Plasticrecyclers willen geen leningen, maar betere regels

Elf faillissementen, en nog eens drie bedrijven die uit Nederland dreigen te vertrekken of de machines hebben stilgezet. Dat is de stand van zaken na ruim een jaar kaalslag in de recycling van afvalplastic. Al met al, zo becijfert de Vereniging Afvalbedrijven, valt ongeveer een derde van de capaciteit van de sector in Nederland weg. Terwijl gebruik van een kilo gerecycled plastic wel 1 tot 2,5 kilo aan broeikasgassen scheelt.

De zaken staan er dus beroerd voor, en de reddingsboei die staatssecretaris Chris Jansen (PVV, Milieu) toewerpt, stemt recyclers niet optimistischer. Hij wil bedrijven leningen aanbieden om niet failliet te gaan. Maar die gaan „de problemen niet oplossen”, aldus Jeroen Stein van de Vereniging Afvalbedrijven. „Waar de sector behoefte aan heeft, is een gezonde bedrijfsvoering. Niet méér schulden.”

Healix is een van die plasticrecyclers in zwaar weer. Het Maastrichtse bedrijf verwerkt afgedankte touwen en netten uit visserij en landbouw, maar sinds december staan zijn machines stil. Oprichter Marcel Alberts is „teleurgesteld” over het aanbod van Jansen. „Veel recyclers zijn al tot hun nek gefinancierd.” Een lening erbij noemt hij „geen reddingsboei, maar een molensteen”.

In december nam de Tweede Kamer een motie van Volt aan die opriep plasticrecyclers financieel te ondersteunen. Dat wil Jansen nu doen via kredieten, want hij vindt subsidiëring van de noodlijdende sector „een kostbare zaak”. Ook omdat „het onduidelijk is hoelang deze situatie nog zal aanhouden”. Daarnaast wijst hij op Europese regels die financiële ondersteuning van bedrijven door de staat bemoeilijken.

De leningen zouden voor een paar jaar moeten worden verstrekt. „Het bedrijf moet in de kern wel levensvatbaar zijn”, schrijft Jansen. Het kabinet schat hiermee vijf tot tien bedrijven te kunnen helpen.

Alberts van Healix wijst erop dat recyclingbedrijven vaak zelf al leningen hebben afgesloten; toen ze begonnen hebben ze geld van investeerders gekregen, soms zelfs van familie en vrienden. Extra leningen gaan volgens hem niet helpen. „Wij hebben vooral behoefte aan wet- en regelgeving waardoor wij kunnen concurreren met nieuw plastic. Twee, drie jaar geleden was nieuw plastic twee keer zo duur als nu en liepen de zaken nog prima.”

Rekmiddel

Ook topman Jan Lenstra van recycler Veolia denkt niet dat leningen zijn sector gaan helpen. „Het is een rekmiddel. Het probleem is dat nieuw plastic te goedkoop is. Dat lossen we niet op met leningen.”

Zijn fabriek in het Twentse Vroomshoop draait nu een „aanzienlijk lagere” productie. Ze maakt van oude boterkuipjes en ketchupflessen nieuwe grondstof, die wordt gebruikt voor producten van doppen tot stofzuigers. De fabriek draait nu quitte. Dat ze niet verlieslatend is, dankt ze vooral aan klanten die bereid zijn iets meer te betalen voor een duurzaam product.

De recyclingmarkt heeft last van lage prijzen van nieuw plastic, dat in grote hoeveelheden wordt geïmporteerd uit met name Azië. Concurreren is voor de recyclers extra lastig door hoge energieprijzen en personeelskosten. „We vrezen bovendien dat de concurrentie uit China nog heviger wordt door de [Amerikaanse] importheffingen”, zegt Stein. „Scheepsladingen plastic dat voor dat voor de Verenigde Staten is geproduceerd” dreigen daardoor „onze kant” uit te komen.”

De Vereniging Afvalbedrijven pleit voor nieuwe wet- en regelgeving. Onder de huidige economische omstandigheden heeft de sector zo’n 100 miljoen euro per jaar nodig om overeind te blijven, schat de branche.

„Het mooiste zou zijn als de vervuiler betaalt”, zegt Alberts. „Bijvoorbeeld met een CO2-heffing op nieuw plastic, of een verplichting om gerecycled plastic te gebruiken.”

Over zo’n ‘bijmengverplichting’ van gerecycled plastic bij de productie van nieuwe verpakkingen wordt al jaren gepraat. Het vorige kabinet wilde al in 2027 een landelijke bijmengverplichting invoeren, maar onduidelijk is of de PVV-staatssecretaris dat doorzet. De Europese Unie heeft plannen in 2030 een bijmengverplichting in te voeren. „Maar”, zegt Lenstra, „wie leeft er dan nog om dat gerecyclede plastic te maken?”

Chemische recycling

Een alternatief voor de gangbare mechanische plasticrecycling, chemische recycling, zit al helemaal in zwaar weer. Uit onderzoek van adviesbureau Rebel Group blijkt dat er vorig jaar nauwelijks chemische recycling plaatsvond in Nederland. Anders dan bij mechanische – versnipperen en versmelten – wordt plastic bij chemische recycling afgebroken tot op de ‘bouwstenen’, waardoor het weer een soort olie wordt. Dat heeft als voordeel dat het eindproduct heel schoon is, waardoor het bijvoorbeeld als voedselverpakking gebruikt mag worden. Bij mechanische recycling mag dat meestal niet.

Werd in 2022 nog 20 kiloton plastic chemisch gerecycled, in 2024 was dat nog maar 0,6 kiloton, aldus Rebel Group. De ‘kunststofketen’ had als doel in 2030 550 kiloton chemisch te recyclen. Dat lijkt nu onhaalbaar. Voor het onderzoek benaderde bedrijven noemen financiering een belangrijk „knelpunt”.

Blue Cycle is een van de bedrijven in chemische recycling die vorig jaar failliet zijn gegaan. Eric Witvoet, voormalig interim-directeur: „Als je moet concurreren tegen Chinees materiaal dat beneden de Europese kostprijs wordt geleverd, houdt het op een gegeven moment op. Terwijl we deze techniek en initiatieven moeten koesteren. Anders verdwijnen ze naar het buitenland.”

Lenstra van Veolia merkt daarnaast dat innovatie tot stilstand komt door de huidige marktomstandigheden. „Eigenlijk willen wij de marketingafdelingen van fabrikanten nog verder tegemoetkomen. We zouden bijvoorbeeld een heel zuivere witte kleur kunnen leveren uit gerecycled materiaal, door nog meer op kleur te gaan scheiden.”

Dat zit er voorlopig niet in. „We kunnen wel een beter product maken tegen hogere kosten, maar dat heeft weinig zin als we het niet kunnen verkopen.”


Halfjaar cel voor ondernemer en realityster Peter Gillis om belastingfraude via vakantieparken

Ondernemer en televisiefiguur Peter Gillis is veroordeeld tot een jaar cel, waarvan zes maanden voorwaardelijk. Dat heeft de rechtbank in Den Bosch dinsdag bepaald. Gillis stond terecht voor jarenlange belastingfraude via zijn bedrijf Oostappen Groep Vakantieparken. Hij was „de allesbepalende en aansturende kracht achter de fraude”, aldus de rechter. De rechter stelt dat Gillis, die in februari beweerde zijn vakantieparken te hebben verkocht, conservatief geschat voor ruim een half miljoen euro aan belasting heeft ontdoken.

Gillis werd bekend van de nog altijd lopende realityserie Familie Gillis: Massa is Kassa op SBS6. Hij hield geen correcte administratie bij, voorzag de Belastingdienst van onjuiste gegevens en deed zijn belastingaangifte niet op tijd. „Het bedrijf pleegde onder zijn leiding belastingfraude door ten minste vijf jaar lang bewust een geldstroom buiten de administratie te houden”, oordeelt de rechtbank.

De Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) ontdekte dat het bedrijf tussen januari 2014 en mei 2019 verhuur voor permanente bewoning buiten het reserverings- en boekingssysteem hield en contant liet afrekenen. Deze huurders werden niet geregistreerd of de registratie werd achteraf vernietigd. Ook de urenregistratie en urenbriefjes van „buitenlandse Europese medewerkers” werden vernietigd. Zo werd jarenlang „bewust een geldstroom buiten de administratie gehouden”.

Mede omdat hij nooit eerder is veroordeeld voor belastingfraude, krijgt Gillis geen beroepsverbod opgelegd. De uitspraak valt iets lager uit dan de eis van het Openbaar Ministerie. Dat had achttien maanden cel, waarvan zes voorwaardelijk, geëist.

Ook de betrokkenheid van Gillis’ dochter en ex-vrouw acht de rechter bewezen. Zij krijgen een voorwaardelijke celstraf van zes maanden en een taakstraf van respectievelijk 240 uur en 180 uur opgelegd. Het bedrijf van Gillis krijgt een voorwaardelijke geldboete van 250.000 euro. De bijna 250.000 euro aan contanten die tijdens het onderzoek in beslag is genomen, krijgt het bedrijf niet terug.

Lees ook

Terwijl z’n bedrijf afbrokkelt, rijst de realityster Peter Gillis

Peter Gillis met zijn vriendin  voorafgaand aan een kort geding tegen zijn ex, begin  vorige maand.


Arjen Veurink nieuwe bondscoach Oranjevrouwen

Arjen Veurink is de nieuwe bondscoach van het Nederlandse vrouwenelftal. Veurink volgt Andries Jonker op, die na het Europees kampioenschap (EK) van deze zomer afscheid neemt. De 38-jarige Veurink tekent een contract tot 2029, zo heeft de KNVB dinsdag bekendgemaakt.

Veurink komt over van de Engelse voetbalbond. Daar assisteerde hij Sarina Wiegman, die eerder bondscoach was bij de Nederlandse vrouwen. Ook toen was Veurink assistent. Het duo won zowel met Engeland (2022) als Nederland (2017) de Europese titel. Tussen 2012 en 2016 was Veurink hoofdtrainer van de vrouwen van FC Twente, waarmee hij viermaal landskampioen werd.

Begin dit jaar maakte de KNVB bekend het contract van de huidige bondscoach Jonker niet te verlengen. De voetbalbond hield zich, tot irritatie van de trainer zelf, op de vlakte over de reden van zijn naderende vertrek. Wel mag Jonker het elftal blijven leiden tijdens het EK, dat in juli wordt gehouden in Zwitserland. Jonker was sinds 2022 bondscoach.

Lees ook

Oranje wil zich niet laten afleiden door toestand om vertrek bondscoach Jonker

Bondscoach Andries Jonker tijdens de training na afloop van zijn persconferentie afgelopen maandag in Zeist.


Geen weigerknop, maar wel cookies plaatsen? Dat wordt een boete

De aanpak van foute cookiebanners wordt harder. Nederlandse bedrijven die hun gebruikers geen duidelijke ‘weigerknop’ aanbieden, lopen een grotere kans op een boete dan voorheen. De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) heeft extra mensen en een ‘bot’ op de handhaving gezet. Voorzitter Aleid Wolfsen: „Het wordt nu menens.”

Cookies en cookiebanners die gebruikers misleiden door het heel complex te maken om cookies te weigeren, zijn onderwerpen waarover de AP wekelijks boze telefoontjes en mailtjes van burgers binnenkrijgt. In 2024 ruim tweehonderd. „Het is een omvangrijk probleem en we hebben het idee dat de trucs en volgmethoden geraffineerder worden”, vertelt AP-voorzitter Wolfen telefonisch.

Die ergernissen en problemen zijn er al heel lang. Cookies werden ruim 25 jaar geleden uitgevonden. Nederland heeft sinds 2011 een wet die strenge eisen aan het gebruik ervan stelt. En sinds zeven jaar is er bovendien de Europese privacywet AVG met aanvullende consumentenbescherming.

Woud aan misleidende banners

In reactie op de wetten stopten bedrijven niet met het online volgen van gebruikers, zoals de bedoeling was, maar kwamen ze met een woud aan misleidende banners om toestemming te krijgen voor het plaatsen van cookies en voor het doorverkopen van gegevens. Consumenten werden zo moe van de pop-ups dat ze die in de regel gedachteloos wegklikken.

Lees ook

dit verhaal over de 25-ste verjaardag van het cookie en hoe ze werken

Hoe het internet een geheugen kreeg

Het lukt de AP en de Autoriteit Consument en Markt (ACM) – die samen verantwoordelijk zijn – tot nu toe amper om de wet te handhaven. Pas in 2024 zijn door de AP voor het eerst boetes opgelegd (voor Kruidvat en Coolblue) vanwege het tracken van mensen zonder ze daar helder over te informeren en ze daarvoor zelf te laten kiezen.

„Het had eerder de aandacht moeten krijgen”, zegt Wolfsen. Dat dit niet gebeurde, komt volgens hem door een tekort aan middelen en mensen. „Nu schalen we echt op.” De AP heeft de minister van Economische zaken op 26 maart in samenspraak met de ACM voorgesteld het toezicht alleen nog bij de Autoriteit Persoonsgegevens te beleggen.

Het budget van de AP is per 2025 verhoogd van 45,2 miljoen naar 49 miljoen per jaar. In september 2023 kreeg de privacytoezichthouder bovendien voor drie jaar een half miljoen extra per jaar, speciaal voor de strijd tegen volgsoftware en misleidende cookiebanners. Dat bedrag is onder meer gebruikt om de voorlichting aan bedrijven te verbeteren over hoe het wél moet.

‘Volgen als vanzelfsprekendheid’

Een van de boodschappen van de AP is dat een cookiebanner niet nodig is als een bedrijf zijn bezoekers niet profileert en blijft volgen. Louter statistieken bijhouden mag ook zonder banner. Het lijkt in de loop der jaren echter een soort vanzelfsprekendheid geworden om bij iedere website maar volgsystemen aan te leggen.

„Het gebeurt ook naïef en onnadenkend”, zegt Wolfsen: „En dat moet echt stoppen. Als je een winkel uitloopt, vind je het ook niet normaal om bij de uitgang te worden gevraagd welke producten je allemaal hebt overwogen en à propos, wie is uw partner? Bedrijven moeten zich afvragen of ze op zo’n manier online hun geld willen verdienen.”

Inmiddels heeft de AP met het extra geld ook een bot gebouwd die stelselmatig de banners controleert van tienduizend in Nederland gevestigde bedrijven. Die bot scant geautomatiseerd de instellingen van de cookiebanners. Daarop moet het net zo gemakkelijk zijn om cookies te weigeren als om die toe te staan. De vinkjes voor toestemming mogen niet vooraf zijn aangevinkt. De bot controleert ook wat voor cookies worden geplaatst en of dat al gebeurt voordat daarvoor toestemming is gegeven.

Tracking cookies blijven volgen

De grootste boosdoeners zijn de zogeheten tracking cookies. Die worden gebruikt om websitebezoekers te volgen terwijl ze surfen, dus niet alleen op de website waar ze op dat moment zijn, maar ook daarna. Die cookies worden gebruikt om profielen op te stellen en bijvoorbeeld gepersonaliseerde advertenties of aanbiedingen te tonen.

Dat lijkt misschien onschuldig, zegt Wolfsen, maar is dat niet. „Dat soort profielen kunnen ook gebruikt worden voor politieke targeting tijdens campagnes. Ze kunnen worden gekocht door buitenlandse inlichtingendiensten. Of bedrijven gaan selectief om met aanbiedingen. Die geven ze bijvoorbeeld niet aan mensen met bepaalde profielen of uit bepaalde postcodegebieden. Het kan tot uitsluiting leiden.”

Bedrijven met misleidende cookiebanners krijgen eerst een brief met een waarschuwing. De eerste vijftig gaan deze week de deur uit. Volgende maand de volgende vijftig. De bedrijven en organisaties krijgen drie maanden om hun cookiebeleid binnen de wet te brengen. Doen ze dat niet, dan start een formeel onderzoek, gericht op het opleggen van een boete. Die kan oplopen tot maximaal 4 procent van de jaaromzet van een bedrijf.


Rode Kruis staakt voedselhulp in groot vluchtelingenkamp Soedan

Door het aanhoudende geweld in Soedan heeft het Rode Kruis besloten om acht noodkeukens te sluiten in het vluchtelingenkamp Zamzam in Darfoer. Dat heeft de hulporganisatie dinsdag in een verklaring bekend gemaakt. In dat kamp wonen ongeveer 700.000 mensen, van wie zo’n 13.000 iedere dag bij de acht keukens van het Rode Kruis twee warme maaltijden haalden. Volgens Derk Segaar, het hoofd van van internationale hulp bij het Rode Kruis is het „levensgevaarlijk” in het vluchtelingenkamp en heerst er „hongersnood”.

Afgelopen weekend heeft de paramilitaire groep Rapid Support Forces (RSF) honderden mensen gedood in het vluchtelingenkamp Zamzam en Abu Shorouk, een nabijgelegen stad. Het exacte aantal is niet duidelijk, maar een woordvoerder van de Verenigde Naties (VN) spreekt over 400 doden in een interview met de BBC. Volgens de VN waren tenminste negen humanitaire hulpverleners het slachtoffer. Op zondag liet de RSF weten het vluchtelingenkamp „bevrijd” te hebben. Dit betekent dat het kamp nu in handen is van de paramilitaire groep RSF.

Een woordvoerder van het Rode Kruis liet dinsdagochtend aan NRC weten de keukens zo snel mogelijk weer te willen openen. „We zijn daar niet weg”, aldus de woordvoerder, die benadrukte dat het Rode Kruis ook in het kamp is voor andere zaken zoals medische hulp. Volgens hem maakt het voor het Rode Kruis niet uit wie het vluchtelingenkamp in handen heeft. „Er is geweld en dat betekent dat we even ons werk niet kunnen doen.” Wanneer de keukens weer open kunnen en hoe de huidige situatie nu is, blijft vooralsnog onduidelijk. „Het gebied kampt met veel problemen, waaronder communicatieblackouts”, aldus de woordvoerder.

Lees ook

Opnieuw honderden burgerdoden in een van grootste moordpartijen in Darfur tot nu toe

Een geïmproviseerde bunker die door burgers is gegraven in El-Fasher dient als schuilplaats voor het geweld tussen de paramilitaire Rapid Support Forces (RSF) en het Soedanese leger en geallieerde milities.


Aantal vluchtelingen met betaald werk de laatste jaren toegenomen

Des te langer vluchtelingen met een verblijfsvergunning in Nederland zijn, des te minder zij afhankelijk zijn van een uitkering omdat ze een baan hebben gevonden. Voor deze groep statushouders geldt dat 85 procent in 2014 nog zonder inkomen zat of afhankelijk waren van een uitkering. Bijna tien jaar later, in 2023 had bijna de helft van hen werk als belangrijkste inkomstenbron. Dat blijkt uit dinsdag gepubliceerd onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

Uit de CBS-cijfers, die sinds 2017 zijn verzameld in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken, blijkt verder dat vluchtelingen die recent een verblijfsvergunning ontvingen, sneller aan een baan raakten dan de groep die langer geleden een verblijfsstatus kreeg. Dat betekent dat statushouders dus steeds sneller en makkelijker een baan vinden.

De onderzochte groep bestaat uit 280.000 asielzoekers die een verblijfsvergunning hebben gekregen tussen 2014 en 2024. Het grootste deel van die groep komt uit Syrië (157.000), gevolgd door Eritrea (37.000) en in minder kleine aantallen uit landen als Irak, Jemen, Turkije en Afghanistan. Oekraïense vluchtelingen zijn niet meegenomen in het onderzoek. Oekraïners hebben, in tegenstelling tot bovenstaande groepen, geen werkvergunning nodig en komen daardoor relatief sneller en makkelijker aan een baan.

In Nederland is het zo dat niet-Oekraïense asielzoekers pas mogen werken nadat hun asielprocedure tenminste zes maanden in behandeling is. Werkgevers moeten daarvoor een vergunning aanvragen bij uitkeringsinstantie UWV, wat het voor veel vluchtelingen bemoeilijkt snel aan het werk te raken. Het is niet te verwachten dat die regels snel vereenvoudigd worden: veel rechtse partijen in de Tweede Kamer zijn bang dat het veel extra nieuwe vluchtelingen aantrekt.

Uit een studie van SEO Economisch Onderzoek bleek vorige maand dat als alle asielmigranten onder dezelfde voorwaarden als Oekraïners mogen werken en dus onbelemmerd toegang krijgen tot de arbeidsmarkt, dat de Nederlandse schatkist miljarden extra oplevert. De overheid kan dan besparen op uitkeringen en incasseert tegelijkertijd meer inkomsten uit loonbelasting en btw.

Lees ook

Vrij werken voor asielzoeker levert Nederland volgens nieuwe studie miljarden op

Vluchtelingen bij de bushalte van de pendelbus tussen het asielzoekerscentrum in Ter Apel en station Emmen.


Nergens warmt de aarde zo snel op als in Europa

Europa is het snelst opwarmende continent. Dat blijkt uit de cijfers in de European State of the Climate 2024 dat deze dinsdagochtend is gepubliceerd. Eerder werd 2023 door de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO) al uitgeroepen tot het warmste jaar ooit. Volgens het nieuwe rapport, waarin de Europese klimaatdienst Copernicus en de WMO hebben samengewerkt, lag dat de gemiddelde temperatuur in 2024 opnieuw hoger dan het jaar ervoor. Daarmee zijn de laatste tien jaar de warmste sinds het begin van de metingen.

Tegelijkertijd gaat de uitstoot van broeikasgassen door menselijke activiteiten, de hoofdoorzaak van de opwarming, onverminderd door. Terwijl wereldleiders tien jaar geleden in Parijs hebben afgesproken hun emissies omlaag te brengen werd er in 2024 meer kooldioxide en methaan (de belangrijkste broeikasgassen) uitgestoten dan ooit tevoren, ondanks een lichte daling in Europa.

Natuurbranden

Voor Europa, dat ongeveer twee keer zo snel opwarmt als het mondiale gemiddelde, zijn de gevolgen groot, waarschuwt het rapport: meer hittegolven, meer natuurbranden, een afname van het aantal vorstdagen, langdurige droogte, hoge temperatuur van het zeewater, snel smeltende gletsjers, veranderende neerslagpatronen en een toename van extremen.

Stormen en overstromingen kostten in 2024 aan 335 mensen het leven, aldus het rapport. Daarnaast werden meer dan 400.000 mensen geraakt door de schadelijke gevolgen van deze extreme weersgebeurtenissen. Ook andere weersextremen zorgden voor grote schade. Zo brandde in Portugal in één week maar liefst 110.000 hectare bos af. In heel Europa werden 42.000 mensen geconfronteerd met de gevolgen van natuurbranden.

Veel mensen ondervonden in 2024 de gevolgen van hittestress. Cijfers van het aantal hitte-gerelateerde sterfgevallen zijn er nog niet voor dit jaar, maar ze zullen niet veel afwijken van voorgaande jaren – in 2023 ging het om 47.700 doden, in 2022 om bijna 62.000. Het aantal dagen met hoge (minimaal 32 graden Celsius) en zeer hoge (38 graden) hittestress, evenals het aantal dagen met extreme hittestress (46 graden), lag in 2024 het iets onder 2023.

De hitte was vooral voelbaar in het zuidoosten van Europa, mede doordat het ’s nachts vaak onvoldoende afkoelde. Sommige landen, vooral Griekenland (55 nachten) en Italië (50), telden veel meer tropische nachten dan gewoonlijk.

Veel te natte bodem

In het noordwesten van Europa, ook in Nederland, viel meer neerslag dan gemiddeld. In het oosten en zuidoosten juist veel minder. De hoeveelheid neerslag is bepalend voor de watercyclus en daarmee voor de beschikbaarheid van drinkwater, water voor de voedselproductie en voor transport van goederen over rivieren en kanalen.

Terwijl boeren in Nederland, België en Frankrijk vorig jaar kampten met een veel te natte bodem, zagen boeren in onder meer de Balkan, Griekenland en Oekraïne hun oogsten juist mislukken door droogte.

Toch werd Zuidoost-Europa in september zwaar getroffen door overstromingen. Dat was mede een gevolg van de uitzonderlijk hoge watertemperatuur in de Middellandse Zee (gemiddeld 21,5 graden, opnieuw een record), waardoor er veel water verdampte en er dus veel vocht in de atmosfeer zat.

Op zoek naar schaarse positieve ontwikkelingen, concludeert Copernicus dat 2024 een nieuw record bereikte in duurzame elektriciteit. Niet eerder werd 45 procent van alle elektriciteit opgewekt met waterkracht, zon en wind (overigens voorziet elektriciteit in niet veel meer dan een vijfde van de totale energievraag).

Ondanks die groei was het geen gunstig jaar voor duurzame opwekking. In het westen van Europa bleef de elektriciteit uit zonnepanelen achter bij de verwachting, doordat het aantal zonne-uren lager was dan gemiddeld. In het oosten van Europa werd juist relatief veel zonne-energie opgewekt. In het grootste deel van Europa werd minder windenergie geproduceerd, omdat het niet zo hard waaide als gemiddeld.

Adaptatieplan

Volgens Copernicus en de WMO laten de data zien dat er meer maatregelen nodig zijn tegen klimaatverandering. Steden nemen hierbij het voortouw, constateert het rapport. Zo’n 90 procent van alle adaptatiemaatregelen gebeurt in de stad, vooral op het gebied van hitte en overstromingen. Inmiddels werkt ruim de helft van alle Europese steden aan een serieus adaptatieplan. Het is nog lang niet genoeg, maar wel een verdubbeling ten opzichte van 2018.

En het zal onvoldoende blijven als de uitstoot van broeikasgassen niet snel omlaag gaat. Want „elke extra fractie van een graad temperatuurstijging is van belang, omdat het de risico’s voor ons leven, onze economie en de planeet vergroot”, aldus Celeste Saulo, scretaris-generaal van de WMO.


Huiselijk geweld speelt vaak een rol bij scheidingen. Maar de familierechter neemt veiligheid van vrouwen en kinderen niet goed mee

De statistieken liegen er niet om. Bij ongeveer een op de vijf echtscheidingen speelt huiselijk geweld een rol. Bij complexe vechtscheidingen zelfs in de helft van de zaken. Maar stappen gescheiden ouders de zittingszaal van de familierechter binnen voor een zaak over gezag of omgang met de kinderen, dan lijkt het of huiselijk geweld niet meer bestaat.

Onveiligheid van vrouwen en kinderen speelt namelijk vaak geen rol als de rechter zich buigt over zorg, gezag en omgang, zo blijkt uit een onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut naar huiselijk geweld in familierechtelijke procedures dat deze dinsdag verschijnt. „Het is verre van vanzelfsprekend om huiselijk geweld mee te wegen omdat in het familierecht vooral het frame van gelijkwaardigheid overheerst, omdat beide ouders evenveel recht hebben op contact met het kind en omdat naar de toekomst wordt gekeken”, vertelt onderzoeker Katinka Lünnemann.

Het onderzoek dat Verwey-Jonker op initiatief van Vrouw en Recht en branchevereniging Valente uitvoerde, vond plaats onder 127 advocaten. Ook werden gesprekken gevoerd met rechters en medewerkers van de Raad voor de Kinderbescherming, Veilig Thuis en de vrouwenopvang.

Wat is de belangrijkste reden dat huiselijk geweld en de impact vaak niet worden meegewogen bij familierechtszaken?

„In de wet is vastgelegd dat na scheiding sprake moet zijn van gelijkwaardig ouderschap. Idealistische ouders die in de jaren negentig uit elkaar groeiden maar na scheiding wel co-ouder wilden zijn, hebben dit uitgangspunt bevochten.

„Dat huiselijk geweld niet wordt meegewogen is omdat het bij zorg, omgang en gezag gaat om het belang van het kind en het recht op omgang. Onveiligheid is niet het juridische probleem waarmee het familierecht zich bezighoudt. Daar wordt huiselijk geweld gezien als iets wat bij de strafrechter thuishoort.”

Waarom doet huiselijk geweld nog ter zake als ouders al uit elkaar zijn?

„Het punt is dat uitgezocht moet worden welk geweldspatroon aanwezig was. Als er huiselijk geweld is geweest, wil dat niet automatisch zeggen dat de pleger zijn kind niet meer mag zien. Uit onderzoek blijkt dat als sprake was van agressie tijdens de relatie, een nieuw evenwicht kan worden gevonden nadat de ergste spanning is verminderd. Dan kan ook tot een goede omgangsregeling gekomen worden.

„Maar er moet wel achterhaald worden of het echt veilig is bij beide ouders. Daarvoor moet inzicht komen in de geweldsdynamiek en of die zich doorzet. Als namelijk sprake is van een patroon van dwang, controle en intieme terreur, dan is de kans groot dat het geweldspatroon na de scheiding wordt voortgezet.

„Daarbij is het ook belangrijk aandacht te hebben voor opvoedvaardigheden. Agressieve of controlerende ouders nemen hun eigen behoeften als uitgangspunt, niet die van de kinderen.

„Er zou dus vanaf het begin veel meer gekeken moeten worden naar wat in het belang is van het kind. Dan kan van daaruit een omgangsregeling gemaakt worden.”

Hoe belangrijk is het voor een kind om bij beide ouders op te groeien?

„Omgang met beide ouders is voor het kind het beste, als beide ouders goede opvoeders zijn. Er is veel onderzoek dat aantoont dat het schadelijk is voor een kind als die een van de ouders niet mag zien. Maar als sprake is van onveiligheid bij een van de ouders is het een ander verhaal. Het is voor het kind dan beter om bij de veilige, affectieve ouder op te groeien in plaats van gedwongen te worden contact te hebben met die andere ouder bij wie het niet veilig is.”

Advocaten geven in uw onderzoek aan dat zij huiselijk geweld niet altijd bij de rechter ter sprake brengen omdat het de positie van hun cliënt zou verslechteren. Hoe dan?

„Als een advocaat benoemt dat sprake is van huiselijk geweld, is de kans bijvoorbeeld groot dat de cliënt als niet-meewerkende ouder wordt bestempeld. Hoewel er absoluut rechters zijn die huiselijk geweld serieus nemen, is dat niet vanzelfsprekend. Aandacht vragen voor (aanhoudend) huiselijk geweld kan door rechters worden gelabeld als niet-constructief, sfeer bedervend en diskwalificerend gedrag. Advocaten geven ook aan dat ze het niet melden omdat het kan worden gezien als een valse beschuldiging.”

Valse beschuldigingen liggen in dit soort gevoelige zaken natuurlijk wel op de loer. Hoe voorkom je die?

„Door zoiets goed uit te zoeken, in plaats van de houding aannemen: ‘waar twee vechten, hebben twee schuld’ en ‘het is ons te ingewikkeld, dus we doen of het niet bestaat’. Er zijn nu te veel kinderen die naar een vader of moeder toe moeten terwijl er geen voldoende veilige en affectieve situatie is. Zij raken daar diep ongelukkig en getraumatiseerd van. Dat moeten we echt zien te voorkomen.”

Kan dat wel goed worden uitgezocht? Een belangrijke uitkomst van het onderzoek luidt dat er te weinig kennis is bij betrokken professionals.

„Er komt inderdaad uit het onderzoek naar voren dat rechters en advocaten, maar ook medewerkers van de Raad voor de kinderbescherming of mediators, te weinig kennis hebben van huiselijk geweld en de verschillende geweldspatronen. Bij opleidingen wordt er nauwelijks aandacht aan besteed.”

Waarom?

„Daar krijg ik mijn vinger ook niet achter. Desondanks zijn er zijn zeker mogelijkheden om het goed uit te zoeken en er kan veel meer dan nu gebeurt.”

Wat zou er op korte termijn verbeterd kunnen worden?

„Onze aanbevelingen zijn tweeërlei. Wij pleiten ervoor dat alle juridische professionals en bepaalde hulpverleners, zoals mediators, worden geschoold op het thema ‘huiselijk geweld’. Daarnaast zou er een beter toetsingskader ingevoerd moeten worden, waardoor rechters verplicht worden huiselijk geweld expliciet mee te wegen in hun beslissingen.”

Lees ook

Rechtszaken over echtscheiding onvoldoende kindvriendelijk. ‘Jij hebt gekozen dat je die weekends niet bij mij wilt zijn, dus dan gebeurt dat ook niet’

De rechtbank Noord-Nederland in Groningen.


Omstreden grondwetswijziging in Hongarije aangenomen, overheid mag lhbti-evenementen verbieden

Het Hongaarse parlement heeft maandag een controversiële grondwetswijziging aangenomen die de regering onder meer toestaat lhbti-evenementen te verbieden. Het amendement werd aangenomen met een meerderheid van 140 stemmen voor tegenover 20 stemmen tegen. Met de wetswijziging worden de rechten van de lhbti-gemeenschap in de EU-lidstaat nog verder ingeperkt.

De wetswijziging komt niet uit de lucht vallen. In februari deed de Kremlin-gezinde premier van Hongarije Viktor Orbán de aankondiging dat hij voor het Paasweekend af zou hebben afgerekend met de „liberale netwerken” in zijn land.

Een maand geleden werd het anti-lhbti-amendement ingediend door Fidesz, de partij van premier Orbán, en versneld door de parlementaire machine gehaald. Vanwege de grote meerderheid van de rechts-populistische partij en de christelijke coalitiepartij KDNP in het Hongaarse parlement, was het aannemelijk dat de wetswijziging inderdaad zou worden doorgevoerd.

Afschrikmiddel

De wijziging verankert de erkenning van slechts twee geslachten (m/v), wat een grondwettelijke basis biedt voor het ontkennen van de genderidentiteit van sommige non-binaire burgers in Hongarije. Daarnaast maakt het de weg vrij voor autoriteiten om gezichtsherkenningssoftware te gebruiken om deelnemers van de Pride te identificeren, en mogelijk te beboeten.

Eind vorige maand verbood het parlement al de Budapest Pride. De dertigste editie van de Pride-mars trekt jaarlijks tienduizenden bezoekers. Ten tijde dat het wetsvoorstel ingediend werd, lieten de organisatoren al weten de mars alsnog door te laten gaan. De oppositiepartij Momentum stelt maandag dat de wetswijziging zal worden ingezet als ‘afschrikmiddel’ voor mensen om deel te nemen aan de mars.

Lees ook

Verbod op Budapest Pride, juist nu Hongaarse economie slecht draait: ‘Niet voor het eerst probeert Orbán de aandacht af te leiden’

Leden van de liberale partij Momentum protesteren met gekleurde rook tijdens de stemming over het Pride-verbod in het Hongaarse parlement, 18 maart.

Niet alleen de lhbti-gemeenschap zal de gevolgen van de nieuwe wet voelen. De Hongaarse regering krijgt met het doorvoeren van het amendement ook de bevoegdheid het staatsburgerschap van Hongaarse burgers met een dubbele nationaliteit „die een bedreiging vormen voor de veiligheid of soevereiniteit van het land” op te schorten.

Weerstand

Het voorstel leidde de afgelopen weken tot grote weerstand. Hongaren gingen massaal de straat op om tegen de ‘ontmanteling van de democratie’ te protesteren. Ook gaven 22 Europese ambassades in Hongarije, waaronder die van het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland, een gezamenlijke verklaring uit waarin ze zeiden zeer bezorgd te zijn dat de wetgeving zou leiden tot „beperkingen op het recht op vreedzame vergadering en de vrijheid van meningsuiting”.

Al eerder voerde Orbán’s partij meerdere wetten in die de rechten van de lhbti-gemeenschap inperken. Zo werden in 2021 onder meer lesmateriaal en advertenties verboden die seks met iemand van hetzelfde geslacht onder kinderen ‘populariseren’, of waarin homoseksualiteit wordt getoond of iemands genderidentiteit wordt bevestigd.

Lees ook

Het kabinet is te stil over Hongarije, en dus over de rechtsstaat

Het kabinet is te stil over Hongarije, en dus over de rechtsstaat


Er moet een Nationale Investeringsbank komen, zeggen deze prominenten. Had Nederland die niet ooit al? En vier andere vragen

Hoe is meer financiering vrij te maken voor het Nederlandse bedrijfsleven? Voor investeringen in de energietransitie en de uitbreiding van de Nederlandse defensie-industrie? Als het aan een groep van 51 prominenten uit dat bedrijfsleven en de economische wetenschap ligt, is het antwoord: door een Nationale Investeringsbank (NIB) op te richten.

Onder het plan dat afgelopen weken is verspreid onder ministeries en Kamerleden, staan de namen van onder meer Constantijn van Oranje, oud-minister Neelie Kroes en ondernemers Michiel Muller (Picnic) en Ali Niknam (Bunq). Volgens de ondertekenaars heeft Nederland zonder NIB geen „krachtig overheidsvehikel” voor bedrijfsfinanciering, onder meer dus voor de energietransitie en scale-ups in bijvoorbeeld AI. Zonder heeft Nederland bovendien geen goede gesprekspartner voor de Europese Investeringsbank die een steeds grotere rol krijgt in de verdeling van gelden. En Duitsland en Frankrijk hebben wél een nationale investeringsbank.

1. Wat is een nationale investeringsbank?

Dat is een bank die zich in opdracht van de overheid richt op de financiering van bedrijven. Zo’n bank krijgt kapitaal van de overheid en kan daarmee op de financiële markten geld ophalen bij beleggers. Het huidige plan voorziet met 10 tot 12 miljard euro aan overheidskapitaal 100 miljard euro aan financieringsruimte.

Die ruimte kan worden gebruikt om leningen aan te gaan of aandelen te kopen. Daarbij gaat het in principe om aandelen van bedrijven met net wat meer risico dan een commerciële bank aandurft – omdat bijvoorbeeld een techniek nog niet is bewezen. Of om voor Nederland essentiële activiteiten – denk aan defensie. Kan een bedrijf op eigen benen staan, dan moeten normale banken de financiering weer overnemen. „Doel is het ondervangen en zo mogelijk oplossen van marktfalen”, zo staat in de notitie.

2. Had Nederland niet eerder een investeringsbank?

Ja: de Nationale Investeringsbank. Die werd als Herstelbank opgericht na de Tweede Wereldoorlog om de wederopbouw van de economie te stimuleren. Dan had je ook nog de Maatschappij voor industriële projecten (Mip). Die werd in de jaren tachtig opgericht om nieuwe industriële projecten van de grond te krijgen. Een durfinvesteerder eigenlijk.

Beide instellingen werden geheel geprivatiseerd in de jaren negentig, omdat overheidsbemoeienis met de financiële sector niet meer nodig werd geacht. De Nationale Investeringsbank is nu als NIBC een hypotheekbank. De Mip is rond 2003 omgevormd tot private-equityfirma Alpinvest. Beide partijen zijn nu in Amerikaanse handen.

Er zijn nog wel zakelijke overheidsfinanciers. Zo zijn er negen regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) die als een soort overheidsinvesteringsbanken fungeren. Verder is daar ook nog de FMO, een investeringsbank die zich richt op ontwikkelingslanden en -thema’s.

3. Is deze wederopstanding een nieuw idee?

Nee, zeker niet. Zo is na de kredietcrisis en Europese schuldencrisis meermaals voor heroprichting van een nationale investeringsbank gepleit. Een van de huidige ondertekenaars, voormalig topambtenaar Jeroen Kremers, schreef in 2016 in opdracht van een andere ondertekenaar, toenmalig minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem, een plan. Daaruit ontstonden Invest-NL en Invest-International, maar die fondsen kunnen niet zelf geld ophalen en hebben daardoor niet de schaal die een NIB kan hebben.

Een paar jaar geleden pleitte de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid ook voor een NIB en begin dit jaar begon Theo Henrar, voorman van industriebranchevereniging FME, erover in een interview met NRC. Naar aanleiding van dat laatste gesprek is het initiatief genomen tot de notitie van zes A4’tjes.

Modellen van ammunitie bij een stand op de defensiebeurs NEDS.
Foto Ruchama van der Tas

4. Waarom een nieuwe poging?

De initiatiefnemers denken dat er momentum is. Heel praktisch gezien wordt momenteel onderzocht of Invest-NL en Invest-International moeten worden samengevoegd – als die twee omgevormd worden tot een NIB, zou die laatste meteen startkapitaal hebben, zo licht voormalig topambtenaar Kremers via de telefoon toe.

Nog veel belangrijker is het geopolitieke momentum. In Europa en Nederland lijken bestuurders de noodzaak van investeringen in de eigen economie en industrie eindelijk in te zien, door de strapatsen van de Amerikaanse president Donald Trump en de noodzaak om de Europese te versterken, in verband met de oorlog in Oekraïne. In het rapport-Draghi over hoe het Europese groeivermogen aan te jagen, wordt ook meermaals een grote rol toebedeeld aan national promotional banks.

5. Hoeveel kans van slagen heeft dit?

Allereerst is politieke wil vereist. Dat is nog onduidelijk: het ministerie van Financiën laat vooralsnog alleen weten de brief te bestuderen.

Mocht de nieuwe Nationale Investeringsbank er komen, dan is de vraag of die zodanig wordt ingericht dat deze op lange termijn bestaansrecht heeft: een volgend kabinet moet de bank niet meteen weer de nek om kunnen draaien, zoals bijvoorbeeld met het Groeifonds is gedaan. In de notitie staat daarom dat de bank een „professioneel geleide, privaatrechtelijke financiële groep” moet worden „met een onafhankelijk statuut en mandaat”. Als externe financiers daar geen vertrouwen in hebben, zullen ze geen hefboom verschaffen boven op het door de overheid verstrekte kapitaal. Dan blijft de NIB tandeloos.

Hoogleraar financiële markten Arnoud Boot (UvA), die meeschreef aan het WRR-rapport, deelt de noodzaak, maar denkt niet dat de overheid dit eigenhandig voor elkaar krijgt. Hij pleit voor betrokkenheid van private investeerders als mede-aandeelhouders in de bank. „De zakelijkheid moet geborgen zijn, omdat je de wispelturigheid van de overheid voor moet blijven. Private bemoeienis kan voor consistenter beleid zorgen dan de huidige politiek.”

Hoofdeconoom van PwC en hoogleraar toegepaste economie (UvA) Barbara Baarsma is het daarmee eens. Ze heeft wel hoop dat dit plan slaagt. „Alle politieke partijen hebben door dat Nederland vastloopt. Met zo’n bank kunnen we een stap maken – ook omdat die anders dan de politici van nu een veel langere horizon kan aanhouden.”

Lees ook

Europese Commissie komt met herbewapeningsplan voor 800 miljard, inclusief politiek gevoelige gezamenlijke leningen

Voorzitter Ursula von der Leyen van de Europese Commissie vlak voor de presentatie van het financiële plan voor hogere defensieuitgaven.