‘Vrouwen zijn van nature kwaadaardig.’ ‘Ze vraagt erom als ze zich zo kleedt.’ ‘Vrouwen hebben de werkelijke macht, het zijn de mannen die onderdrukt worden.’ ‘Zij is zo’n dramaqueen.’
Op de tafels in een buurtcentrum van Birmingham liggen briefjes met vrouwonvriendelijke citaten. In tweetallen denken de deelnemers van deze cursus over de ‘manosphere’ na over een goede reactie. Benoem welke vrouwonvriendelijke stereotypen hier langskomen, zegt de één. Probeer uit te vinden waar iemand deze ideeën vandaan haalt, zegt een ander.
Inderdaad, zegt begeleider Michelle Diaz: „Het is belangrijk dat je ingaat op dit soort opmerkingen en ze niet laat passeren. Ga erover in gesprek.” Een open houding is cruciaal, waarschuwt ze. Benoemen dat zulke ideeën een uiting zijn van vrouwonvriendelijkheid is juist weer onhandig. „Dan duw je jongens of jonge mannen misschien van je weg. Ze worden bevestigd in hun beeld dat de mening van mannen in de samenleving wordt onderdrukt.”
Aan de ronde tafels, vol flesjes water en kartonnen bekers thee en koffie, volgen ongeveer twintig docenten, jeugdzorgwerkers en begeleiders uit de verslavingszorg vandaag een cursus over de manosphere, de online wereld waarin mannen, vaak heteroseksueel en overwegend wit, ideeën over hun rol in de samenleving opdoen.
Deze cursus wordt aangeboden door een lokale niet-gouvernementele organisatie die zich inzet voor slachtoffers van seksueel geweld, het Rape & Sexual Violence Project (RSVP). Maar in het Verenigd Koninkrijk bestaan tal van dit soort trainingen. Soms zijn het online informatiesessies van een paar uur, soms workshops van een volle dag.
De Britse regering vindt de ontwikkelingen rond de controversiële manosphere en de ‘ultieme mannelijkheid’ die daarin wordt aangeprezen zorgelijk. Vaak wordt een verband gelegd met de stijging van steek-incidenten en ander geweld onder jonge mannen in het VK, hoewel dat wetenschappelijk – nog – niet vast staat. Eind vorig jaar kondigde regeringspartij Labour beleid aan om de mentale gezondheid van mannen te verbeteren. „Het kan moeilijk zijn om een jonge man te zijn in de huidige samenleving”, zei minister van Volksgezondheid Wes Streeting toen.
Dit voorjaar vestigde ook premier Keir Starmer de aandacht op de manosphere nadat hij de Netflix-serie Adolescence had gekeken met zijn puberkinderen. „Die kwam hard bij me binnen”, zei hij. In de serie steekt een Britse jongen van dertien, onder invloed van online vrouwenhaat, een meisje van zijn school neer nadat ze hem heeft afgewezen. Netflix stelde de serie eerst gratis ter beschikking aan Britse scholen, kort daarna gebeurde dat ook in Nederland.
Het is waarschijnlijker dat deze mannen zichzelf iets aandoen, dan dat ze zich tegen anderen zouden richten
Chad, Stacy en Becky
In het cursuszaaltje weten de meeste deelnemers aan het begin van de dag vrij weinig van de manosphere. Ze hebben geen idee van alle codetaal die in online mannengemeenschappen rondgaat. Trainer Michelle Diaz van RSVP geeft uitleg. Zo is een Chad een bijnaam voor het prototype knappe man waar alle vrouwen voor vallen. Stacy is zijn aantrekkelijke vrouwelijke tegenhanger. En een Becky is juist een gemiddelde, weinig bijzondere vrouw. Diaz vertelt dat er allerlei subgroepen in de mannengemeenschappen bestaan, van pick up artists die tips geven over hoe je vrouwen in bed krijgt tot truecels, mannen die nog nooit op wat voor manier dan ook intiem zijn geweest met een vrouw.
De truecels vormen een subgroep van de incels, de involuntary celibates. Deze mannen zijn onvrijwillig celibatair, voelen zich daar gefrustreerd over en zien zich als slachtoffer van de hoge verwachtingen die vrouwen van mannen zouden hebben. Na de presentatie van Diaz schrijven de cursisten in groepjes op grote vellen papier de trefwoorden die ze met een incel associëren: incels zijn eenzaam. Onzeker. Witte arbeidersklasse. Beïnvloedbaar. Teruggetrokken. Hebben geen positieve rolmodellen.
Het grootste probleem voor de samenleving, zegt Michelle Diaz, vormt niet het geweld dat wordt gepleegd door mannen die zijn beïnvloed door vrouwonvriendelijke online informatie. Het zijn de mentale problemen waar die mannen mee zitten. „Het is waarschijnlijker dat zij zichzelf iets aandoen, dan dat ze zich tegen anderen zouden richten.”
Ze loopt een lijstje af met individuen die vrouwen en meisjes geweld aandeden, nadat ze online waren beïnvloed. Maar daarna haalt ze onderzoek aan naar de leefwereld van meer dan 550 incels in de VS en het VK dat die risico’s op gewelddadige ontsporing juist relativeert. Bijna de helft van de incels voelt zich eenzaam en 43 procent voldoet aan de criteria voor een depressie. Maar een grote meerderheid van hen vindt geweld – gericht tegen degenen die incels onrecht zouden aandoen, in hun ogen – zelden of nooit gerechtvaardigd.

Workshop tegen vrouwenhaat in Londen in 2023, op een opleiding met alleen jongens.
Foto Mary Turner/ ANP, The New York Times
Als deze jongens en mannen zo onschuldig zijn, vraagt een van de cursisten, waarom neemt het geweld tegen vrouwen en meisjes in het VK dan toe? „Vrouwenhaat is niet voorbehouden aan incels, misogynie zit diep ingebakken in onze cultuur”, antwoordt Diaz. „We hebben een bredere aanpak nodig, waarbij op institutioneel niveau wordt gekeken naar de risico’s op intimidatie en geweld.” Eén op de twaalf vrouwen of meisjes in Engeland en Wales heeft te maken met seksuele intimidatie, aanranding of huiselijk geweld. Het aantal meldingen bij de politie steeg de afgelopen jaren met 37 procent.
Jongeren zijn preutser
Omdat het probleem zo breed is, denkt Diaz dat het in de klas samen kijken naar Adolescence en daarna in gesprek gaan met leerlingen over de manosphere weinig zal helpen. Liever zou ze zien dat scholen meer doen aan de persoonlijke en seksuele ontwikkeling van hun leerlingen en dat ook onderwerpen als rolpatronen, consent en verwachtingen over seks aan bod komen. Seksuele voorlichting is wel verplicht in het VK, maar er bestaan geen landelijke richtlijnen over de inhoud van de lessen. Diaz: „Sommige scholen pakken het grondig aan, anderen doen alleen het absolute minimum.”
Vaak zijn signalen dat jongeren ideeën uit de manosphere oppikken subtiel van aard. Eén van de deelnemers aan de cursus is docent Deborah Thomas, zij geeft seksuele voorlichting op scholen in Solihull, een voorstad van Birmingham. Laatst bespraken ze in de klas negatieve uitdrukkingen rond sekse en identiteit. „Een leerling van een jaar of dertien zei dat hij het woord ‘feminisme’ vervelend vond. Feministen zijn mannenhaters, dacht hij. Wat bleek? Zijn oudere broers keken online naar mannelijke influencers die dat soort dingen zeiden.” Die influencers zetten feminisme vaak neer als gevaarlijk en vrouwen als manipulatief.
Deborah Thomas geeft al dertig jaar les en zij zag de manier waarop jongeren zich gedragen veranderen. „In de jaren negentig spraken we open over de verhoudingen tussen mannen en vrouwen, over hoe een gezonde relatie eruit ziet.” Langzaam werden die gesprekken minder vrij, preutser, merkte ze. „Die beweging is al jarenlang gaande.”
Ook de naam van de Brits-Amerikaanse Andrew Tate, een van de invloedrijkste figuren in de manosphere, hoort zij al jarenlang langskomen. Veel langer dan hij bijvoorbeeld in Nederland bekend is. Tate deed in 2016 in het VK mee aan realityprogramma Big Brother, maar werd daar na een paar dagen uit gezet. Hij zou tijdens de opnames een vrouw hebben geslagen, maar volgens de producers van het programma had hun besluit te maken met politieonderzoek naar ander crimineel gedrag van Tate.
De afgelopen jaren moesten in het VK veel gemeenten bezuinigen en sloten ze hun jongerenclubs voor na schooltijd. Het leverde in buurten waar dat gebeurde, een groter risico op voor criminaliteit onder jongeren. En de coronacrisis had een grote negatieve invloed, zegt Thomas: „Ineens zaten al die leerlingen alleen thuis, met wie weet wat voor chatvensters geopend op hun laptop.” Het aantal jongeren met mentale problemen nam toe, de wachtlijsten voor psychische gezondheidszorg werden langer. Deze factoren samen zorgden er volgens haar voor dat jongeren zich verder konden afsluiten. En dat ouders en leraren minder grip kregen op wat hen bezighield.
‘Wat weet jij daarvan’, zeiden ze dan en wilden liever een mannelijke collega spreken. Of ze noemden me een bimbo, omdat ik blond ben
Anti-mannenretoriek
Over dat gebrek aan voorzieningen voor jongeren kan psycholoog Will Adolphy, hij komt uit het zuiden van Engeland, meepraten. Hij is nu 31 jaar en precies in zijn puberjaren werden die jongerenclubs wegbezuinigd. „Er was niks voor ons. Alleen leerlingen die fanatiek aan rugby of voetbal deden, hadden na school iets te doen. Zij hadden de structuur van hun trainingen.” Maar dat gold niet voor Adolphy, dus hij en zijn vrienden zaten hele middagen te gamen. Hij raakte eraan verslaafd, later kwamen daar het kijken van pornografie en gebruik van drank en softdrugs bij.
Als twintiger raakte Adolphy verzeild in de manosphere. „Een van de influencers was als een vaderfiguur voor me. Als hij sprak, raakte hij me diep. Ik dacht niet kritisch na en nam alles aan wat hij zei.” Hij begon te geloven dat de samenleving erop was ingericht om mannen tegen te werken. Overal zag hij anti-mannenretoriek. Een psychische inzinking, therapie en gesprekken met zijn broer brachten hem op andere gedachten.
Nu is Adolphy directeur van M-Path, een groep mannelijke psychologen en coaches die programma’s ontwikkelt om jongens en mannen te helpen met hun geestelijk welzijn. Ze bieden workshops aan voor bedrijven en scholen en onlangs heeft Adolphy informatie aangeleverd voor de strategie rond mannelijke mentale gezondheid van de Britse regering. „Als de echte wereld jongens en mannen zou bieden wat ze nodig hebben, een gevoel van gemeenschap, zou die online samenleving veel minder aantrekkelijk voor hen zijn”, zegt hij.
Adolphy hoort vaak van jongens dat ze zich niet thuis voelen op school en dat begrijpt hij wel. „Er werken vooral vrouwelijke docenten, die meestal politiek links georiënteerd zijn. Online gaat het narratief rond dat ‘de linkse wereld’ mannen afwijst en hun problemen niet serieus neemt. En dus sluiten die jongens zich af op school.” Omgekeerd hoort hij van vrouwen die lesgeven dat zij het gevoel hebben dat jongens op hen neerkijken en dat mannelijke leerlingen hen niet vertrouwen.
Het lastige is dat tussen mannen en vrouwen soms weinig ruimte voor elkaars gedachtegoed bestaat, zegt Adolphy. Als voorbeeld geeft hij de discussie over inkomensverschillen tussen mannen en vrouwen. In het VK blijken jonge vrouwen, van tussen de 18 en 21 jaar, méér te verdienen dan mannen van hun leeftijd. „Als ik dat opbreng, krijg ik een defensieve reactie. ‘Dat kan niet wáár zijn.’ Maar die data bestaan, en we zouden een open discussie moeten voeren over de achtergronden van die trend, zonder vrouwen en mannen tegen elkaar uit te willen spelen.” Uit onderzoek blijkt ook dat Britse jongemannen veel vaker dan jonge vrouwen, ongeveer vijf keer zo vaak, geen baan hebben of opleiding volgen.
Gemarginaliseerd
Voor Shelby Swingle vallen na de cursus in Birmingham veel opmerkingen die ze de afgelopen jaren kreeg van mannelijke studenten op hun plek. „Het leken kleine dingen en ze kwamen van jongens met wie ik een paar jaar geleden een prima band had. ‘Wat weet jij daarvan’, zeiden ze dan en ze wilden ineens liever een mannelijke collega spreken. Of ze noemden me een bimbo, omdat ik blond ben.”
Swingle is welzijnscoördinator bij de Universiteit van Birmingham en haar team helpt bij van alles: van het bemiddelen bij ruzies over wie het vuilnis buitenzet bij de studentenhuizen op de campus, tot het bijstaan van studenten met suïcidale gedachten.
Een probleem is bij haar team inderdaad dat het uit veel meer vrouwen dan mannen bestaat. „We zouden meer mannelijke rolmodellen moeten hebben, die laten zien dat het normaal is om over je gevoelens te praten.” Ze ziet ook dat mannelijke studenten veel minder snel bij hun open spreekuur binnenlopen dan vrouwen.
Deze cursus heeft haar laten inzien dat jonge mannen zich gemarginaliseerd kunnen voelen, zegt Swingle. En dat ze dáár het gesprek over moet aangaan. Ze heeft een paar jongens in haar hoofd die ze in de gaten wil houden. „Laatst hoorde ik iemand zeggen: ‘hij is een echte bèta’. Ik had geen idee wat hij bedoelde.” Alfa’s zijn in manosphere-taal slim, gespierd en uitgesproken masculien. Bèta’s zijn juist het tegenovergestelde: timide, zwak en onaantrekkelijk. Swingle: „Als ik zoiets nu zou horen, zou ik voorzichtig polsen of ze zich misschien als incel identificeren.”
