ouders. Daarvoor moet inzicht komen in de geweldsdynamiek en of die zich doorzet. Als namelijk sprake is van een patroon van dwang, controle en intieme terreur, dan is de kans groot dat het geweldspatroon na de scheiding wordt voortgezet.

„Daarbij is het ook belangrijk aandacht te hebben voor opvoedvaardigheden. Agressieve of controlerende ouders nemen hun eigen behoeften als uitgangspunt, niet die van de kinderen.

„Er zou dus vanaf het begin veel meer gekeken moeten worden naar wat in het belang is van het kind. Dan kan van daaruit een omgangsregeling gemaakt worden.”

Hoe belangrijk is het voor een kind om bij beide ouders op te groeien?

„Omgang met beide ouders is voor het kind het beste, als beide ouders goede opvoeders zijn. Er is veel onderzoek dat aantoont dat het schadelijk is voor een kind als die een van de ouders niet mag zien. Maar als sprake is van onveiligheid bij een van de ouders is het een ander verhaal. Het is voor het kind dan beter om bij de veilige, affectieve ouder op te groeien in plaats van gedwongen te worden contact te hebben met die andere ouder bij wie het niet veilig is.”

Advocaten geven in uw onderzoek aan dat zij huiselijk geweld niet altijd bij de rechter ter sprake brengen omdat het de positie van hun cliënt zou verslechteren. Hoe dan?

„Als een advocaat benoemt dat sprake is van huiselijk geweld, is de kans bijvoorbeeld groot dat de cliënt als niet-meewerkende ouder wordt bestempeld. Hoewel er absoluut rechters zijn die huiselijk geweld serieus nemen, is dat niet vanzelfsprekend. Aandacht vragen voor (aanhoudend) huiselijk geweld kan door rechters worden gelabeld als niet-constructief, sfeer bedervend en diskwalificerend gedrag. Advocaten geven ook aan dat ze het niet melden omdat het kan worden gezien als een valse beschuldiging.”

Valse beschuldigingen liggen in dit soort gevoelige zaken natuurlijk wel op de loer. Hoe voorkom je die?

„Door zoiets goed uit te zoeken, in plaats van de houding aannemen: ‘waar twee vechten, hebben twee schuld’ en ‘het is ons te ingewikkeld, dus we doen of het niet bestaat’. Er zijn nu te veel kinderen die naar een vader of moeder toe moeten terwijl er geen voldoende veilige en affectieve situatie is. Zij raken daar diep ongelukkig en getraumatiseerd van. Dat moeten we echt zien te voorkomen.”

Kan dat wel goed worden uitgezocht? Een belangrijke uitkomst van het onderzoek luidt dat er te weinig kennis is bij betrokken professionals.

„Er komt inderdaad uit het onderzoek naar voren dat rechters en advocaten, maar ook medewerkers van de Raad voor de kinderbescherming of mediators, te weinig kennis hebben van huiselijk geweld en de verschillende geweldspatronen. Bij opleidingen wordt er nauwelijks aandacht aan besteed.”

Waarom?

„Daar krijg ik mijn vinger ook niet achter. Desondanks zijn er zijn zeker mogelijkheden om het goed uit te zoeken en er kan veel meer dan nu gebeurt.”

Wat zou er op korte termijn verbeterd kunnen worden?

„Onze aanbevelingen zijn tweeërlei. Wij pleiten ervoor dat alle juridische professionals en bepaalde hulpverleners, zoals mediators, worden geschoold op het thema ‘huiselijk geweld’. Daarnaast zou er een beter toetsingskader ingevoerd moeten worden, waardoor rechters verplicht worden huiselijk geweld expliciet mee te wegen in hun beslissingen.”

Lees ook

Rechtszaken over echtscheiding onvoldoende kindvriendelijk. ‘Jij hebt gekozen dat je die weekends niet bij mij wilt zijn, dus dan gebeurt dat ook niet’

De rechtbank Noord-Nederland in Groningen.


Omstreden grondwetswijziging in Hongarije aangenomen, overheid mag lhbti-evenementen verbieden

Het Hongaarse parlement heeft maandag een controversiële grondwetswijziging aangenomen die de regering onder meer toestaat lhbti-evenementen te verbieden. Het amendement werd aangenomen met een meerderheid van 140 stemmen voor tegenover 20 stemmen tegen. Met de wetswijziging worden de rechten van de lhbti-gemeenschap in de EU-lidstaat nog verder ingeperkt.

De wetswijziging komt niet uit de lucht vallen. In februari deed de Kremlin-gezinde premier van Hongarije Viktor Orbán de aankondiging dat hij voor het Paasweekend af zou hebben afgerekend met de „liberale netwerken” in zijn land.

Een maand geleden werd het anti-lhbti-amendement ingediend door Fidesz, de partij van premier Orbán, en versneld door de parlementaire machine gehaald. Vanwege de grote meerderheid van de rechts-populistische partij en de christelijke coalitiepartij KDNP in het Hongaarse parlement, was het aannemelijk dat de wetswijziging inderdaad zou worden doorgevoerd.

Afschrikmiddel

De wijziging verankert de erkenning van slechts twee geslachten (m/v), wat een grondwettelijke basis biedt voor het ontkennen van de genderidentiteit van sommige non-binaire burgers in Hongarije. Daarnaast maakt het de weg vrij voor autoriteiten om gezichtsherkenningssoftware te gebruiken om deelnemers van de Pride te identificeren, en mogelijk te beboeten.

Eind vorige maand verbood het parlement al de Budapest Pride. De dertigste editie van de Pride-mars trekt jaarlijks tienduizenden bezoekers. Ten tijde dat het wetsvoorstel ingediend werd, lieten de organisatoren al weten de mars alsnog door te laten gaan. De oppositiepartij Momentum stelt maandag dat de wetswijziging zal worden ingezet als ‘afschrikmiddel’ voor mensen om deel te nemen aan de mars.

Lees ook

Verbod op Budapest Pride, juist nu Hongaarse economie slecht draait: ‘Niet voor het eerst probeert Orbán de aandacht af te leiden’

Leden van de liberale partij Momentum protesteren met gekleurde rook tijdens de stemming over het Pride-verbod in het Hongaarse parlement, 18 maart.

Niet alleen de lhbti-gemeenschap zal de gevolgen van de nieuwe wet voelen. De Hongaarse regering krijgt met het doorvoeren van het amendement ook de bevoegdheid het staatsburgerschap van Hongaarse burgers met een dubbele nationaliteit „die een bedreiging vormen voor de veiligheid of soevereiniteit van het land” op te schorten.

Weerstand

Het voorstel leidde de afgelopen weken tot grote weerstand. Hongaren gingen massaal de straat op om tegen de ‘ontmanteling van de democratie’ te protesteren. Ook gaven 22 Europese ambassades in Hongarije, waaronder die van het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland, een gezamenlijke verklaring uit waarin ze zeiden zeer bezorgd te zijn dat de wetgeving zou leiden tot „beperkingen op het recht op vreedzame vergadering en de vrijheid van meningsuiting”.

Al eerder voerde Orbán’s partij meerdere wetten in die de rechten van de lhbti-gemeenschap inperken. Zo werden in 2021 onder meer lesmateriaal en advertenties verboden die seks met iemand van hetzelfde geslacht onder kinderen ‘populariseren’, of waarin homoseksualiteit wordt getoond of iemands genderidentiteit wordt bevestigd.

Lees ook

Het kabinet is te stil over Hongarije, en dus over de rechtsstaat

Het kabinet is te stil over Hongarije, en dus over de rechtsstaat


Er moet een Nationale Investeringsbank komen, zeggen deze prominenten. Had Nederland die niet ooit al? En vier andere vragen

Hoe is meer financiering vrij te maken voor het Nederlandse bedrijfsleven? Voor investeringen in de energietransitie en de uitbreiding van de Nederlandse defensie-industrie? Als het aan een groep van 51 prominenten uit dat bedrijfsleven en de economische wetenschap ligt, is het antwoord: door een Nationale Investeringsbank (NIB) op te richten.

Onder het plan dat afgelopen weken is verspreid onder ministeries en Kamerleden, staan de namen van onder meer Constantijn van Oranje, oud-minister Neelie Kroes en ondernemers Michiel Muller (Picnic) en Ali Niknam (Bunq). Volgens de ondertekenaars heeft Nederland zonder NIB geen „krachtig overheidsvehikel” voor bedrijfsfinanciering, onder meer dus voor de energietransitie en scale-ups in bijvoorbeeld AI. Zonder heeft Nederland bovendien geen goede gesprekspartner voor de Europese Investeringsbank die een steeds grotere rol krijgt in de verdeling van gelden. En Duitsland en Frankrijk hebben wél een nationale investeringsbank.

1. Wat is een nationale investeringsbank?

Dat is een bank die zich in opdracht van de overheid richt op de financiering van bedrijven. Zo’n bank krijgt kapitaal van de overheid en kan daarmee op de financiële markten geld ophalen bij beleggers. Het huidige plan voorziet met 10 tot 12 miljard euro aan overheidskapitaal 100 miljard euro aan financieringsruimte.

Die ruimte kan worden gebruikt om leningen aan te gaan of aandelen te kopen. Daarbij gaat het in principe om aandelen van bedrijven met net wat meer risico dan een commerciële bank aandurft – omdat bijvoorbeeld een techniek nog niet is bewezen. Of om voor Nederland essentiële activiteiten – denk aan defensie. Kan een bedrijf op eigen benen staan, dan moeten normale banken de financiering weer overnemen. „Doel is het ondervangen en zo mogelijk oplossen van marktfalen”, zo staat in de notitie.

2. Had Nederland niet eerder een investeringsbank?

Ja: de Nationale Investeringsbank. Die werd als Herstelbank opgericht na de Tweede Wereldoorlog om de wederopbouw van de economie te stimuleren. Dan had je ook nog de Maatschappij voor industriële projecten (Mip). Die werd in de jaren tachtig opgericht om nieuwe industriële projecten van de grond te krijgen. Een durfinvesteerder eigenlijk.

Beide instellingen werden geheel geprivatiseerd in de jaren negentig, omdat overheidsbemoeienis met de financiële sector niet meer nodig werd geacht. De Nationale Investeringsbank is nu als NIBC een hypotheekbank. De Mip is rond 2003 omgevormd tot private-equityfirma Alpinvest. Beide partijen zijn nu in Amerikaanse handen.

Er zijn nog wel zakelijke overheidsfinanciers. Zo zijn er negen regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) die als een soort overheidsinvesteringsbanken fungeren. Verder is daar ook nog de FMO, een investeringsbank die zich richt op ontwikkelingslanden en -thema’s.

3. Is deze wederopstanding een nieuw idee?

Nee, zeker niet. Zo is na de kredietcrisis en Europese schuldencrisis meermaals voor heroprichting van een nationale investeringsbank gepleit. Een van de huidige ondertekenaars, voormalig topambtenaar Jeroen Kremers, schreef in 2016 in opdracht van een andere ondertekenaar, toenmalig minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem, een plan. Daaruit ontstonden Invest-NL en Invest-International, maar die fondsen kunnen niet zelf geld ophalen en hebben daardoor niet de schaal die een NIB kan hebben.

Een paar jaar geleden pleitte de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid ook voor een NIB en begin dit jaar begon Theo Henrar, voorman van industriebranchevereniging FME, erover in een interview met NRC. Naar aanleiding van dat laatste gesprek is het initiatief genomen tot de notitie van zes A4’tjes.

Modellen van ammunitie bij een stand op de defensiebeurs NEDS.
Foto Ruchama van der Tas

4. Waarom een nieuwe poging?

De initiatiefnemers denken dat er momentum is. Heel praktisch gezien wordt momenteel onderzocht of Invest-NL en Invest-International moeten worden samengevoegd – als die twee omgevormd worden tot een NIB, zou die laatste meteen startkapitaal hebben, zo licht voormalig topambtenaar Kremers via de telefoon toe.

Nog veel belangrijker is het geopolitieke momentum. In Europa en Nederland lijken bestuurders de noodzaak van investeringen in de eigen economie en industrie eindelijk in te zien, door de strapatsen van de Amerikaanse president Donald Trump en de noodzaak om de Europese te versterken, in verband met de oorlog in Oekraïne. In het rapport-Draghi over hoe het Europese groeivermogen aan te jagen, wordt ook meermaals een grote rol toebedeeld aan national promotional banks.

5. Hoeveel kans van slagen heeft dit?

Allereerst is politieke wil vereist. Dat is nog onduidelijk: het ministerie van Financiën laat vooralsnog alleen weten de brief te bestuderen.

Mocht de nieuwe Nationale Investeringsbank er komen, dan is de vraag of die zodanig wordt ingericht dat deze op lange termijn bestaansrecht heeft: een volgend kabinet moet de bank niet meteen weer de nek om kunnen draaien, zoals bijvoorbeeld met het Groeifonds is gedaan. In de notitie staat daarom dat de bank een „professioneel geleide, privaatrechtelijke financiële groep” moet worden „met een onafhankelijk statuut en mandaat”. Als externe financiers daar geen vertrouwen in hebben, zullen ze geen hefboom verschaffen boven op het door de overheid verstrekte kapitaal. Dan blijft de NIB tandeloos.

Hoogleraar financiële markten Arnoud Boot (UvA), die meeschreef aan het WRR-rapport, deelt de noodzaak, maar denkt niet dat de overheid dit eigenhandig voor elkaar krijgt. Hij pleit voor betrokkenheid van private investeerders als mede-aandeelhouders in de bank. „De zakelijkheid moet geborgen zijn, omdat je de wispelturigheid van de overheid voor moet blijven. Private bemoeienis kan voor consistenter beleid zorgen dan de huidige politiek.”

Hoofdeconoom van PwC en hoogleraar toegepaste economie (UvA) Barbara Baarsma is het daarmee eens. Ze heeft wel hoop dat dit plan slaagt. „Alle politieke partijen hebben door dat Nederland vastloopt. Met zo’n bank kunnen we een stap maken – ook omdat die anders dan de politici van nu een veel langere horizon kan aanhouden.”

Lees ook

Europese Commissie komt met herbewapeningsplan voor 800 miljard, inclusief politiek gevoelige gezamenlijke leningen

Voorzitter Ursula von der Leyen van de Europese Commissie vlak voor de presentatie van het financiële plan voor hogere defensieuitgaven.


Even is het grimmig tijdens de Maagdenhuisbezetting van 2025. Maar na zes uur geven de activisten zich over

Het is 16.15 uur maandagmiddag als Leon van de Zande, secretaris van de Universiteit van Amsterdam, de bezetters van het Maagdenhuis per megafoon oproept het universiteitsgebouw te verlaten. Tevergeefs. „Oink, oink, piggy, piggy”, zingen demonstranten richting de agenten. Die ogen ontspannen. Uit het raam hangt een spandoek waarop tot een boycot van Israël wordt opgeroepen. De activisten steken nog een keer een groene rookfakkel aan.

En dan stormt een arrestatieteam naar binnen en is de Maagdenhuis-bezetting van 2025 ten einde. Die duurde zes uur en kwam na anderhalf jaar pro-Palestinaprotest toch ogenschijnlijk uit het niets.

Volgens het universiteitsbestuur waren de demonstranten voor het grootste deel onherkenbaar door gezichtsbedekking. Ze hadden slaapzakken bij zich en breekgereedschap, zegt UvA-woordvoerder Annelies van Dijk. Bij het innemen van het pand is voor zover bekend geen geweld gebruikt, maar het was „wel heel intimiderend”, zegt Van Dijk, die maandagochtend in het pand was toen de bezetters toesloegen. Het universiteitsbestuur heeft aangifte gedaan van huisvredebreuk.

Op de vraag of de dodelijke Israëlische aanval op vijftien hulpverleners vorige maand de aanleiding vormt voor deze bezetting, zegt de buiten staande activist Sam (die niet met achternaam in NRC wil): „Hoeveel aanleidingen zijn er nodig?”

De protesten waren begin dit jaar geluwd, nadat het staakt-het-vuren tussen Hamas en Israël was ingegaan. Inmiddels bombardeert het Israëlische leger volop doelen in de Palestijnse strook, met vele burgerdoden tot gevolg.

Lees ook

Bondgenoten krijgen ‘buikpijn’ van Israël, maar stellen beleid nog niet wezenlijk bij

Omstanders rouwen bij de lichamen van acht gedode hulpverleners.

Gynaecoloog

Het protest bij de UvA en andere universiteiten richt zich op samenwerkingsverbanden met Israëlische academische instellingen. Tot dusver heeft de UvA alleen het studentenuitwisselingsprogramma met de Hebrew University stopgezet. De demonstranten eisen dat alle banden worden doorgesneden met Israëlische universiteiten, vanwege hun vermeende faciliterende rol bij het onderdrukken van Palestijnen.

De bezetters houden maandagochtend een spandoek omhoog met ‘Dr. Sirin Al-Attar House’, zoals het Maagdenhuis volgens hen nu heet. Deze gynaecoloog en moeder van drie kinderen werd op 11 oktober 2023 gedood bij een van de eerste vergeldingsaanvallen van de Israëliërs voor de terreuraanval van Hamas van 7 oktober. Later verwijdert de politie het spandoek.

Buiten worden demonstranten door een ME-peloton naar achter gedreven, om controle te houden over de stegen direct om het universiteitsgebouw, dat midden in het centrum van Amsterdam ligt. Sommige demonstranten komt dat op klappen met de lange lat te staan. Even is het grimmig. Glas vliegt vanachter de demonstranten op de agenten, iemand roept „niet gooien!”

‘Oink, oink, piggy, piggy’, zingen demonstranten richting de agenten

Vanaf drie uur is het rustig en begint de verdere opmaat naar de ontruiming. De chauffeur van de mobiele gevangenisbus van de Dienst Justitiële Inrichting parkeert voor het Maagdenhuis. Nadat de demonstranten worden gesommeerd het gebouw te verlaten, trekt een arrestatieteam naar binnen. Nog één keer zwaaien de activisten naar hun sympathisanten. Dan draaien ze zich om en gaan hun handen omhoog.

Acht overgebleven activisten worden tegen vijven geboeid en zonder gezichtsbedekking naar buiten geleid, langs de pers. Bij de bus worden ze ingerekend. Van de tientallen bezetters bleken aan het eind van de middag slechts enkele te resteren. De rest is opgegaan in de groep buiten of aangehouden bij het verlaten van het Maagdenhuis.

Glitters

In het verleden hebben activisten het Maagdenhuis vaker bezet. Voor het laatst langdurig in 2015, toen demonstranten meer inspraak en betere arbeidsvoorwaarden eisten van het bestuur. Na zes weken werd het pand toen ontruimd. De heftigste studentenprotesten tegen Israël waren een jaar geleden, toen er een confrontatie was tussen demonstranten en politie bij de Oudemanhuispoort en het Roeterseiland. De schade bedroeg volgens de UvA 4,1 miljoen euro.

Na de huidige bezetting blijven blauwe glitters achter in het atrium van het Maagdenhuis. Op tafel liggen proteïnerepen, een rood valharnas en het telefoonnummer van een advocaat die geregeld demonstranten bijstaat. Op een blad staan regels, zoals: „The goal of this action is not to destroy the building.

Elders in het gebouw werden computerschermen vernield. Meubilair is naar het trappenhuis versleept. Over twee portretten van kunstenaar Rosemin Hendriks werden rode strepen getrokken. Tot op de bovenste etage staan graffiti-slogans op de muren, zoals „Fuck your complicity”, „Free Gaza” en „Shame on UvA”.

Met medewerking van Freyan Bosma

Lees ook

Nu het stof van de studentenprotesten lijkt neergedaald: hoe reageerden de universiteiten op de demonstraties? En tien andere vragen

Pro-Palestinademonstranten bezetten het plein van de bibliotheek van Universiteit van Utrecht.


Man opgepakt op Curaçao in moordzaak Peter R. de Vries, vermeende leider

De Curaçaose autoriteiten hebben maandag een 39-jarige man opgepakt die vermoedelijk een leidinggevende rol had in de organisatie die misdaadjournalist en televisiepersoonlijkheid Peter R. de Vries vermoordde in 2021. Dat meldt het Openbaar Ministerie in een persbericht.

De verdachte is geboren op Curaçao en heeft een Nederlands paspoort. Hij werd opgepakt in Willemstad, waar hij sinds 2014 in de gevangenis zit. Volgens het OM wordt de man overgebracht naar Nederland, om vervolgens voorgeleid te worden aan de rechter-commissaris.

De Vries werd op 6 juli 2021 neergeschoten in de Lange Leidsedwarsstraat in de Amsterdamse binnenstad, nadat hij te gast was geweest bij een uitzending van RTL Boulevard. Negen dagen later overleed hij aan zijn schotwonden.

Celstraffen

Er zijn in de jaren daarna meerdere mensen opgepakt en veroordeeld. Afgelopen juni veroordeelde de rechtbank in Amsterdam schutter Delano G. en bestuurder van de vluchtauto Kamil E. beiden tot 28 jaar cel. Opdrachtgever Krystian M. kreeg ruim 26 jaar gevangenisstraf opgelegd. Drie andere mannen werden medeplichtig geacht aan de moord op De Vries en kregen celstraffen van tien tot veertien jaar.

Twee mannen werden vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie, in verband met de moord. De laatste van de negen verdachten werd vrijgesproken van zowel medeplichtigheid als deelname aan een criminele organisatie. In alle negen zaken is hoger beroep aangetekend.


Oud-minister Sorgdrager stapt na vijf dagen op bij hersteloperatie Toeslagen

Minister van Staat Winnie Sorgdrager is na vijf dagen alweer opgestapt bij de hersteloperatie Toeslagen. Het kabinet stelde de voormalige D66-minister afgelopen woensdag aan als ‘regeringscommissaris’, om de al tijden disfunctionele samenwerking tussen het ministerie van Financiën en de Stichting (Gelijk)waardig Herstel (SGH) van prinses Laurentien vlot te trekken.

Maar Sorgdrager heeft besloten die opdracht weer in te leveren, zo heeft zij maandag per brief aan staatssecretaris Sandra Palmen (Toeslagen, NSC) laten weten. Ze vertrekt omdat er twijfels zijn ontstaan over haar verleden als staatsraad bij de Raad van State. In die hoedanigheid zou zij in 2014 meerdere zaken van toeslagenouders in hoger beroep hebben behandeld, waarin het besluit om toeslagen van ouders in te trekken en terug te vorderen in stand bleef.

De harde lijn van de Raad van State speelde een rol in het Toeslagenschandaal, doordat ouders die bezwaar maakten tegen besluiten van de Belastingdienst vaak in het ongelijk werden gesteld. In 2021 erkende de Raad zelf dat er „te lang een strenge lijn” werd toegepast.

‘Mogelijk grote risico’s’

Gert-Jan Segers, voorzitter van de raad van toezicht van SGH, heeft afgelopen donderdag met staatssecretaris Palmen gebeld om aan te geven dat er „mogelijk grote risico’s kleven” aan de aanstelling van Sorgdrager, zo blijkt uit een brief van SGH die maandag met de Tweede Kamer is gedeeld.

Door haar verleden als staatsraad zou het volgens de stichting „nogal een opgave” zijn om getroffen ouders ervan te overtuigen dat zij kan bijdragen aan een „rechtvaardige uitkomst” voor gedupeerden. Het zou zelfs „onveilig” voor haar kunnen worden, omdat zij door sommigen „gepercipieerd zou kunnen worden” als mede-veroorzaker van het Toeslagenschandaal, schrijft het bestuur van SGH in de brief, die dateert van afgelopen vrijdag. „Het verleden heeft aangetoond dat dit geenszins een ondenkbaar scenario is.”

Sorgdrager erkent dat zij zich heeft ‘geconformeerd aan de toenmalige jurisprudentie van de Raad van State, waarin een strakke lijn werd gekozen’

In haar eigen brief erkent Sorgdrager dat zij zich in de betreffende zaken heeft „geconformeerd aan de toenmalige jurisprudentie van de Raad van State, waarin een strakke lijn werd gekozen”. Een suggestie van SGH om eerst met een delegatie van ouders en de staatssecretaris in gesprek te gaan over de vraag of zij het vertrouwen van ouders kan winnen, beschouwt Sorgdrager als een „valse start” van haar werkzaamheden. Volgens de oud-minister is dat niet in het belang van de ouders, daarom geeft ze haar opdracht terug.

Staatssecretaris Palmen schrijft maandagavond in een brief aan de Kamer haar vertrek te betreuren, „maar ik respecteer haar keuze en heb daar alle begrip voor.” Het kabinet beraadt zich nog op de ontstane situatie.

Zorgen over opschaling

De relatie tussen het ministerie en SGH wordt al weken getekend door conflict. Het kabinet besloot in maart om SGH een grotere rol te geven bij de hersteloperatie, na een advies van een commissie onder leiding van oud-CDA-Kamerlid Chris van Dam. In plaats van vijf verschillende routes waaruit ouders konden kiezen bij het vaststellen van hun definitieve schade, zouden er twee routes moeten overblijven, waaronder die van SGH. Het kabinet wilde „volop blijven inzetten” op de door prinses Laurentien ontwikkelde methode.

Gemiddeld tekenen zo’n twintig ouders per week een SGH-overeenkomst, de ambitie is 20.000 binnen twee jaar.

Binnen het kabinet bestonden wel „zorgen” over de „opschaling van deze route”, schreef staatssecretaris Palmen aan de Kamer. Het aantal ouders dat via SGH aan een schadevergoeding wordt geholpen, blijft al sinds het begin fors achter bij de eigen planning. Gemiddeld tekenen rond de twintig ouders per week een overeenkomst na het doorlopen van de SGH-route, terwijl het de ambitie van de stichting is om binnen twee jaar 20.000 gedupeerden aan compensatie te helpen.

Omdat SGH een overheidsopdracht ter waarde van 100 miljoen euro heeft gekregen, en medeverantwoordelijk wordt voor de uitbetaling van miljarden aan schadecompensatie, was het volgens het kabinet „noodzakelijk” om de „governance” bij SGH te versterken. Volgens een analyse van advocatenkantoor NautaDutilh, die in opdracht van het ministerie werd uitgevoerd, was bij de stichting sprake van een „ernstig gebrek aan checks and balances”. De twee oprichters, prinses Laurentien en haar rechterhand Gerd van Atten, zouden een „belangrijke, zo niet doorslaggevende” invloed uitoefenen op besluiten van de stichting, zonder daar juridische verantwoordelijkheid voor te dragen.

Volgens NautaDutilh vielen ze hierdoor „volledig buiten de kaders van wet- en regelgeving”. Bovendien zou de invloed van de oprichters een succesvolle uitvoering van SGH’s opdracht belemmeren. NautaDutilh adviseerde om prinses Laurentien en haar mede-oprichter „volledig” op afstand te zetten van de activiteiten van de stichting.

Extreem onveilig

Het advies zette de toch al getroebleerde relatie tussen Financiën en de stichting verder onder druk. In een e-mailconversatie die SGH kortstondig op de eigen site publiceerde en daarna verwijderde, schreef Van Atten aan een betrokken topambtenaar dat hij zich „extreem onveilig” voelde door het advies. Het NautaDutilh-rapport had in zijn ogen als doel „het persoonlijk beschadigen van Laurentien en mijzelf, en het in twijfel trekken van onze intenties en belangen”. Pas na schriftelijke excuses zouden prinses Laurentien en hij weer met het ministerie om tafel willen.

Staatssecretaris Palmen ging hierop eind maart in gesprek met rvt-voorzitter Gert-Jan Segers, in een poging de kou uit de lucht te halen. Palmen sprak achteraf van een „prettig en constructief gesprek”, maar afgelopen woensdag schreef ze dat er toch weer „een impasse” was ontstaan „door een verschil van inzicht over de voorwaarden die nodig zijn voor een succesvolle uitvoering, opschaling en afwikkeling van de SGH-route”.

Om die impasse te doorbreken, stelde zij Sorgdrager aan als regeringscommissaris, die het kabinet zou gaan adviseren over de manier waarop een „werkzame en duurzame samenwerkingsrelatie” tussen het ministerie en SGH zou kunnen ontstaan.

SGH was niet blij met dat besluit. De stichting had juist gevraagd om een „onafhankelijke mediator met statuur”, die zou kunnen helpen met het opheffen van ‘succesblokkades’ waar SGH tegenaan loopt. De aanstelling van Sorgdrager had volgens SGH juist tot verdere vertraging kunnen leiden.


Monopoliezaak tegen Meta gestart – grijpt Trump nog in?

De relatie tussen Donald Trump en Meta-topman Mark Zuckerberg is in amper een jaar sterk verbeterd. Vorige zomer nog dreigde Trump dat Zuckerberg „de rest van zijn leven in de gevangenis zou doorbrengen”, als hij geld bleef geven aan initiatieven om de opkomst bij verkiezingen te stimuleren. Trump was ook verbitterd omdat Meta (net als YouTube en het toenmalige Twitter) hem tijdelijk van zijn platforms had verbannen, wegens zijn rol bij de bestorming van het Capitool op 6 januari 2021.

Zuckerberg zette sinds de aanslag op Trumps leven in juli vol in op herstel van de betrekkingen. Hij staakte de donaties waar Trump zo boos over was. Hij beloofde zich niet meer met politiek in te laten. Hij betaalde mee aan Trumps inauguratie en was daarbij met andere techbazen prominent aanwezig. Hij dineerde met Trump in diens buitenverblijf Mar-a-Lago en bezocht hem in het Witte Huis. En hij schroefde, in de geest van de nieuwe president, het diversiteitsbeleid van Meta terug.

Nu moet blijken wat dat alles Zuckerberg en Meta oplevert. Want wat de Meta-topman bij zijn verzoeningspogingen steeds voor ogen hield, was dat deze maandag een rechtszaak van de Federal Trade Commission (de concurrentiewaakhond FTC) tegen Meta zou beginnen. De uitspraak in die zaak, die in een propvolle rechtszaal in Washington begon, kan ingrijpende gevolgen hebben voor het technologiebedrijf. Mogelijk zelfs een gedwongen verkoop van Instagram en/of WhatsApp.

Zuckerberg heeft er herhaaldelijk bij Trump op aangedrongen dat die de rechtszaak zou intrekken, of anders zou aansturen op een schikking om Meta een wekenlang proces met onzekere uitkomst (en vermoedelijk veel negatieve publiciteit) te besparen. Tot deze maandag had Trump zijn kruit nog droog gehouden. Maar na het grillige gedrag van de president bij het opleggen en uitstellen van importheffingen afgelopen weken, twijfelt niemand eraan dat Trump ook in dit dossier onverwachts kan interveniëren.

Je kan beter kopen dan concurreren

Mark Zuckerberg
interne mail uit 2008

Concurrenten uitschakelen

De zaak dateert uit Trumps eerste ambtstermijn en draait om de overname van Instagram (in 2012) en WhatsApp (in 2014) door Meta, dat toen nog Facebook heette. Waren die – destijds door de autoriteiten goedgekeurde – overnames van twee nog relatief kleine, maar veelbelovende concurrenten in feite illegale pogingen om de marktdominantie van het bedrijf veilig te stellen? Om zijn monopoliepositie te beschermen door het uitschakelen van twee concurrenten?

In een interne email schreef Zuckerberg in 2008: „Je kan beter kopen dan concurreren.” De advocaat van de FTC zei maandag tegen de rechter dat de overnames van Instagram en WhatsApp onderdeel waren van een bredere strategie van het „kopen of begraven” van potentiële rivalen.

Het is niet tegen de mededingingswetten om een groot bedrijf te zijn, zei een hoge medewerker van de FTC vorige week op een bijeenkomst met de pers. „Maar een van de redenen dat de Amerikaanse economie een van de meest dynamische en innovatieve van de wereld is, zit in het feit dat zelfs grote bedrijven eerlijk moeten concurreren op basis van de kwaliteit van hun producten.”

De nieuwe door Trump benoemde voorzitter van de FTC, Andrew Ferguson, heeft zich eerder kritisch uitgelaten over de machtsconcentratie bij big tech. Onlangs zei hij nog dat hij niet van plan is om zijn „voet van het gaspedaal te halen”.

Traditioneel kan de FTC zijn eigen koers varen en zitten er zowel Democraten als Republikeinen in. Maar Trump heeft met die traditie gebroken en de twee Democraten in de commissie ontslagen. De twee vechten hun ontslag juridisch aan, maar staan in elk geval voorlopig buitenspel. Voorzitter Ferguson zegt dat hij zich niet kan voorstellen dat Trump de zaak afblaast, maar doet de president dat toch dan zal de FTC-voorzitter, naar eigen zeggen, een rechtmatige opdracht daartoe uitvoeren.

Van een monopolie is volgens Meta geen sprake: Facebook, Instagram en Whatsapp moeten hard concurreren met onder meer TikTok, YouTube en X

Hard concurreren

Volgens Meta is van een monopolie geen sprake, en moeten Facebook, Instagram en Whatsapp hard concurreren met onder meer TikTok, YouTube, X, Snap, Reddit, LinkedIn en i-Message van Apple. Afgelopen jaren bleek er steeds voldoende ruimte voor nieuwe apps om naar de gunst van de consument te dingen. Sinds de overname van Instagram en WhatsApp is de markt daardoor ingrijpend veranderd.

Volgens juristen die in Amerikaanse media worden geciteerd zal veel afhangen van de vraag hoe de rechter de markt definieert waarbinnen Meta actief is. Is dat een brede markt, waaronder álle sociale netwerken vallen – dan lijkt het moeilijk om van een monopolie te spreken. Maar richt de rechtbank zich op de beperkte markt van apps waarmee familie en vrienden contacten met elkaar onderhouden, dan is de dominantie van Meta en zijn platforms waarschijnlijk makkelijker aan te tonen.

De Democratische president Biden voerde een beleid dat gericht was op het aan banden leggen van de macht van big tech. Hoewel veel Republikeinen, en aanvankelijk ook Trump, daar eveneens voorstander van waren, hebben behalve Meta ook de andere grote techconcerns de nabijheid tot de nieuwe president gezocht en gevonden. Zo zijn ze erin geslaagd Trump mee te krijgen in hun afkeer van de Europese regulering van big tech – en hun lobby om die af te zwakken.

Opmerkelijk aan de zaak tegen Meta is niet alleen wat er voor Meta op het spel staat, maar ook wie de rechter is die de leiding over het proces heeft. Het is dezelfde James Boasberg die vorige maand door Trump is uitgemaakt voor een „radicaal-linkse krankzinnige rechter, een lastpak en een onruststoker”, omdat hij de uitzetting van vermeende Venezolaanse bendeleden naar El Salvador tijdelijk had geblokkeerd.


Minister Van Hijum: UWV niet in staat om alle uitkeringen te controleren op fouten

Uitkeringsinstantie UWV heeft fouten gemaakt bij het beoordelen van de mate van arbeidsongeschiktheid van mensen, maar gaat niet controleren of uitkeringsgerechtigden een juiste vergoeding hebben ontvangen. Een dergelijke operatie is te arbeidsintensief, schrijft minister van Sociale Zaken Eddy van Hijum (NSC) maandag aan de Tweede Kamer.

Uitkeringsgerechtigden die vermoeden dat er iets mis is met hun uitkering, moeten zichzelf melden bij het UWV en kunnen daar dan terecht voor een persoonlijk hulpgesprek. Bij eventuele fouten kan de uitkering worden aangepast. Het is niet bekend om hoeveel gedupeerden het gaat.

De minister schrijft dat er een fout is gemaakt bij de berekening van het maatmanloon, oftewel de hoogte van het inkomen in het jaar voor de eerste ziektedag. Op basis van een „representatieve steekproef” zijn 298 dossiers uit oktober 2023 gecontroleerd. Daaruit blijkt dat het maatmanloon in 11,8 procent van de dossiers onjuist is vastgesteld, maar niet direct impact heeft op de uitkering van de betrokkene. In 1,6 procent van de gevallen is het maatmanloon onjuist vastgesteld en heeft dat wél directe impact, schrijft de minister, en in 9,4 procent van de gevallen is verder onderzoek nodig. De overige beoordelingen zouden wel juist zijn.

Handmatig onderzoek

Momenteel tuigt het UWV al een ‘hersteloperatie’ op rond 43.000 WIA-uitkeringen die tussen januari 2020 en december 2024 zijn verstrekt, waarvan het geldbedrag mogelijk niet klopte. De WIA is bedoeld voor mensen die minstens twee jaar niet of minder kunnen werken door ziekte.

Nog een herstelactie voor de keuring van arbeidsongeschikten kan de instantie niet aan, schrijft de minister. Dat „zou een onverantwoord groot beslag leggen op de schaarse capaciteit, omdat die niet meer kan worden ingezet voor WIA-beoordelingen waar de achterstanden al te groot zijn”.

Aankomende woensdag debatteert de Tweede Kamer over de problemen bij het UWV. De afgelopen jaren heeft de instantie meerdere fouten gemaakt in het verstrekken van verschillende uitkeringen.

Lees ook

UWV gaat 43.000 WIA-uitkeringen controleren op foute berekeningen

Een spreekkamer bij UWV Alkmaar.


Kamer in debat zeer kritisch over hervormingsplannen van Bruins voor publieke omroep

Schept minister Eppo Bruins en soort „Hunger Games in Hilversum”? Loopt zijn plan om de omroepen te hervormen uit op een „Eppogeddon”? De Tweede Kamer was maandag zeer kritisch over het plan van Bruins (Media, NSC) om de publieke omroep te hervormen – zonder dat plan overigens helemaal af te schieten.

De minister wil vanaf 2029 twaalf publieke omroepen onderbrengen in hoogstens vijf ‘omroephuizen’. Alleen de NOS wil hij behouden als losse omroep. Taakomroep NTR wil hij opheffen. Bruins meent dat hervorming nodig is omdat de publieke omroep anders zijn relevantie verliest: „Als wij geen ingrijpende keuzes maken, dan doen de consumenten het wel.” Los hiervan gaat het jaarbudget van de publieke omroep vanaf 2027 flink naar beneden, van 807 miljoen naar 649 miljoen euro – de grootste bezuiniging ooit.

Vooral zijn plan om de NTR op te heffen stuitte op veel protest. Voorafgaand aan het Kamerdebat kwamen tientallen NTR-medewerkers met spandoeken naar het parlement in Den Haag om Bruins een petitie aan te bieden, voor behoud van de omroep. Aan het begin van het debat bleek dat een ruime, Kamerbrede meerderheid voor behoud van de NTR is. Wat de Kamer betreft komt de NTR samen in één omroephuis met de NOS. Zoals dat vóór 1995 ook was.

Bruins ontraadde de motie hierover, maar was in het debat minder stellig over het einde van de NTR dan in de Kamerbrief over zijn hervormingsplan. Tot het einde van het debat bleef hij er omheen draaien. De taak van de NTR is om educatie en jeugd-televisie te bieden en om doelgroepen te bedienen – zoals minderheden – die bij de andere omroepen niet aan bod komen. Volgens Bruins krijgen de nieuwe omroephuizen voortaan die taken en is de NTR als bezemwagen dus ongewenst. „Ik wil niet bij voorbaat een vangnet installeren voor geluiden die niet gehoord gaan worden. Dan zouden de omroephuizen hun verantwoordelijkheid ontduiken en blijven we te veel in het oude bestel hangen.”

Moties

De Kamer zag veel tegenstrijdigheden en open eindjes in de plannen. Bruins was niet concreet genoeg. Kamerlid Jan Paternotte (D66) had „nog nooit zoveel spagaten in een Kamerbrief gezien.” Hij voorzag „een circus van herschikking en profilering omdat de minister niet zelf keuzes maakt”. Dat laatste bleek alvast uit het hoge aantal van 33 moties dat werd ingediend. Wederom opmerkelijk was dat de coalitiepartijen ongeveer even kritisch waren op hun eigen minister als de oppositie.

Kamerlid Martine van der Velde van de PVV, de grootste regeringspartij, noemde het plan van Bruins „een utopie”. Bovendien zou de hervorming „geknutsel aan de buitenkant” zijn die de kernproblemen niet oplost. Ze vindt dat de NPO politiek eenzijdig is en geen democratische legitimatie heeft. Ze stelde voor om het „Tsjechische model” in te voeren waarin de publieke omroep betaald wordt uit kijk- en luistergeld, in plaats van uit staatssteun en reclame.

Het plan van Bruins om het omroepbestel op slot te gooien – er mag niemand meer bijkomen of weggaan – stuitte ook op verzet. Hoe konden nieuwe geluiden uit de samenleving dan nog binnenkomen? Volgens Bruins gaan de toekomstige omroephuizen die nieuwe geluiden als vanzelf binnenhalen. Dat de minister de omroepverenigingen, met hun 2,4 miljoen leden (telling 2021), ondergeschikt wil maken aan omroephuizen, leidde ook tot kritiek. Harmen Krul (CDA): „Alsof een vereniging iets oubollig is. De omroepverenigingen zijn de verbindende schakel tussen samenleving en media”.

Kamerlid Claire Martens-America (VVD), op wier eigen hervormingsplan Bruins zich goeddeels baseerde, was na afloop positief. Volgens haar staat het plan stevig overeind. De kritiek uit de Kamer gold volgens haar vooral details. Ook Martens betreurde het echter dat de minister zoveel in het midden liet.

Bruins beloofde met een aanvullende Kamerbrief te komen. De Tweede Kamer stemt op 22 april over de hervormingsplannen.


In Noorwegen krijgt de wolf geen warm onthaal

‘We moeten zo snel mogelijk aan de slag, vrezen we”, zei de Noorse staatssecretaris voor lokaal bestuur, Kjersti Bjørnstad, in een persconferentie eind januari. „Er ligt veel sneeuw en de paden zijn nu nog in goede staat.”

Er was haast bij de wolvenjacht. Vlak voor afgelopen kerst werd die in Noorwegen een halt toe geroepen. Dierenrechtenorganisaties spanden, met een beroep op Europese verdragen, een zaak aan tegen de staat. Na zo’n drie weken gaf het gerechtshof van Oslo de groepen ongelijk. De jacht kon per direct worden hervat, tot eind februari.

Drie mensengeneraties lang was de Scandinavische wolf in Noorwegen volledig uitgeroeid. Een warm welkom kreeg het dier bepaald niet, toen het zijn terugkeer maakte. Het Noorse afschietbeleid houdt de wolf al jaren op het randje van uitsterven.

Ondanks het korte jachtseizoen zijn in de buurt van het dorp Elverum twee wolven afgeschoten, een mannetje en vrouwtje. Drieënzestig jagers waren goed voorbereid op de been. Het gebied werd uitgekamd, de sporen van de wolven met trucks, ski’s en sneeuwschoenen gevolgd. De twee werden met militaire precisie ingesloten en enkele dagen na elkaar onschadelijk gemaakt.

De operatie was „in een mum van tijd voorbij”, schreef de lokale krant Østlendingen, al kwam de jachtpartij nog wel een „activist” tegen die patrouilleerde tegen illegale jacht.

Elverum ligt in het ‘wolvengebied’, een strook van zo’n tweehonderd kilometer langs de Zweedse grens. Deze winter mochten daar twaalf wolven worden afgeschoten.

Jagen? Dat doet men om te eten

Op de open dag van de jacht-en-visvereniging van Elverum druppelen leden binnen voor koffie. Over de afgeschoten wolven in de buurt van Elverum haalt een van de organisatoren, Tore Litlere Rydgren, z’n schouders op. „Kan best.” Jagers, zegt hij, gaan eerder het bos in en kijken wat er op hun pad komt en jagen fair chase, op een manier dat het wild nog kan ontsnappen.

Een wolf wordt gevild tijdens het wolvenjachtseizoen in het Noorse Aurskog Høland, januari 2024.

Foto Odin Drønen

„Drie generaties terug was de opbrengst van jacht nog een belangrijke voedselbron tijdens de koude Noorse winters”, zegt Rydgren. Nog steeds is het een belangrijk onderdeel van de Noorse identiteit, al is in het kantoor van de vereniging geen enkel opgezet dier te vinden. „Jagen, dat doet men hier om te eten”, zegt de jager, „niet voor de trofee.”

Eind negentiende eeuw was Noorwegen nog arm, toen de wolf werd uitgeroeid. In diens afwezigheid werd Noorwegen onafhankelijk van Zweden, kreeg het een democratie met sterke boerenvertegenwoordiging, en spekten olievelden de staatskas. Noorse veehouders begonnen hun schapen vrij te laten grazen, vrij van de wolf. Het grootste ‘roofdier’ voor de wilde eland werd de mens. Noorwegen bleef minder verstedelijkt dan Zweden.

Drie generaties terug was de opbrengst van jacht nog een belangrijke voedselbron tijdens de koude Noorse winters

Tore Litlere Rydgren
organisator wolvenjacht

Een vrouw in een sportief donsjack heeft plaatsgenomen in de stoel naast Rydgren. Ze is landeigenaar en begon op haar drieënveertigste met jagen, omdat ze ook eens wat in te brengen wilde hebben in wat er op haar gebied geschoten werd. „Inmiddels doen mijn zoon en kleinzoon het ook”. Lokale landeigenaren hebben veel zeggenschap over de natuurlijke hulpbronnen op hun lap grond.

De wolf is geen buit voor de jagers in het kringgesprek. Eerder competitie: de landeigenaar ziet bij het jagen minder elandkalfjes dan voorheen. Voor haar betekent dat ook minder inkomsten, via jachtvergunningen.

De groep kent de geruchten die rondgaan over de wolf. Activisten zouden met een zwarte helikopter over de dichte bossen vliegen om de wolf er stiekem uit te zetten. „Ik had vroeger een jongen in mijn klas, die geloofde dat de wolf per auto is gekomen,” lacht de landeigenaar. Zij niet, voegt ze snel toe. „Er zijn een aantal mensen die heel veel vinden over de wolf, voor of tegen. Maar de meeste mensen zitten in het midden.”

Vrijeluchtsleven

Niet ver van de jachtvereniging ligt de Evenstad-campus van de Universiteit Inland, rondom een tot collegegebouw verheven grote, rode boerenschuur. In de kantine prijken natuurfoto’s aan de muur. Een bevroren bloem, ijskristallen, een wolf. Daartegenover drie foto’s van kamperende en skiënde mensen.

„Noren hechten waarde aan Friluftsliv, het vrijeluchtsleven”, zegt wolvenonderzoeker Barbara Zimmermann in de rumoerige kantine. Noorwegen komt volgens haar heus geen plek tekort voor de wolf. „Volgens berekeningen is er in Scandinavië ruimte voor meer dan duizend exemplaren, gekeken naar de geografie en mogelijke prooien.” Momenteel zijn dat er zo’n vijfhonderd, de meeste in Zweden. „Maar ze lopen tegen de mens aan.” Noorwegen kent minder wolven dan Nederland, met met naar schatting zo’n 75 dieren. In Nederland zijn dat meer dan honderd.

De Noors-Zweedse wolvenpopulatie winter 2023-2024 en de zone waar wolven in Noorwegen uitsluitend mogen voortplanten. Bron: Rovdata en het Noorse Milieuagentschap

De mens staat in het Noorse natuurdenken centraal. „Het ‘buitenveld is de plek om te wandelen, avonturieren, vissen en jagen.” Zelfs in Noorse natuurgebieden worden jachtvergunningen uitgegeven. „De wolf heeft in die manier van denken geen nut, het beschadigt juist de natuur zoals de Noor die wil gebruiken.”

Het wolvengebied beslaat grofweg vijf procent van het Noorse oppervlak, en is een ‘carnivorenzone’ waarbinnen de wolf zich mag voortplanten. Zo’n vier tot zes ‘nestjes’ worden daar jaarlijks toegestaan, met drie waarvan de groep in Noorwegen blijft. Alle andere dieren mogen worden afgeschoten. Het roofwildcomité, bestaand uit politici die fel tegen de wolf zijn, bepaalt de quota.

Zimmermann schat dat de helft van de wolven die in Noorwegen sterven illegaal wordt afgeschoten. „Soms verdwijnt de wolf die we volgen zomaar van de radar.”

De zwarte helikopter

De zwarte helikopter uit de Inlandse geruchten bestaat echt. Het onderzoeksteam van Zimmermann gebruikt hem om wolven te monitoren. Ze vangen de wolven, doen ze een halsband met een gps-zender om en laten ze weer vrij.

De Zwitserse Zimmermann woont al jaren in Evenstad. „Vrienden en buren van me zijn sceptisch over de wolf door de verhalen die rondgaan. Tegelijkertijd gaan ze dan naar buiten om de wolven te horen huilen in het maanlicht.” Ze snapt het wel, die angst én die fascinatie. „Het probleem is dat één wolf veel schade kan aanrichten, al gebeurt dat niet altijd. Die onvoorspelbaarheid maakt het zo lastig.”

Het probleem is dat één wolf veel schade kan aanrichten, al gebeurt dat niet altijd. Die onvoorspelbaarheid maakt het zo lastig

Barbara Zimmermann
wolvenonderzoeker

Veelvraten en lynxen eisen meer doden bij Noors vee, maar de wolf jaagt op een manier die harder aankomt bij jagers en boeren, ziet Zimmermann. „Jonge wolven oefenen jachtvaardigheid op schapen en vallen jachthonden aan als die toevallig hun pad kruisen.” Boeren en jagers zien hun dieren lijden, maar zien de wolf vrijwel nooit. „Wolven rennen meestal al weg wanneer ze vanaf 200 meter een mens ruiken.”

De onderzoeker heeft de medewerking van de lokale bevolking wel nodig. „Over het algemeen gaat dat goed, maar er zijn zo’n duizend landeigenaren in dit gebied.” Sommigen weigeren. „In de helikopter hebben we een kaart met lappen: groen, rood, groen, rood. We moeten uitkiezen waar we de wolf verdoven, want zo meteen kunnen we daar niet landen.”

Lees ook

De wolf is in Europa een mythisch dier

Frans Snijders, Zittende wolf in een rotslandschap, ca. 1650.

Verdrag van Bern

Tegenover de aanwezigheid van de wolf staan de meeste plattelandbewoners in Noorwegen neutraal, blijkt uit onderzoek van Noorse instituut voor natuuronderzoek (NINA), onder andere door socioloog Olve Krange. Vooral degenen die tegen de wolf zijn laten luid van zich horen. Krange: „Het stereotype is vaak een conservatieve man, die zichzelf ziet overziener van de lokale natuur.” Vaak zijn het jagers, zegt hij, al is niet elke jager anti-wolf.

„Sommige plattelandsmensen voelen zich vertrapt in een wereld die steeds meer verstedelijkt raakt en over hen lijkt te beslissen,” zegt Krange. „De wolf werd een symbool voor bredere maatschappelijke conflicten. Klimaatscepticisme, anti-immigratie, anti-wetenschap, anti-stad: een symbool voor anti-elitarisme.”

Activisten tegen de wolvenjacht worden vastgehouden door de politie in het Noorse Aurskog Høland, januari 2024.

Foto Odin Drønen

Wetenschappers schieten daardoor met losse flodders als de wens is om sceptici te overtuigen met data over de dodelijkheid van de wolf en het nut van omheind grazen. Net als actiegroepen, als die zich beroepen op internationale verdragen. In 2022 klaagden dierenrechtengroepen Noorwegen aan verwijzend naar het verdrag van Bern, dat onder andere de zwaar bedreigde wolf moet beschermen.

Afgelopen december opende de conventie van Bern een zaak tegen Noorwegen om te bepalen of dat zich aan de gemaakte afspraken houdt. Die afspraken staan net op het punt om te veranderen: EU-leden, en Noorwegen, stemden in maart voor een resolutie die het afschieten van wolven zal versoepelen.

In de kamer naast de koffiedrinkende jagers wordt een VR-schietspel klaargezet voor nieuwsgierige aspirant-leden. Rydgren heeft wel begrip voor het gedachtengoed waarbij menselijk nutsdenken niet altijd het laatste woord heeft in de natuur. „Toch kan je mens en natuur vaak niet van elkaar lostrekken. Die is evengoed deel van het ecosysteem.”

Rydgren accepteert dat de wolf deel is van zijn omgeving, mits onder de duim van de mens. „Als de wolf niet zou worden afgeschoten zou het uit de hand lopen voor de schapenboeren.” En het aantal? „Allemaal politiek”, zegt hij. „Het is beleid dat iedereen een beetje ongelukkig maakt.”